ECLI:NL:RBROT:2024:7244
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsanering met hardheidsclausule
In deze zaak heeft verzoekster, mevrouw [verzoekster], een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld tijdens een zitting op 12 januari 2024. De rechtbank oordeelt dat verzoekster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen en dat het redelijkerwijs te voorzien is dat zij niet in staat zal zijn haar schulden te voldoen. Een belangrijke voorwaarde voor toelating tot de schuldsaneringsregeling is dat verzoekster in de afgelopen drie jaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van haar schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster een aantal schulden heeft die niet te goeder trouw zijn ontstaan, waaronder een schuld aan BNP Paribas van € 20.414,95 en een recente schuld aan [persoon B] van € 6.930,94. Ondanks het ontbreken van goede trouw, kan het verzoek worden toegewezen op basis van de hardheidsclausule, omdat verzoekster haar omstandigheden onder controle heeft gekregen. Verzoekster heeft haar onderneming gestaakt en staat sinds 25 januari 2024 onder beschermingsbewind. De rechtbank heeft besloten verzoekster toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, met de voorwaarde dat zij onder beschermingsbewind blijft. De rechtbank is bevoegd deze procedure te openen, aangezien het centrum van voornaamste belangen van verzoekster in Nederland ligt. De termijn van de schuldsaneringsregeling is vastgesteld op achttien maanden, te rekenen vanaf 2 februari 2024.