ECLI:NL:RBROT:2024:7138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
FT RK 24/159 en FT RK 24/160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering wegens onvoldoende goede trouw en niet nakomen van verplichtingen

In deze zaak hebben verzoekers op 6 maart 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 zijn verzoekers en hun beschermingsbewindvoerder M. van den Berg gehoord. Verzoeker ontvangt een ziektewet-uitkering en verzoekster een bijstandsuitkering. Het geregistreerd partnerschap van verzoekers is op 11 februari 2021 aangegaan en hun totale schuldenlast bedraagt € 79.861,75. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot schuldsanering niet kan worden toegewezen, omdat verzoekers niet te goeder trouw zijn geweest in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek. De rechtbank wijst op de aanzienlijke schuldenlast, waarvan een groot deel meer dan drie jaar geleden is ontstaan, maar ook recente schulden die niet noodzakelijk waren. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet voldoende hebben aangetoond dat zij zich zullen inspannen om hun verplichtingen na te komen en dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij niet in staat is om betaald werk te verrichten. De rechtbank wijst het verzoek af, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 24 mei 2024
[verzoeker] en [verzoekster],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 6 maart 2024 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoekers en hun beschermingsbewindvoerder M. van den Berg van Zonder Zorgen advies zijn gehoord ter zitting van 17 mei 2024.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit een ziektewet-uitkering en verzoekster ontvangt inkomsten uit een bijstandsuitkering. Verzoekers zijn op 11 februari 2021 een geregistreerd partnerschap aangegaan. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 79.861,75.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
Goede trouw
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoekers hebben een forse schuldenlast, van bijna € 80.000, aan ongeveer 50 schuldeisers. Het grootste deel van deze schulden is meer dan drie jaar geleden ontstaan. Maar (ook) in de afgelopen drie jaar zijn nog veel schulden gemaakt. Het gaat enerzijds om zogenaamde overbestedingsschulden, en anderzijds om achterstanden in de vaste lasten. Schulden in de vaste lasten uit de afgelopen drie jaar zijn onder meer de schulden aan Engie, Tele2, ANWB, T-Mobile, Oasen, KPN, FBTO, Univé, Frank Energie, CAK (zorgpremie) en Gemeentebelastingen. De schulden in de vaste lasten over de afgelopen drie jaar bedragen bijna € 11.000. Verder zijn bij verzoekers in de afgelopen drie jaar, toen zij dus al een forse schuldenlast hadden en ook grote achterstanden hadden in de vaste lasten, ook nog zogenaamde overbestedingsschulden ontstaan. Onder overbestedingsschulden verstaat de rechtbank schulden waarvan het aangaan niet strikt noodzakelijk was en waarvan verzoekers op het moment van aangaan – zeker gelet op de toen al grote schuldenlast – wisten of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij niet in staat zouden zijn om deze te betalen. Het betreft hier onder andere een schuld aan Pathe Theatres B.V. van € 69,00, ontstaan op 8 augustus 2022, en schulden aan Bol.com van € 507,81, ontstaan op 1 maart 2022 en van € 519,47, ontstaan op 10 mei 2023. Ook de schulden aan Cashcontrol en PayPal zijn overbestedingsschulden. Deze schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan en staan aan toelating in de weg.
Daarnaast heeft verzoeker schulden bij het CJIB van in totaal € 2.455,00. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat deze schulden betrekking hebben op verkeersboetes wegens te hard rijden, ontstaan in 2021 en 2022. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan.
Onvoldoende voor toepassing hardheidsclausule
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden. De rechtbank merkt op dat het een goede ontwikkeling is dat verzoekers onder beschermingsbewind staan en geen nieuwe schulden maken. Verzoekers zijn aldus op de goede weg. Dat is echter pas betrekkelijk kort het geval en mede gelet op de totale hoogte van de schulden onvoldoende om al op dit moment een toelating tot de schuldsaneringsregeling te rechtvaardigen. De rechtbank acht hierbij van belang dat, zoals hiervoor aan de orde kwam, de schuldensituatie bij verzoekers al betrekkelijk lang bestaat en verzoekers daarbij ook nog in de afgelopen drie jaar de schulden behoorlijk hebben laten oplopen. Daar komt ten aanzien van verzoekster nog bij dat zij zich tot nu toe niet heeft ingespannen om haar over de afgelopen jaren opgebouwde schulden af te lossen. Zoals hierna aan de orde zal komen is ten aanzien van verzoekster niet gebleken dat zij niet in staat is om betaald werk te verrichten, zodat van haar verwacht had mogen worden dat zij zich zou inspannen om betaald werk te vinden en aldus een begin te maken met het aflossen van de schulden. Dat heeft zij niet gedaan.
Verplichtingen
Naast de goede trouw moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekers de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval ten aanzien van verzoekster niet aannemelijk is. Dat verzoekster de inspanningsverplichting naar behoren na zal komen is niet voldoende aannemelijk gemaakt. Verzoeker is arbeidsongeschikt waardoor deze verplichting voor hem voorlopig niet zal gelden. Ter zitting heeft verzoeker verklaard over dat zijn verwachting is over een jaar te kunnen starten met werken. Verzoekster werkt tot op heden niet en heeft, ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van hun verzoek, geen sollicitaties overgelegd. Hierdoor is het onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekster zich tijdens de schuldsaneringsregeling zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024. [1]