ECLI:NL:RBROT:2024:7238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
FT EA 24/260
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast van € 37.071,24 verdeeld over zestien concurrente schuldeisers. Verzoeker had een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 2,73% van de totale schuldenlast zou betalen, gefinancierd door een saneringskrediet. Famed B.V., een van de schuldeisers, weigerde echter in te stemmen met deze regeling, ondanks dat vijftien van de zestien schuldeisers akkoord gingen.

Tijdens de zitting op 2 mei 2024 was Famed niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van Famed slechts 3,5% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank oordeelde dat het voorstel van verzoeker goed gedocumenteerd was en door een onafhankelijke partij, Kredietbank Rotterdam, was getoetst. Echter, de rechtbank vond onvoldoende bewijs dat verzoeker niet in staat was om meer te betalen of dat hij arbeidsongeschikt was, aangezien hij geen relevante documenten had overgelegd.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de belangen van Famed zwaarder wogen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers, en wees het verzoek om Famed te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 10 mei 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 23 februari 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Famed B.V. (hierna: Famed);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 2 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 37.071,24 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 16 november 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,60% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Uit een gewijzigd aanbod van 3 januari 2024 blijkt dat dit percentage licht verhoogd is naar 2,73%, in verband met een daling van de schuldenlast.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is heeft fysieke gezondheidsklachten en is hiervoor naar de huisarts geweest. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard klachten te hebben in zijn rug en last te hebben van een liesbreuk. Voor de liesbreuk staat verzoeker op een wachtlijst bij het ziekenhuis.
Vijftien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Famed stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.300,00 op verzoeker, welke 3,5% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Famed heeft geen reactie gegeven aan schuldhulpverlening, noch aan de rechtbank. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Famed geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Famed bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Famed in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Famed een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,5%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk vijftien van de zestien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van Participatiewet-uitkering. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is onvoldoende duidelijk geworden dat verzoeker niet in staat zou zijn om (minimaal) 36 uur per week te werken.
Verzoeker heeft geen stukken overgelegd waaruit zijn arbeidsongeschiktheid zou blijken, noch heeft hij stukken overgelegd van de uitkerende instantie waaruit blijkt dat verzoeker is ontheven van zijn sollicitatieverplichting. De rechtbank kan dus niet zonder meer vaststellen dat de huidige afloscapaciteit van verzoeker blijvend is.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Famed als weigerende schuldeiser zwaarder wegen dan die van verzoeker of de overige schuldeisers. Het verzoek om Famed te bevelen in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.