ECLI:NL:RBROT:2024:7164
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om loskoppeling van het inkomen van de moeder bij de vaststelling van de aanvullende beurs
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om bij de vaststelling van de aanvullende beurs geen rekening te houden met het inkomen van zijn moeder. De minister heeft dit verzoek met het besluit van 20 oktober 2021 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 11 februari 2022 is de afwijzing gehandhaafd. Eiser heeft op 19 februari 2021 verzocht om het inkomen van zijn moeder buiten beschouwing te laten, omdat hij een ernstig structureel conflict met haar heeft. De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat eiser geen procesbelang heeft bij een oordeel van de rechtbank, omdat de loskoppeling van het inkomen van zijn moeder niet leidt tot een hogere aanvullende beurs. Eiser stelt dat hij nog steeds studeert en niet weet hoe hoog het inkomen van zijn moeder in de toekomst zal zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser voor de afgelopen jaren niet in een materieel gunstigere positie kan brengen, maar ziet aanleiding om procesbelang aan te nemen voor de komende jaren.
De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een ernstig en structureel conflict in de zin van de wet, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van de aard en ernst van het conflict. De minister heeft terecht geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.