4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte bekent dat zij gedurende de gehele tenlastegelegde periode meermalen overheidsgeld heeft verduisterd bij de gemeente Den Haag waar zij toen werkte. Zij betwist echter de hoogte van het benadelingsbedrag waarvan de gemeente aangifte heeft gedaan en zegt dat zij maar ongeveer € 40.000,- heeft weggenomen. Verder voert de verdediging aan dat de verdachte niet over de gehele periode ambtenaar was, omdat zij pas per 1 februari 2020 bij de gemeente Den Haag in dienst was gekomen. Tot slot verklaart de verdachte dat zij het geld heeft verduisterd onder druk van haar – inmiddels – ex-partner.
Beoordeling
Op 1 juli 2019 is in de publieke ruimte van het stadsdeelkantoor Escamp in Den Haag een betaalzuil geplaatst om burgers de mogelijkheid te bieden om de afgenomen diensten desgewenst contant te betalen.
De gemeente Den Haag heeft op 30 november 2020 aangifte gedaan van diefstal c.q. verduistering van een bedrag van in totaal € 640.970,12 aan contanten uit (de kluis van) het stadsdeelkantoor. Dit geldbedrag is berekend op basis van het negatieve kasverschil in de financiële administratie van de locatie Escamp (te weten het bedrag dat op basis van de grootboekhouding op dat moment aan contanten in de kluis en in de betaalzuil van het stadsdeelkantoor had moeten liggen minus het bedrag dat daar toen daadwerkelijk is aangetroffen). De contante geldstroom betrof met name de omzet uit de betaalzuil en het (wissel)geld dat in die periode door het stadsdeelkantoor was besteld bij dan wel was afgestort aan het bedrijf Brinks.
De verdachte heeft sinds 2015 tot aan haar ontslag bij het stadsdeelkantoor gewerkt, eerst als uitzendkracht gedetacheerd bij de gemeente Den Haag en later in vaste dienst. Zij is daar steeds onder toezicht en verantwoordelijkheid van de gemeente aangesteld geweest in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd. Anders dan de verdediging heeft gesteld is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij daarmee in de tenlastegelegde periode in strafrechtelijke zin werkzaam is geweest als ambtenaar.
In die periode was zij samen met enkele collega’s onder meer verantwoordelijk voor het beheer van de betaalzuil (waaronder het leeghalen van die zuil en het opbergen van het geld in de kluis, het melden van storingen en het bijvullen van wisselgeld) en voor het bestellen van wisselgeld via Cash Portal bij het bedrijf Brinks en het afstorten van contant geld bij dat bedrijf. Zo had zij toegang tot het geld in de kluis en was zij bevoegd daarover in het kader van haar werk te beschikken. De verdachte heeft toegegeven dat zij vanaf de komst van de betaalzuil veelvuldig en zonder toestemming contant geld uit de kluis heeft gepakt, in haar tas heeft gestopt en heeft meegenomen. De rechtbank merkt dit aan als verduistering.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag hoe hoog het door de verdachte verduisterde bedrag is geweest. De verdachte zelf schat het door haar weggenomen bedrag op hooguit € 40.000,-, maar heeft bij de politie en ter terechtzitting verder niet nader kunnen toelichten hoe zij tot die schatting is gekomen.
Daartegenover heeft de gemeente het verdwenen contante geld tot in detail berekend aan de hand van het startsaldo van de kas (kluis en betaalzuil), de contante omzet volgens Key2betalen (waarmee de betalingen in betaalzuil minus betalingen uit betaalzuil werden geadministreerd) en de som van de leveringen van wisselgeld van Brinks aan de ene kant afgezet tegen het eindsaldo van de kas (kluis en betaalzuil) en de som van de afstortingen naar Brinks aan de andere kant. Daarbij is ook door de gemeente onderzocht of het ontstane kastekort mogelijk elders in de bedrijfsvoering van de gemeente zou zijn veroorzaakt, maar dat bleek niet het geval. Daarmee acht de rechtbank aannemelijk dat het door de gemeente in de aangifte berekende bedrag inderdaad is verduisterd.
Voor de vraag of de verdachte voor dit verduisterde bedrag verantwoordelijk gehouden mag worden overweegt de rechtbank het volgende.
De opbrengsten van de betaalzuil
De verdachte heeft ook ter zitting bevestigd dat de betaalzuil steeds werd leeggehaald en gevuld door twee personen in het bijzijn van een beveiliger, het geld vervolgens naar de kluisruimte werd gebracht en met twee personen werd geteld en in het bijzijn van de ander in de kluis werd gelegd. In het dossier bevindt zich ook geen enkel aanknopingspunt dat gedurende dit proces contant geld zou zijn weggenomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de contante opbrengst uit de betaalzuil steeds volledig in de kluis is gebracht en dat van de door de aangeefster berekende contante opbrengsten van de betaalzuil kan worden uitgegaan.
Het wisselgeld
Uit het dossier blijkt dat in de periode vanaf het plaatsen van de geldzuil in juli 2019 tot en met november 2020 bij Brinks in totaal 62 bestellingen aan (wissel)geld zijn gedaan voor een totaalbedrag van € 490.253,-. Deze contante gelden zijn ook door Brinks geleverd, waarna het geld in de kluisruimte werd overgedragen en vervolgens in de kluis werd opgeborgen.
Behalve door de verdachte zelf zijn tenminste 30 bestellingen van wisselgeld gedaan via de computer en de account van een collega van de verdachte, de getuige [naam getuige] . Uit technisch onderzoek is echter gebleken dat het de verdachte is geweest die op dat moment op die computer was ingelogd.
[naam getuige] heeft ook verklaard dat zij zich van meet af aan volledig heeft gedistantieerd van werkzaamheden in verband met de betaalzuil, dat zij nooit wisselgeld heeft besteld via Cash-Portal, niet eens weet hoe die applicatie werkt en dat de verdachte altijd op dat systeem inlogde.
Dat er bij de bestellingen misbruik is gemaakt van de account van [naam getuige] volgt niet alleen uit het technisch onderzoek en de verklaring van deze getuige, maar ook uit het feit dat veel van die bestellingen zijn gedaan op dagen dat [naam getuige] niet eens (meer) werkzaam was op het stadsdeelkantoor. De verdachte daarentegen was wel op alle dagen dat de bestellingen zijn gedaan op het stadsdeelkantoor aan het werk. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat alle bestellingen, op één na, zijn gedaan via de accounts, waarover de verdachte feitelijk de beschikking had.
Voorts stelt de rechtbank vast dat ook het bestelde wisselgeld de kluis heeft bereikt en dat ook hier de berekening van de aangeefster gevolgd mag worden. Verder constateert de rechtbank dat de verdachte een bepalende rol heeft gehad bij de hoogte van hetgeen aan wisselgeld werd besteld.
Tussenconclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank gerechtvaardigd om van de juistheid van de hoogte van het door de aangeefster opgegeven verduisterde bedrag uit te gaan en – nu er in het geheel geen aanwijzingen zijn dat het contante geld elders in de bedrijfsvoering op het stadsdeelkantoor is verdwenen – dat het geld vanuit de kluis moet zijn weggenomen. Bij het feitenonderzoek door de gemeente zijn daarnaast geen aanwijzingen gevonden dat anderen dan de verdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het wegnemen van contant geld uit de kluis.
Heeft de verdachte al het bij aangeefster verdwenen geld meegenomen?
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij over de gehele tenlastegelegde periode het door haar op haar werk verduisterde geld deels direct in handen gaf aan haar toenmalige partner, daarnaast cadeaus daarvan voor hem kocht, het geld op haar rekening zette en geld naar hem overmaakte.
Uit het financieel onderzoek blijkt dat in de ten laste gelegde periode grote contante stortingen zijn gedaan op bankrekeningen van de verdachte, haar zus en haar toenmalige partner (in totaal € 503.570,-). Daarnaast is vastgesteld dat – mede op basis van de aangetroffen bonnetjes over de periode direct voorafgaand aan de arrestatie van de verdachte en haar partner – door de verdachte en haar ex-partner veel contant betaalde aankopen zijn gedaan van luxe goederen, zoals schoenen, kleding en elektronica, en zelfs meerdere voertuigen zijn aangeschaft.
Wanneer die stortingen en contante aankopen worden opgeteld, leidt dit al tot een bedrag als door de officier van justitie becijferd (€ 592.205,90), nog los van het feit dat tussen de verdachte en haar toenmalige partner ook steeds geld van hand tot hand is gegaan, geld dat niet via een bankrekening zichtbaar heeft kunnen worden. Verder is – gezien de lange duur van de verduistering – aannemelijk dat er ook aankopen zullen zijn gedaan waarvan bij de arrestatie van de verdachte geen bonnetjes meer aanwezig waren.
Hoewel op basis van de optelling van de hiervoor bedoelde stortingen en aankopen niet zonder meer gezegd mag worden dat al deze gelden een illegale herkomst hebben gehad (de verdachte had immers ook nog een legaal salaris) illustreert dit wel de hoeveelheid geld waarover de verdachte klaarblijkelijk heeft kunnen beschikken. De verdachte heeft desgevraagd geen enkele aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat zij een veelvoud van haar legale inkomen heeft kunnen besteden aan contante donaties/leningen en de aanschaf van luxe goederen.
Daar komt bij dat de omvang van het bedrag dat gemoeid is met die stortingen, leningen, het hiervoor geschetste uitgavenpatroon, in combinatie met het gegeven dat zij haar partner ook geld direct in handen gaf, de hoogte van het door de aangeefster opgegeven schadebedrag zodanig dicht nadert dat geen reden bestaat om te twijfelen aan het door de gemeente Den Haag berekende schadebedrag alsmede aan het feit dat de verdachte inderdaad voor het hele verdwenen bedrag verantwoordelijk mag worden gehouden. De verklaring van de verdachte dat zij in de tenlastegelegde periode hooguit € 40.000,- uit de kluis zou hebben meegenomen, acht de rechtbank in het licht van het vorenstaande volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als ambtenaar van de gemeente Den Haag een bedrag van € 640.970,12 heeft verduisterd. De rechtbank stelt voorts vast dat het op de rekening gestorte geld ten tijde van de aanhouding van beide verdachten niet meer op hun bankrekeningen stond. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte samen met haar toenmalige partner het verduisterde bedrag vervolgens heeft witgewassen door er voertuigen en luxe goederen mee te kopen. Gelet op de frequentie van de gepleegde witwashandelingen en de lange pleegperiode daarbij acht de rechtbank gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Bewezen zijn de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten.