In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord. Verzoekster, die in financiële problemen verkeert, heeft op 13 mei 2024 een verzoek ingediend voor een schuldsaneringsregeling en heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers. Deze regeling houdt in dat zij 2,13% aan de preferente schuldeisers en 1,06% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Van de 37 schuldeisers hebben 34 ingestemd met de regeling, maar Esso Oost, Esso Wateringen en Total hebben geweigerd in te stemmen, met als argument dat acceptatie van de regeling in strijd zou zijn met hun veiligheidsbeleid en dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan.
De rechtbank heeft de belangen van de schuldeisers afgewogen tegen die van verzoekster. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Esso Oost, Esso Wateringen en Total slechts 0,5% van de totale schuldenlast uitmaken en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet in staat is om meer te betalen en dat de aangeboden regeling het uiterste is wat zij kan bieden. Bovendien is de regeling goed gedocumenteerd en getoetst door een deskundige partij, de Kredietbank Rotterdam.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om het verzoek van verzoekster toe te wijzen en Esso Oost, Esso Wateringen en Total te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. De kosten van de procedure zijn begroot op nihil, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft ook het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat er nu een gedwongen schuldregeling is afgekondigd die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.