ECLI:NL:RBROT:2024:7147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
11150291 VV EXPL 24-297
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na explosies en criminele activiteiten van de zoon van de huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde huurder. De eiser, Hef Wonen, vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat deze zich niet als een goed huurder had gedragen. De gedaagde had haar meerderjarige zoon, die bekend stond om zijn criminele activiteiten, niet uit de woning geweerd, ondanks dat er meerdere explosies hadden plaatsgevonden die verband hielden met zijn gedrag. De rechtbank oordeelde dat het belang van de verhuurder bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde bij behoud van de woning. De gedaagde had na een explosie, die schade aan haar woning en omliggende woningen had veroorzaakt, de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de ontruiming noodzakelijk was om de veiligheid van de omwonenden te waarborgen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 944,72 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11150291 VV EXPL 24-297
datum uitspraak: 25 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.
Partijen worden hierna Hef Wonen en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 25 juni 2024, met producties 1 tot en met 14;
  • de zeven pagina’s aan producties van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 11 juli 2024 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Hef Wonen verhuurt een woning in een appartementencomplex, gelegen aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning) sinds 18 september 2019 aan [gedaagde] . Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat alleen [gedaagde] ingeschreven op het adres van de woning.
2.2.
Op 21 februari 2023 is er een vuurwerkbom op de galerij van de woning van [gedaagde] geplaatst waardoor schade aan de woning en twee omliggende woningen is ontstaan. De schade bedroeg ruim € 25.000,-.
2.3.
De burgemeester heeft naar aanleiding van deze explosie een noodbevel afgegeven om de woning voor één maand te sluiten op grond van artikel 175 lid 1 van de Gemeentewet. Dit noodbevel is twee keer verlengd en de woning was dus drie maanden niet toegankelijk voor [gedaagde] . De bezwaren van [gedaagde] tegen sluiting van de woning zijn ongegrond verklaard. In de noodbevelen en de verlengingen daarvan staat onder andere:
  • de 24-jarige zoon van [gedaagde] , [persoon A] (hierna: [persoon A] ) heeft in de afgelopen vijf jaar 319 politieregistraties op zijn naam staan en heeft de politieclassificatie ‘doelgroep Drugsoverlast/Uithalers’;
  • dat er volgens [gedaagde] ongeveer een week voor de explosie bij haar is ingebroken. Van deze inbraak heeft zij geen aangifte gedaan;
  • dat er meerdere (valse) 112-meldingen zijn gedaan op dit adres;
  • dat er een tweede explosief vlak bij de woning is gevonden;
  • dat er sprake is van dreiging met gevaar en kans op herhaling.
2.4.
Aan de sluiting van de woning en de verlenging van de noodbevelen lagen bestuurlijke rapportages van de politie ten grondslag. In deze rapportages staat onder meer:
  • dat de aanslag op de woning zeer waarschijnlijk is bedoeld voor [persoon A] ;
  • dat [persoon A] bij een politieonderzoek op 3 april 2023 in de woning van [gedaagde] was en een gasdrukpistool en Glock vuurwapen met munitie zijn aangetroffen;
2.5.
In de nacht van 5 op 6 mei 2024 heeft er een explosie plaatsgevonden bij de woning van [gedaagde] , waarbij haar woning en negen omliggende woningen zijn beschadigd. De burgemeester heeft de woning voor één maand gesloten op grond van artikel 174 a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet. De termijn is daarna met één maand verlengd.
2.6.
Op 6 mei 2024 bezoeken twee medewerkers van Hef Wonen de woning. Zij treffen daar herenkleding aan die over heel de woning is verspreid. Ook ligt er scheergerei voor mannen in de badkamers en drie tandenborstels. Daarnaast zien zij diverse beslapen onopgemaakte bedden.
2.7.
Op 21 mei 2024 ontbindt Hef Wonen de huurovereenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk.

3.Het geschil

3.1.
Hef Wonen vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om de woning aan de [adres] in ( [postcode] ) Rotterdam, binnen vijf dagen na opheffing van de sluiting van de woning door de burgemeester, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Hef Wonen ter beschikking te stellen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten).

4.De beoordeling

4.1.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat hij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang van Hef Wonen bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de burgemeester de woning twee keer heeft gesloten. Na de laatste sluiting heeft Hef Wonen de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Volgens Hef Wonen heeft [gedaagde] per e-mail ingestemd met deze ontbinding. [gedaagde] stelt echter dat deze e-mail buiten haar medeweten is verzonden. Hoewel de kantonrechter [gedaagde] niet volgt in dit standpunt, omdat zij dit e-mailadres veelvuldig gebruikt in de correspondentie met Hef Wonen, heeft Hef Wonen op grond van artikel 7:231 BW de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden als de burgemeester de woning heeft gesloten op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. Hef Wonen is daarvoor niet afhankelijk van de toestemming van [gedaagde] .
4.3.
Het dossier bevat foto’s van de woning die op 6 mei 2024 zijn gemaakt en waarop veel herenkleding te zien is, evenals meerdere beslapen bedden, en stukken waarin melding wordt gemaakt van uitlatingen van de zoon, die inhouden dat hij heeft verklaard in de woning te wonen. Aan de door [gedaagde] overgelegde verklaringen dat [persoon A] niet in de woning woont of verblijft, hecht de kantonrechter weinig geloof. Deze verklaringen zijn voorgedrukt en nagenoeg allemaal van familieleden afkomstig. Hef Wonen stelt terecht dat er geen enkele verklaring is overgelegd van direct omwonenden. Bovendien heeft [gedaagde] meerdere keren zelf tegen instanties gezegd dat ze haar zoon wel binnen laat als hij voor de deur staat. Volgens Hef Wonen heeft [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedragen door haar zoon – na de eerste explosie – niet uit haar woning te weren, terwijl [gedaagde] weet dat haar zoon zich in het criminele circuit bevindt. Ter zitting hebben beide partijen benoemd dat het dilemma van [gedaagde] om haar zoon wel of niet in de woning toe te laten menselijkerwijs te begrijpen is. De kantonrechter is het echter met Hef Wonen eens dat [gedaagde] een groot risico heeft genomen om haar zoon in huis te blijven nemen terwijl ze wist van zijn vele antecedenten. De risico’s hebben zich ook geopenbaard door de twee explosies bij de woning, waarvan aannemelijk is dat deze bewust zijn gericht tot de zich (waarschijnlijk) in de woning van [gedaagde] bevindende zoon, met alle gevolgen van dien voor haar woning en de omliggende woningen in het appartementencomplex. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] zich dus niet als een goed huurder gedragen waardoor zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat [gedaagde] , ook na twee explosies, naar eigen zeggen nog altijd (telefonisch) contact heeft met [persoon A] .
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang van Hef Wonen en de omwonenden bij ontruiming van de woning zwaarder moet wegen dan het belang van [gedaagde] . Hef Wonen moet bijdragen aan de leefbaarheid in buurten en wijken en heeft als verhuurder de verplichting om een veilige leefomgeving te creëren voor haar huurders. Door de explosies is een aantal woningen beschadigd en omwonenden voelen zich onveilig, zeker als [gedaagde] terugkeert naar de woning. Dit onveilige gevoel moet bij de omwonenden worden weggenomen en dat lukt niet als [gedaagde] weer terugkeert naar de woning. Zij geeft immers zelf, bij herhaling, aan dat zij haar zoon niet kan weigeren – dat zij nu zegt dat niet meer te zullen doen is gelet op de eerdere uitlatingen en het voortdurende contact met de zoon niet geloofwaardig – en daarmee kan zij dus een eventuele nieuwe explosie niet voorkomen. De kantonrechter weegt het grote belang van [gedaagde] bij behoud van haar woning mee, maar dit belang is naar voorlopig oordeel niet zo zwaar dat het opweegt tegen het zwaarwegende belang van vooral de omwonenden voor wie Hef Wonen opkomt bij ontruiming van de woning. Meegewogen wordt dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] na de ontruiming dakloos wordt, omdat zij nu ook al maanden ergens logeert.
4.5.
De vordering tot ontruiming wordt dus toegewezen. Omdat de sluiting van de woning is opgeheven, wordt de ontruimingstermijn bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten van [gedaagde] worden begroot op:
- kosten dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 543,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 944,72

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, de woning aan de [adres] in ( [postcode] ) Rotterdam, met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken te verlaten en te ontruimen en door afgifte van de sleutels aan Hef Wonen ter beschikking te bestellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 944,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024. 58190/21916