Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 april 2024, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de repliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2024, staat de vordering van Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. centraal. DSW heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde zorgpremie voor de maand november 2023, ter hoogte van € 137,50. DSW stelt dat [gedaagde] deze premie niet heeft betaald, terwijl [gedaagde] aanvoert dat zij de premie wel degelijk heeft voldaan, onderbouwd met bankafschriften. DSW betwist dit en stelt dat een eerdere betaling van [gedaagde] betrekking had op de zorgverzekering van haar partner, en dat [gedaagde] sindsdien steeds een maand achterloopt met haar betalingen.
De kantonrechter heeft de eis van DSW toegewezen. De rechter oordeelt dat de betaling van 19 juli 2023 inderdaad betrekking had op de zorgverzekering van de partner van [gedaagde] en dat [gedaagde] een maand onbetaald is gebleven. Daarnaast zijn ook de incassokosten van € 48,40 en de wettelijke rente toegewezen, omdat DSW voldoende bewijs heeft geleverd en [gedaagde] deze niet heeft betwist. De proceskosten zijn begroot op € 367,38, die [gedaagde] ook moet betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat DSW het vonnis direct kan uitvoeren, zelfs als [gedaagde] in hoger beroep gaat.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [gedaagde] verplicht is om in totaal € 190,07 te betalen aan DSW, inclusief rente en kosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog.