Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben twee broers, eiser 1 en eiser 2, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die optreedt als vereffenaar van de nalatenschap van hun overleden broer, erflater 2. De broers stelden dat erflater 2 hen op 23 december 2013 een bedrag van € 104.880,- verschuldigd was, gebaseerd op een overeenkomst die zij met hem hadden gesloten. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al bepaald dat de broers in de gelegenheid zijn gesteld om bewijs te leveren van deze overeenkomst. Tijdens de bewijslevering hebben de broers getuigen gehoord en bewijsstukken overgelegd, waaronder een rapport van het Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) dat de handtekening op de overeenkomst vergeleek met andere handtekeningen van erflater 2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de broers in hun bewijsopdracht zijn geslaagd. De getuigenverklaringen en de overgelegde stukken gaven voldoende steun aan hun stelling dat erflater 2 hen het genoemde bedrag verschuldigd was. De rechtbank heeft de vorderingen van de broers toegewezen, inclusief de wettelijke rente en een dwangsom voor de gedaagde, die verplicht werd om binnen 30 dagen na het vonnis het verschuldigde bedrag over te maken. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de broers het vonnis kunnen afdwingen, ook als de gedaagde in beroep gaat.