ECLI:NL:RBROT:2024:7246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/681251 / KG ZA 24-594
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot verstrekking van dividendinformatie en betaling van dividend na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die in het verleden met elkaar getrouwd waren. De vrouw eist dat de man haar jaarlijks de Steuerbescheinigungen en bijbehorende bankafschriften van de dividendbetalingen verstrekt, alsook een betaling van € 123.500,00 aan dividend. De vrouw stelt dat zij over de jaren 2018 tot en met 2023 geen of te weinig dividend heeft ontvangen van de aandelen die zij samen met de man in een bedrijf bezitten. De man betwist de eisen van de vrouw en stelt dat hij al aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de man verplicht is om de gevraagde documenten te verstrekken, onder druk van een dwangsom, en dat hij de vrouw het bedrag van € 123.500,00 moet betalen. De rechter wijst de andere eisen van de vrouw af, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De voorzieningenrechter past het Haviltex-criterium toe om te bepalen welke documenten de vrouw rechtmatig kan eisen op basis van de Settlement Agreement Draft die aan de echtscheidingsbeschikking is gehecht. De man moet de documenten binnen twee weken na ontvangst van de Steuerbescheinigungen verstrekken, en bij niet-naleving kan hij een dwangsom van € 500,00 per dag verbeuren, met een maximum van € 25.000,00.

De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vrouw direct recht heeft op de betaling en de verstrekking van de documenten, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/681251 / KG ZA 24-594
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Erkens te Wateringen,
tegen
[naam man],
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.E.M. Beijersbergen te Den Haag.
De partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
De vrouw en de man waren met elkaar getrouwd. In de echtscheidingsbeschikking van 10 december 2020 is de door hen getroffen onderlinge regeling op het punt van hun financiën na de echtscheiding neergelegd in de aan die beschikking gehechte “
Settlement Agreement Draft” van 15 december 2018. Daarin staat onder meer:

(…) The ownership in [naam bedrijf] is shared 50:50 (fifty:fifty) as follows:
- all dividends now and in the future will be shared 50:50
- all profits from a sale are to be shared as well 50:50
- [voornaam man] is to inform [voornaam vrouw] when there are any profits to be shared (…)”.
1.2.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat zij over de jaren 2018 tot en met 2023 geen of te weinig dividend uit de aandelen van de man in [naam bedrijf] heeft ontvangen èn dat de man haar niet over door hem ontvangen dividend informeert. Daarom eist de vrouw in deze zaak – kort gezegd – dat de man wordt veroordeeld om (1) de Settlement Agreement Draft na te komen door nu en in de toekomst bepaalde documenten aan haar te verstrekken, onder druk van een dwangsom, en (2) haar de helft van 85% van de totale bruto dividend uitkeringen op het aandeel van de man in [naam bedrijf] in de (fiscale) jaren 2018 tot en met 2023, dan wel een geschat dividend van € 150.000,00 per jaar over de jaren 2019 tot en met 2023 te betalen.
1.3.
De man is het niet eens met de eisen van de vrouw. Volgens hem heeft de vrouw geen spoedeisend belang bij haar eisen. Verder stelt de man dat hij het dividend over de jaren 2018 en 2019 al aan de vrouw heeft betaald en dat de vrouw over de jaren 2020 tot en met 2023 recht heeft op € 123.500,00 aan dividend. Hij onderbouwt dit met bankafschriften en
Steuerbescheinigungenen betwist dat de vrouw meer documenten nodig heeft. Volgens de man heeft de vrouw geen recht op bruto dividend uitkeringen en evenmin op een eventueel belastingvoordeel van de man. De man is bereid om de vrouw (in de toekomst) informatie over zijn dividenduitkeringen te verstrekken, zodat een dwangsom niet nodig is.
1.4.
De voorzieningenrechter veroordeelt de man om de vrouw ieder jaar, binnen twee weken na ontvangst daarvan, de van [naam bedrijf] ontvangen Steuerbescheinigungen en de bijbehorende bankafschriften van de dividendbetalingen te verstrekken, onder druk van een dwangsom, en om de vrouw € 123.500,00 te betalen. De andere eisen worden afgewezen. Dit alles wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • de bijlagen 1 tot en met 14 van de man;
  • de mondelinge behandeling op 18 juli 2024;
  • de pleitnota van mr. Beijersbergen.

3.De beoordeling

De documenten die de man aan de vrouw moet verstrekken

3.1.
De voorzieningenrechter is met de man van oordeel dat de vrouw op grond van de Settlement Agreement Draft alleen recht heeft op verstrekking van Steuerbescheinigungen en de bijbehorende bankafschriften van de dividendbetalingen, maar niet meer dan dat. De man heeft die stukken over de jaren 2018 tot en met 2023, inmiddels, verstrekt.
3.2.
In de Settlement Agreement Draft staat niet omschreven op welke documenten de vrouw recht heeft. De Settlement Agreement Draft beschrijft slechts een algemene informatieplicht voor de man. Dit betekent nog niet dat de vrouw geen recht heeft op documenten die de dividenduitkeringen van de man onderbouwen. Om te kunnen vaststellen waar de vrouw precies recht op heeft, past de voorzieningenrechter het Haviltex-criterium toe (zie ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Dit criterium houdt in dat het bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen gaat om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar ook om de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en om wat zij dienaangaande over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat uit de bewoordingen van de Settlement Agreement Draft niet volgt dat de vrouw – naast verstrekking van Steuerbescheinigungen en bankafschriften – recht heeft op verstrekking van bewijzen van betaling van de vermogenswinstbelasting van de Duitse belastingdienst, aandeelhoudersbesluiten van iedere individuele dividenduitkering of jaarrekeningen van [naam bedrijf] . De vrouw heeft in dit kort geding te weinig gesteld om, vooruitlopend op een oordeel in een bodemprocedure, tot de conclusie te komen dat zij redelijkerwijs van de man mag verwachten dat hij ook die documenten aan haar verstrekt.
Voor zover de vrouw zich tijdens de mondelinge behandeling heeft beroepen op haar 50% eigendom van het aandeel in [naam bedrijf] , waarvoor de eigendom nog verdeeld moet worden, stuit ook dat af op de bewoordingen van de Settlement Agreement Draft. Naar voorlopig oordeel is aannemelijk dat het overeengekomen delen van de eigendom feitelijk plaatsvindt door het delen van de opbrengst in de vorm van dividenden en winsten.
3.3.
Voor zover de vrouw heeft bedoeld om de aanvullende documenten (ook) op grond van artikel 843a Rv van de man te eisen, is die vordering niet toewijsbaar. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat zij een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de aanvullende documenten. De vrouw onderbouwt haar belang bij die documenten met een kort e-mailbericht van een medewerker die e-mailt met een e-mailadres van NeD Tax, zonder enige verdere onderbouwing zoals een grondslag, en dat is onvoldoende. In de eerste plaats staat in die e-mail niet dat jaarrekeningen van [naam bedrijf] nodig zijn en bovendien lijken de andere aanvullende documenten bedoeld om een belastingteruggave aan te vragen. Dat de vrouw zo’n belastingteruggave kan verzoeken, althans daarop aanspraak kan maken, staat, omdat de man dat betwist, niet vast en kan in dit kort geding, door een gebrek aan onderbouwing en/of concrete verwijzingen door beide partijen, niet (summierlijk) worden vastgesteld. De enkele achterdochtigheid van de vrouw tegenover de man is onvoldoende om een rechtmatig belang aan te nemen.
3.4.
Hoewel de man op dit moment voldoende documenten aan de vrouw heeft verstrekt, kan er – ondanks de door de man geuite welwillendheid voor de toekomst – niet zonder meer vanuit worden gegaan dat hij die documenten ook in de toekomst aan de vrouw verstrekt. De man is namelijk pas tot het verstrekken van documenten overgegaan nádat de vrouw deze zaak is gestart, terwijl hij op grond van de Settlement Agreement Draft een spontaan na te komen informatieplicht heeft. De voorzieningenrechter veroordeelt de man daarom wel om in de toekomst steeds de Steuerbescheinigungen van [naam bedrijf] en de bijbehorende bankafschriften van de dividendbetalingen aan de vrouw te verstrekken.
De man krijgt daarvoor een termijn van twee weken na ontvangst van de Steuerbescheinigungen respectievelijk de betaling van het dividend. Als de man de stukken niet (op tijd) aan de vrouw verstrekt, moet de man een dwangsom betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij dat niet (op tijd) doet. De man kan maximaal € 25.000,00 aan dwangsommen verbeuren per Steuerbescheinigung en bijbehorend bankafschrift.
De man moet nog € 123.500,00 aan de vrouw betalen
3.5.
Vaststaat dat de man over 2018 en 2019 al € 45.000,00 aan dividend aan de vrouw heeft betaald. De man erkent dat hij over de jaren 2020 tot en met 2023 nog € 123.500,00 aan dividend aan de vrouw moet betalen. Dat bedrag wordt daarom toegewezen. Volgens de vrouw moet de man meer betalen, namelijk een bedrag van € 149.533,10, maar dat is voorlopig niet aannemelijk. Ten eerste heeft de vrouw dat bedrag niet gespecificeerd. Ten tweede gaat zij ervan uit dat zij recht heeft op de helft van 85% van het door de man ontvangen bruto-dividend. Dat miskent dat het dividend dat de man ontvangt geen bruto, maar netto dividend is. De vrouw stelt nog dat de man recht heeft op belastingteruggave, maar dat onderbouwt zij niet en de man betwist dat hij daar recht op heeft. Bovendien volgt uit de bewoordingen van de Settlement Agreement Draft niet dat de vrouw bij een eventuele belastingteruggave aan de man recht heeft op de helft daarvan. Als de vrouw meent meer van de man te kunnen vorderen, lijkt een bodemprocedure aangewezen.
3.6.
Het verweer van de man dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij betaling van het door hem erkende bedrag van € 123.500,00 wordt verworpen. In de eerste plaats worden minder hoge eisen gesteld aan het spoedeisend belang als sprake is van een “harde”, en in dit geval zelfs erkende, vordering. Daar komt bij dat de man jarenlang ten onrechte geen dividend heeft betaald en geen informatie over ontvangen dividend aan de vrouw heeft verstrekt. De man heeft – toen de advocaat van de vrouw hem aanschreef – ook niet gereageerd (bijvoorbeeld door te zeggen dat hij alleen Engels spreekt). Onder die omstandigheden heeft de vrouw er voldoende spoedeisend belang om nu een veroordeling tot betaling van het door de man erkende bedrag te krijgen.
De proceskosten
3.7.
Het uitgangspunt in zaken tussen ex-echtgenoten is dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak geen aanleiding om van het uitgangspunt af te wijken. Hoewel de man pas na het uitbrengen van de dagvaarding met informatie kwam over het dividend dat aan de vrouw toekomt en de man die informatie eerder had kunnen (en op grond van de Settlement Agreement Draft: moeten) verstrekken, heeft de vrouw de hele situatie namelijk ook jarenlang op zijn beloop gelaten.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De veroordelingen in dit vonnis worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt de man om ieder jaar, binnen twee weken na ontvangst daarvan, aan de vrouw te verstrekken de van [naam bedrijf] ontvangen Steuerbescheinigungen en de bijbehorende bankafschriften van de dividendbetalingen;
4.2.
veroordeelt de man om een dwangsom van € 500,00 aan de vrouw te betalen voor iedere dag dat de man niet (op tijd) aan de veroordeling onder 4.1. voldoet, met dien verstande dat de man maximaal € 25.000,00 aan dwangsommen per Steuerbescheinigung en het bijbehorende bankafschrift kan verbeuren;
4.3.
veroordeelt de man om uiterlijk één maand na vandaag € 123.500,00 aan de vrouw te betalen;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
3349 / 2009