In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het toewijzen van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die kampt met financiële problemen. Verzoekster heeft op 23 februari 2024 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, bestaande uit een betaling van 4,52% van de totale schuldenlast van € 23.932,50. Na enkele wijzigingen in het aanbod, heeft verzoekster uiteindelijk een regeling aangeboden die voorziet in een betaling van 3,82% aan de concurrente schuldeisers. Van de achtentwintig schuldeisers hebben vijfentwintig ingestemd met de regeling, terwijl drie schuldeisers, te weten Westhavendomein B.V., Dierenkliniek Rotterdam Zuid en Elbuco B.V., hebben geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft de weigering van deze drie schuldeisers beoordeeld en geconcludeerd dat hun belangen niet zwaarder wegen dan die van verzoekster en de overige schuldeisers die wel instemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken en dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en getoetst is door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster niet in staat is om meer te bieden en dat de aangeboden regeling het uiterste is wat zij kan doen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de dwangakkoord een betere uitkomst biedt voor de schuldeisers.