In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoekster heeft op 19 april 2024 een verzoek ingediend om een dwangakkoord aan te bieden aan haar schuldeisers, waarbij zij een betaling van 0,02% aan de preferente schuldeisers en 0,01% aan de concurrente schuldeisers heeft voorgesteld. De totale schuldenlast bedraagt € 15.240,06, en verzoekster heeft aangegeven dat zij momenteel geen afloscapaciteit heeft, maar verwacht in de toekomst meer inkomsten te genereren door een werk-leertraject.
Tijdens de zitting op 17 juli 2024 hebben de schuldeisers Medical Factoring en Esso, die samen 6,2% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, aangegeven niet in te stemmen met het aangeboden akkoord. Zij hebben betoogd dat de schuld van verzoekster aan Esso niet te goeder trouw is ontstaan en dat het aanbod niet het maximaal haalbare is. De rechtbank heeft de belangen van de weigerende schuldeisers afgewogen tegen die van verzoekster en de overige schuldeisers.
De rechtbank concludeert dat het aanbod van verzoekster niet het maximaal haalbare is, gezien haar mogelijkheden om fulltime te werken en de matige documentatie van de VTLB-berekening. De rechtbank wijst het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af, omdat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.