ECLI:NL:RBROT:2024:7391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
10/083741-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging moord en voorbereiding zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord en voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte ontving via de applicatie Signal gedetailleerde opdrachten voor schietklussen en ging tweemaal met een doorgeladen vuurwapen op pad naar de beoogde slachtoffers. Beide keren leidde dit gelukkig niet tot een daadwerkelijke schietpartij. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het ne bis in idem-beginsel, aangezien de verdachte eerder was veroordeeld voor andere feiten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de voorbereiding van zware mishandeling en een poging tot moord, en legde een gevangenisstraf van 90 maanden op. De rechtbank benadrukte het planmatige karakter van de misdrijven en de achteloosheid waarmee de verdachte en zijn mededaders over geweldsklussen spraken. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, en de rechtbank verklaarde de telefoon van de verdachte verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/083741-23
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam , meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de [detentieadres] ,
raadsman mr. M.G. Cantarella, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij een geplande beschieting tussen 14 en 16 november 2022 in [plaatsnaam 1] (feit 1) en tussen 4 en 6 november 2022 in [plaatsnaam 2] (feit 2). In beide gevallen is het niet tot een daadwerkelijke schietpartij gekomen. Voor wat betreft feit 1 is dit ten laste gelegd als het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] met voorbedachten rade (primair), en als dat niet bewezen kan worden het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor dit feit (subsidiair). Ten aanzien van feit 2 is de verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op de bewoner van het adres [adres 2] (primair) en als dat niet bewezen kan worden het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor dit feit (subsidiair).

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. drs. B. Lijnse en mr. L. Visser hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar.

4.Ontvankelijkheid officieren van justitie

De verdediging heeft aangevoerd dat de officieren van justitie niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vervolging van feit 1, omdat sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel. De verdachte is in 2023 al veroordeeld voor het bezit van hetzelfde vuurwapen met bijbehorende munitie en de heling van hetzelfde gestolen voertuig waarmee de verdachte volgens het procesdossier in deze zaak onderweg was naar [plaatsnaam 1] .
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dezelfde feiten. Het bezit van een vuurwapen is juridisch gezien een ander feit dan mishandeling, ook al zou dit met hetzelfde wapen gebeuren.
4.1.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat het ne bis in idem-beginsel, neergelegd in artikel 68 Wetboek van Strafrecht (Sr), de verdachte beoogt te beschermen tegen dubbele bestraffing voor hetzelfde feit. Of daarvan sprake is hangt af van a) de juridische aard van de feiten en b) de gedragingen van de verdachte. Bij de juridische aard van de feiten kan het gaan om de delictsomschrijving, waarbij gekeken moet worden naar de mate van verschil tussen de feiten, in het bijzonder voor wat betreft i) de rechtsgoederen die daardoor worden beschermd, en ii) de strafmaxima die op de feiten zijn gesteld, waarin onder meer de aard van het verwijt en de kwalificatie tot uitdrukking komen. Bij de gedraging van de verdachte kan de mate van verschil tussen de gedragingen van belang zijn, zowel voor wat betreft de aard en kennelijke strekking daarvan als de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht. De vuistregel is dat een aanzienlijk verschil in juridische aard en/of gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in artikel 68 Sr.
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is naar aanleiding van zijn staandehouding op 16 november 2023 te Harmelen als bestuurder en enige inzittende in een gestolen Volkswagen Caddy op 23 mei 2023 door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor vuurwapenbezit en heling van een gestolen voertuig. De verdenking tegen de verdachte in deze strafzaak is dat hij onderweg was naar [plaatsnaam 1] om daar een man in zijn been of benen te schieten. Het veroordelend vonnis had daarmee betrekking op andere strafbare feiten dan die waarvan de verdachte in deze zaak wordt verdacht. De delictsomschrijvingen van de verdenking in deze zaak beogen het menselijk leven, de lichamelijke integriteit en de gezondheid te beschermen. Dit is anders voor wat betreft heling, waarvan strafbaarstelling de eigendommen van personen moet beschermen. Het enkele bezit van een vuurwapen is op zichzelf reeds strafbaar gesteld, ongeacht het gebruik daarvan. Hoewel het gebruik van een wapen ook het bezit ervan impliceert, is dit andersom niet het geval. Het bezit en het gebruiken van een wapen zijn naar hun aard en gedraging andere feiten. Bovendien staat op het bezit van een vuurwapen 9 maanden tot 8 jaar gevangenisstraf, tegenover 12 tot 15 jaar wegens zware mishandeling met voorbedachten rade en 30 jaar of levenslang voor moord. Dat de officier van justitie met de vervolging van de verdachte voor het wapenbezit en de heling niet beoogd heeft de vervolging daartoe zonder meer te beperken, volgt bovendien uit het feit dat pas uit de resultaten van het onderzoek aan de onder de verdachte in beslag genomen telefoons de verdenking ontstond van betrokkenheid bij de huidige strafzaak. Met deze omstandigheden heeft de officier van justitie bij zijn eerdere vervolgingsbeslissing dan ook geen rekening kunnen houden. Alles afwegend kan niet worden gesproken van dezelfde feiten als bedoeld in artikel 68 Sr.
4.2.
Conclusie
De officieren van justitie zijn ontvankelijk.

5.Vormverzuim (artikel 359a Wetboek van Strafvordering)

5.1.
Standpunt verdediging
Voor zover de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging, dienen de uitkomsten van het onderzoek aan alle drie de telefoons die bij de verdachte zijn aangetroffen van het bewijs te worden uitgesloten. Er was geen aanleiding voor een nader onderzoek aan de telefoons nadat de verdachte was aangehouden. De zaak was op dat moment al afgerond. Daarnaast is onbekend of de officier van justitie in Midden-Nederland toestemming heeft gegeven voor het onderzoek aan de telefoons in de voorfase. Dat de officier van justitie daar later alsnog toestemming voor heeft gegeven heft het eerdere gebrek daaraan niet op, zodat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. De verdachte heeft het recht om te worden beschermd tegen ongewild snuffelen in zijn telefoons door de politie. Door het handelen van de politie is immers een min of meer compleet beeld gekregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de verdachte.
5.2.
Beoordeling
Ingevolge artikel 359a Sv kan de rechtbank, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Bewijsuitsluiting kan slechts aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en indien het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zou zijn geschonden of door de onrechtmatige bewijsvergaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden, of bewijsuitsluiting moet fungeren als rechtsstatelijke waarborg of ter preventie van onrechtmatig optreden in de toekomst.
Van de verdediging die een beroep doet op schending van artikel 359a, eerste lid, Sv wordt verlangd dat dit voldoet aan de opbouw en eisen zoals die door de Hoge Raad zijn vastgelegd (vgl. Hoge Raad 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5322). Alleen op een zodanig verweer is de rechtbank gehouden om een met redenen omklede beslissing te geven. Het verweer zoals door de verdediging gevoerd, voldoet niet aan deze eisen en behoeft daarom geen verdere bespreking.
Ten overvloede dus, merkt de rechtbank op dat de omstandigheden waaronder de verdachte werd aangehouden zonder meer verder onderzoek rechtvaardigden en voor zover daarvoor voorafgaande toestemming vereist was en deze niet gegeven zou zijn, dit hersteld is door de achteraf gegeven toestemming, waarmee, voor zover er al sprake zou zijn van een vormverzuim, dit geen onherstelbaar verzuim was.

6.Bewijswaardering

6.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is sprake van vrijwillige terugtred, zodat de verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Standpunt officieren van justitie
Het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
6.3.
Aanleiding onderzoek
Op 16 november 2022 wordt de verdachte staande gehouden op de A12 bij Harmelen, omdat het voertuig waarin hij rijdt (Volkwagen Caddy) als gestolen staat opgegeven. Op de bijrijdersstoel wordt een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Het voertuig is vervolgens doorzocht en bij de verdachte zijn drie mobiele telefoons aangetroffen (iPhone 8, iPhone XS Max en een iPhone 5SE), die zijn onderzocht.
Uit het dossier en de daarin opgenomen bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op enig moment in november 2022 een tweetal geweldsopdrachten is uitgezet:
1. Op een bewoner van [adres 2] moet een magazijn worden geleegd.
2. Een zekere [slachtoffer] , wonende aan [adres 3] , moet 2 á 3 keer in zijn been of benen geschoten worden.
Vaststaat dat deze geen van deze opdrachten uiteindelijk is voltooid. Wel blijkt dat voor het verwezenlijken van die opdrachten plannen zijn gemaakt, uitvoerders (drivers, werkers/shooters) zijn aangezocht, informatie en instructies zijn gedeeld en materialen (telefoons, vuurwapens en auto’s) gebruiksklaar zijn gemaakt en zijn verstrekt. In het navolgende zal worden besproken in hoeverre die plannen tot uitvoering zijn gekomen en –voor zover bekend – wie welke rol daarin heeft gespeeld en wat de rol van de verdachte daarin is geweest.
Incident 4-6 november 2022 ( [straatnaam 2] )
Op 16 november 2022, om 21.51 uur is de verdachte aangehouden op de A12 rechts ter hoogte van Harmelen. Hij reed toen in een Volkswagen-Caddy voorzien van het kenteken [kenteken] . Op de bijrijdersstoel werd een doorgeladen vuurwapen aangetroffen en een drietal mobiele telefoons. Dit waren een zwarte iPhone 8 (SIN-nummer [SIN-nummer 1] ), een zilveren iPhone XS Max (SIN-nummer [SIN-nummer 2] ) en een wit/roze iPhone 5SE (SIN-nummer [SIN-nummer 3] ). De iPhone 8 bleek geen relevante informatie voor dit onderzoek te bevatten en zal verder onbesproken blijven. De telefoonnummers behorende bij de wel te bespreken telefoons zullen na vermelding verder worden aangeduid met de laatste drie cijfers.
iPhone XS Max
Op dit toestel bevinden zich naast gesprekken met de vriendin van de verdachte, [naam 1] , ook chats met een zekere ‘ [naam 2] ’ ( [nummer 1] ). Nader onderzoek van deze iPhone XS Max leert dat er tussen 3 november 2022 en 15 november 2022 Signalberichten opgeslagen waren van de verdachte met ‘ [naam 2] ’. Daaruit blijkt de volgende gang van zaken.
In de late avond van 3 november 2022 en begin van de nacht 4 november 2022 vraagt ‘ [naam 2] ’ of de verdachte de spullen en vervoer heeft. Hij moet gewoon naar hem komen en dan gaan ze morgen werken. “
Let op je telefoon morgen bro, Wees rond 22;00 ready dan kan je gelijk bewegen".
Op 4 november 2022 later in de avond en begin van de nacht 5 november 2022 staan de volgende berichten opgeslagen: "
Awo, Ik bericht je zo wat wat is let op je tel, Awoo, Okee, Al omw, ?De politie constateert op basis van de locaties van de Apple iPhone 5SE en de locaties op Apple Maps van deze telefoon dat, nadat ‘ [naam 2] ’ op 4 november 2022 om 23:26 vroeg: "
Hoelang nog" dat op de iPhone XS Max een Apple Maps trips gestart werd waaruit op te maken is dat er vanaf de omgeving van de A20 bij Nieuwerkerk gereden werd naar de Kloosstraat/Van Eedenstraat te Zwijndrecht. ‘ [naam 2] ’ geeft verdere aanwijzingen: “
oke, Bro als je bij die kloosstraat ben rij helemaal rechtdoor ri die dijk.”Om 00:13 uur stuurt ‘ [naam 2] ’ “
Er komt nu waggie (auto) daar" en "
Hij geeft je die sleutel”. Om 00:30 uur deelt ‘ [naam 3] ’ via Snapchat een filmpje van een voertuig dat gelijkenissen vertoont met de gestolen Volkswagen Caddy, waarin de verdachte op 16 november 2022 is aangehouden. Om 00:53 uur vraagt ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 3] ’ “
Is die pijp daar bij jullie?”en tot slot (op 5 november om 01:32 uur): “
Okee bro morgen alles onthouden ik geef je morgen telefoon mee naar die werk, Bro morgen wees voor 9 uur bij die caddy, Jaa die boy gaat pakken".
In de avond van 5 november, om 21.04 uur, is het dan zover: ‘ [naam 2] ’ schrijft: "
Okee, Bro k heb andere tel voor je daar zit gwn data op en zit signal op we gaan praten via daar weetje of je in die caddy kan opladen? Okee we kijken zo beter die boy is er bijna niet te heet daar staan, Heb je alles gekregen?, Awo, Is er niemand daar nog?, Awo, Kan je morgen weer?"Uit deze conversatie leidt de rechtbank af dat ‘ [naam 2] ’ aan de verdachte een nieuwe werktelefoon heeft beloofd en de verdachte deze ook heeft gekregen.
iPhone 5SE
In de iPhone 5SE die bij de verdachte is aangetroffen zijn eveneens gesprekken gevonden die betrekking hebben op het incident tussen 4 en 6 november 2022. Ook met deze telefoon zijn tijdens de gesprekken handelingen verricht die aansluiten bij de inhoud van de gesprekken. Hierna volgt een bespreking van de relevante bevindingen.
Op 5 november 2022 om 21:11 uur wordt de contactpersoon ‘ [naam 2] ’ aangemaakt. Deze handeling valt in tijd en ook voor wat betreft de inhoud samen met het laatste bericht van ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 3] ’ op de iPhone XS Max. Vanaf dit moment stuurt ‘ [naam 2] ’ berichten naar de iPhone 5 SE, waarvan de gebruikersnaam ‘ [naam 4] ’ is. ‘ [naam 2] ’ vraagt of ‘ [naam 4] ’ al in de Caddy zit en schrijft dat hij zo alle info over het werk stuurt. Om 21:25 uur laat ‘ [naam 2] ’ weten dat hij iemand gestuurd heeft om te kijken op het werkadres en dat de buurt gecheckt wordt. ‘ [naam 2] ’ geeft de opdracht de telefoon uit te zetten en geeft de instructies:
“dalijk geven aan die boy”en ‘ [naam 4] ’ moet kijken of het wapen geladen is. ‘ [naam 2] ’ stuurt ‘ [naam 4] ’ foto’s van het beoogde slachtoffer en een auto. ‘ [naam 2] ’ vermoedt dat ‘hij’ van achter komt en stuurt foto’s van een woonhuis. Om 21:55 uur stuurt ‘ [naam 2] ’ het bericht:
“Okee goed opletten en als je em zie komen of gaan leeg heel die magazijn op em”.In de uren die volgen stuurt ‘ [naam 2] ’ regelmatig berichten, waaruit kan worden opgemaakt dat de opdracht nog niet is voltooid en waarschuwt op enig moment:
“Bro kijk of jullie willen blijven tot 2 daarna loesoe anders wordt heet”.Uit de iPhone 5 SE blijkt dat de gebruiker om 01:01 uur uit Zwijndrecht vertrekt naar Zoetermeer. Om 01:52 uur vraagt ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 4] ’ of hij morgen weer komt. Om 21:29 uur stuurt ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 4] ’ dat ze:
“die waggie stickere voordat we verder werken ja. Zodat we weten waar hij is”.
Incident 16 november 2022 ([slachtoffer]
)
Op de iPhone XS Max en iPhone 5 SE zijn ook gesprekken aangetroffen die betrekking hebben op het incident van 16 november 2022. Ook in dit geval zijn op de telefoons tijdens de gesprekken handelingen verricht die aansluiten bij de inhoud van de gesprekken. Hierna volgt een bespreking van de relevante bevindingen.
Op 14 november om 22.38 uur stuurt ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 3] ’ (de verdachte) op zijn iPhone XS Max “
bro er is misschien sneller werk iemand in ze been geven snel 5 kop”en: “
okee bro, je kan gwn gaan met die caddy ik regel wel nieuwe voor die andere werk. bro k laat je morgen die tel pakken bij die boy via daar geef ik je alle info”.
Op 15 november 2022 om 22.31 uur appt ‘ [naam 2] ’ aan ‘ [naam 3] ’: “
Bro ik ga je met iemand laten praten morgen zodat je die wagen kan ophalen en naar die werk kan gaan. Vandaag kon niet. Ik laat die mooie van vorige keer je die spullen geven zodat je met die caddie kan gaan en alles erin zit” Vanaf 22.38 uur stuurt ‘ [naam 2] ’ hem nog een aantal berichten met betrekking tot de te gebruiken telefoons: “
die werk tellie beste bro, en de joune gewoon laten bij je waggi. Bro je mag zelf weten, maar is heet bro je weet. Ik zou je andere tellie meegeven. Die werktellie is beste bro” tot slot deelt ‘ [naam 2] ’ mede
“oké bro ik laat iemand je connecte zodat je die spulle kan halen”. Dit bericht is van 15 november 22:47 uur en is het laatste bericht dat door ‘ [naam 2] ’ is gestuurd.
In de iPhone 13 ( [nummer 2] ) van de medeverdachte [medeverdachte] wordt een afbeelding aangetroffen van een bericht van ‘ [naam 2] ’ aan een derde met als tekst: “
awo, bro connect deze boy morgen ( [nummer 3] ) hij komt caddy halen en geef hem die p voor legday. Hij gaat je connecte rond 6 zo”. De afbeelding is gemaakt op 16 november rond 6:30 uur. Het genoemde nummer is het nummer van de verdachte dat hij gebruikt als ‘ [naam 3] ’.
Overdag, dus op 16 november, vindt vanaf 13:33 uur berichtenverkeer plaats tussen de verdachte als ‘ [naam 3] ’ en een ander Signal account met als gebruikersnaam ‘ [naam 5] . Kennelijk was de verdachte de boy die geconnect moest worden in opdracht van ‘ [naam 2] ’ en is dit ook gelukt. ‘ [naam 2] ’ komt vanaf dit moment niet meer voor. Zijn rol wordt voortgezet als ‘ [naam 5] . Vanaf dat moment ontvangt de verdachte de instructies met betrekking tot deze geweldsopdracht van ‘ [naam 5] .
De meeste berichten tussen ‘ [naam 5] en ‘ [naam 3] ’ zijn gewist, maar uit de inhoud van de wel leesbare berichten, alsmede uit de in de XS Max aangetroffen afbeeldingen, volgt dat het ging om dezelfde geweldsopdracht, waarbij de verdachte [slachtoffer] in zijn been zou schieten. 'B1.' vroeg hem: "
Je moet vnv deze kant komen tog? Als je rond 09:15 09:30 kan zijn is beste. Anders ga ik niet halen." Dat de verdachte akkoord gaat blijkt uit de chat met zijn vriendin waarin hij schrijft naar [plaatsnaam 2] te moeten die avond in verband met wat hij gisteren zei, dat hij zijn wifi uit gaan doen en misschien wel de hele nacht wegblijft. Om 19.39 uur maakt de verdachte op zijn iPhone XS Max een filmpje waarin een persoon in een Volkswagen zit die met zwarte handschoenen een vuurwapen vasthoudt, dat sterk lijkt op het wapen dat uiteindelijk in de Caddy ligt waarin hij wordt aangehouden. Om 20.22 uur beweegt de iPhone 5 SE, die bij de verdachte in de auto lag, zich via Zwijndrecht naar de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] .
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, conform de instructies van ‘ [naam 2] ’ van de avond daarvoor, de Caddy en de iPhone 5 SE heeft opgehaald en op pad gaat om de opdracht uit te voeren. Vanaf dat moment communiceert de verdachte niet meer met zijn XS Max, maar met de 5 SE en de Signal gebruikersnaam ‘ [naam 4] ’, die gekoppeld is aan het nummer [nummer 4] .
Om 21:14 uur chatten ‘ [naam 5] en ‘ [naam 4] ’, met elkaar over het gegeven dat ‘ [naam 4] ’ (de verdachte) niet aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] had moeten zijn, maar aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] . Na dit gesprek peilt de telefoon van ‘ [naam 4] ’ achtereenvolgens uit in [plaatsnaam 2] , op de A16, de A20, de A12 en uiteindelijk bij Harmelen. De route die door de verdachte gevolgd is, is de weg van [plaatsnaam 2] naar [plaatsnaam 1] , wat ook bevestigd wordt door het ingetypte adres op de privételefoon van de verdachte. Doordat de VW Caddy waarin de verdachte reed al bij Harmelen is gestopt heeft hij die rit, en daarmee de opdracht, niet kunnen voltooien.
6.4.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit de chats op de iPhone XS Max en iPhone 5 SE af dat ‘ [naam 2] ’ ‘ [naam 3] ’ de opdracht heeft gegeven voor de beschieting van een persoon op 5 november 2022 in [plaatsnaam 2] . Uit de chats van ‘ [naam 2] ’ blijkt dat ‘ [naam 3] ’ bij het huis van het beoogde slachtoffer in de auto zat, het slachtoffer met een geladen vuurwapen heeft opgewacht en rondjes heeft gereden om hem niet mis te lopen. ‘Bij de klus aan [adres 3] wordt de verdachte eerst als ‘ [naam 3] ’en later als ‘ [naam 4] ’ aangestuurd door ‘ [naam 2] ’ en vervolgens ‘ [naam 5] .
De rechtbank dient allereerst de vraag te beoordelen of de verdachte ten tijde van zijn aanhouding de gebruiker is geweest van de iPhone XS Max en/of de iPhone 5 SE.
6.4.1.
Identificatie gebruiker accounts ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 3] ’
‘ [naam 3] ’(iPhone XS Max)
Uit onderzoek aan de iPhone XS Max blijkt dat daaraan het Apple ID [Apple ID] is gekoppeld. De naam van de gebruiker van WhatsApp is ‘ [naam 6] ’, de voornaam van de verdachte, en in Signal is de gebruikersnaam ‘ [naam 3] ’. In de applicaties WhatsApp en Snapchat zijn een afbeelding en video aangetroffen waarop verdachte door de verbalisanten is herkend. Via WhatsApp is er contact met ‘ [naam 7] ’, waaraan de gebruiker zijn als zijn adres opgeeft [adres 4] , dit is het adres van de verdachte. De verdachte heeft in verhoor bij de politie verklaard dat de bij hem aangetroffen telefoons van hem zijn. Dit maakt dat vastgesteld kan worden dat dit toestel aan de verdachte toebehoort, door hem wordt gebruikt en de verdachte de gebruiker is geweest van het account ‘ [naam 3] ’.
‘ [naam 4] ’(iPhone 5 SE)
In Signal staat ‘ [naam 4] ’ als
‘owner’geregistreerd ( [nummer 5] ). Uit onderzoek aan de iPhone 5 SE blijkt dat de verdachte de gebruiker is van dit account. Hij had het toestel bij zich toen hij op 16 november alleen in de Volkswagen Caddy werd aangehouden. De GPS-data van het toestel laten daarnaast zien dat het is meegereisd vanaf o.a. de [straatnaam 1] te [plaatsnaam 2] naar de plek waar hij is aangehouden. Dit komt overeen met de inhoud van het gesprek van ‘ [naam 4] ’ met ‘ [naam 5] over de vergissing omtrent [adres 5] in [plaatsnaam 2] dan wel [plaatsnaam 1] . Daarbij verdient opmerking dat dit gesprek kort voor zijn aanhouding plaatsvond. De verklaring van verdachte dat hij dit toestel van een vriend had gekregen en daarop gebeld zou worden sluit niet uit dat hij het toestel heeft gebruikt, en dat is overigens ook niet gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus worden vastgesteld dat de verdachte ook de gebruiker is geweest van dit toestel en van het daarop aangetroffen account ‘ [naam 4] ’.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders dienen te worden gekwalificeerd.
6.4.2
Vrijspraak feit 1 primair
Vooropgesteld wordt dat voor een strafbare poging
een begin van uitvoeringis vereist. Dit is het geval indien de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De vraag of sprake is van zulke gedragingen hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Een belangrijke beoordelingsfactor daarbij is hoe dicht de vastgestelde gedragingen bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen (bijvoorbeeld in tijd en/of plaats), en hoe concreet deze daarop waren gericht. Het kan bij een poging ook gaan om een samenstel van gedragingen, met inbegrip van die van eventuele deelnemers. Het is niet noodzakelijk dat al een bestanddeel van de delictsomschrijving is vervuld.
De rechtbank acht in dit geval nog niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade aan de aangever en overweegt daartoe als volgt.
In de chats tussen ‘ [naam 5] en ‘ [naam 4] ’ van 16 november 2022 wordt gesproken over [huisnummer] en de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] , terwijl ‘ [naam 4] ’ aanvankelijk op het verkeerde adres in [plaatsnaam 2] bleek te staan. Uit de GPS-data van de iPhone 5 SE blijkt dat de verdachte vervolgens op pad gaat naar [plaatsnaam 1] . Nog voordat hij in [plaatsnaam 1] is aangekomen, wordt hij op de A12 te Harmelen aangehouden. Alhoewel er plannen waren om de bewoner van de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 1] te beschieten, is de verdachte nimmer op het adres aangekomen. De gedragingen van de verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank in tijd en plaats nog te ver verwijderd van de daadwerkelijke beschieting, zodat geen sprake is van
een begin van uitvoering.
Bewijswaardering feit 1 subsidiair
Voorbereidingshandelingen
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de beoogde zware mishandeling van [slachtoffer] heeft voorbereid. Dit blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft met twee telefoons gesprekken gevoerd over een schietklus in [plaatsnaam 1] . Uit de chats met ‘ [naam 2] ’ op de iPhone XS Max blijkt dat de verdachte met
‘die Caddy’kan gaan waar alle spullen al/nog in zitten van de vorige keer. De verdachte kan
‘die wagen ophalen en naar die werk’gaan. ‘ [naam 2] ’ laat ook weten dat
‘werk tellie’(de rechtbank begrijpt: werktelefoon) het beste is, al moet de verdachte dit zelf weten. Op de iPhone 5 SE zijn afbeeldingen aangetroffen van het beoogde slachtoffer met daarbij de tekst
‘Kom is, [adres 3] , Legday geven’.Uit de chats met ‘ [naam 5] op de iPhone 5 SE blijkt dat de verdachte op 16 november 2022 daadwerkelijk op pad is naar [adres 3] , maar dat hij aanvankelijk bij het verkeerde adres staat. Niet veel later is de verdachte met een geladen vuurwapen in een gestolen Volkswagen Caddy aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte een Volkswagen Caddy (voertuig), meerdere telefoons (informatiedragers) en een vuurwapen (voorwerp) voorhanden gehad die bestemd waren voor het begaan van het voorgenomen misdrijf, te weten de zware mishandeling van [slachtoffer] . Dat een auto en telefoon ook een alledaagse bestemming kunnen hebben, doet aan de bestemming niets af nu uit de chats duidelijk blijkt van het misdadige doel dat de verdachte en zijn mededaders ermee voor ogen hadden.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet worden vastgesteld dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Het gaat hierbij om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval.
Uit het dossier blijkt dat bij de verdachte en zijn mededaders het vooropgezette plan bestond om het slachtoffer aan [adres 3] ernstig te verwonden door deze een ‘legday’ te geven. Uit het dossier blijkt dat de verdachte ook daadwerkelijk vanuit [plaatsnaam 2] met een doorgeladen vuurwapen onderweg was naar [plaatsnaam 1] , zodat ook bewezen is dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Medeplegen
Voor medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De bijdrage van de medepleger is in de regel geleverd als er sprake is van een gezamenlijke uitvoering.
De verdachte kreeg van ‘ [naam 2] ’ de opdracht om naar [adres 3] te rijden om de bewoner
‘legday’te geven. Er wordt contact opgenomen met de verdachte over het ophalen van de
‘Caddy’met spullen. Uit de chats met ‘ [naam 5] blijkt dat de verdachte daadwerkelijk op pad is gegaan en bij zijn aanhouding is hij in een Volkswagen Caddy met een doorgeladen vuurwapen aangetroffen. Hieruit kan worden opgemaakt dat de verdachte de Caddy met inhoud daadwerkelijk heeft opgehaald. De verdachte was weliswaar de beoogd schutter/uitvoerder van de klus, maar ‘ [naam 2] ’/’ [naam 5] had zowel in de uitvoering als in de voorbereiding een aansturende rol. Gelet hierop, oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Bewezen is dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het feit.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd en spreekt hem daarvan vrij. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
6.4.3
Bewijswaardering feit 2 primair
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord van de bewoner aan [adres 2] en overweegt daartoe het volgende.
Uit de gesprekken tussen ‘ [naam 2] ’ en de verdachte valt af te leiden dat de verdachte op 5 november naar Zwijndrecht is gereden en daar enkele uren buiten heeft staan wachten met de opdracht om ‘
heel die magazijn’te legen op het beoogde slachtoffer als de verdachte hem zou zien. Uit de chats en GPS-data op de iPhone XS Max van de verdachte blijkt dat hij ter plaatse heeft rondgelopen, op zoek naar het slachtoffer. Uit de gesprekken blijkt dat het slachtoffer kennelijk nog niet op komt dagen, waardoor de verdachte onverrichter zake terugkeert. Naar het oordeel van het rechtbank ligt het met een geladen vuurwapen voor de woning van een beoogd slachtoffer wachten totdat die persoon thuiskomt om hem te beschieten zó dicht bij de voltooiing van de geplande moord, dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijning daarop zijn gericht, waardoor sprake is van
een begin van uitvoeringvan het delict.
Vrijwillige terugtred
Namens de verdediging is aangevoerd dat, voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, sprake is van vrijwillige terugtred. De verdachte is eerder dan gepland (00:02 uur in plaats van de afgesproken 02:00 uur) weggegaan van de [straatnaam 2] en heeft niet opnieuw gevolg gegeven aan het voorgenomen misdrijf.
De rechtbank gaat daar niet in mee. Van vrijwillige terugtred is pas sprake als de verdachte de poging heeft gestaakt vanwege omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk waren. Daarvan is in dit geval geen sprake. De keuze om te vertrekken bij de woning van het beoogde slachtoffer had blijkens de chats immers te maken met het feit dat het beoogde slachtoffer niet is verschenen. De verdachte is nog lang blijven posten en heeft de omgeving van de woning van het beoogde slachtoffer pas na middernacht verlaten. Het verweer zal worden verworpen.
Voorbedachte raad
Uit het dossier blijkt dat de verdachten het vooropgezette plan hadden om een magazijn te legen op het beoogde slachtoffer aan [adres 2] , wat bezwaarlijk anders kan worden beschouwd als ingegeven met het doel om iemand van het leven te beroven. Tussen 4 en 6 november 2022 hebben diverse Signal-gesprekken plaatsgevonden tussen ‘ [naam 2] ’ en de verdachte. In deze gesprekken is besproken wie het beoogde slachtoffer was, met welke wagen de verdachten in Zwijndrecht kon komen en hoe hij te werk moest gaan (het legen van een magazijn). Door de expliciete instructies en het feit dat de verdachte daadwerkelijk een langere tijd rondom de woning van het beoogde slachtoffer heeft gestaan, kan worden geconcludeerd dat de verdachte heeft nagedacht over het genomen besluit en dat niet is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde voorbedachten rade bewezen.
Medeplegen
De rechtbank komt op basis van dezelfde overwegingen als ten aanzien van feit 1 subsidiair tot het oordeel dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering met degene aan wie het account ‘ [naam 2] ’/’ [naam 5] ’ kan worden toegeschreven,. De onderlinge rolverdeling ten aanzien van dit feit komt overeen met die van feit 1.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
6.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 14 november 2022 tot en met 16 november 2022 te [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] en/ Dordrecht ,
tezamen en in vereniging met anderen, ,
ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] , , zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door middel van het schieten in een been of billen),
opzettelijk voorwerpen, , informatiedragers, en/
eenvervoermiddel, te weten
- een gestolen auto (om spullen op te halen en naar de woning van die [slachtoffer] aan [adres 3] te rijden) en/
- een (werk)telefoon en/ locatiegegevens en/ persoonsgegevens (van het slachtoffer [slachtoffer] ),
- een doorgeladen vuurwapen, ,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
hebben verworven, en of voorhanden hebben gehad;
2 primair
hij in de periode van 4 november 2022 tot en met 6 november 2022 te [plaatsnaam 2] en Dordrecht en Zwijndrecht ,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, ,
opzettelijk en met voorbedachten rade, de bewoner van [adres 2] , ,
van het leven te beroven ,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- locatiegegevens en persoonsgegevens en voertuiggegevens en informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident (te weten door middel van het leegschieten van een heel magazijn op die persoon) hebben verschaft en ontvangen, en
- een (doorgeladen) vuurwapen heeft verschaft en/of opgehaald,
- met een gestolen auto naar de woning aan [adres 2] is gereden, en
- vervolgens met een doorgeladen vuurwapen gewacht hebben bij de woning aan [adres 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1
medeplegen van de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade
2
medeplegen van een poging tot moord met voorbedachten rade
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

8.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

9.Motivering straf

9.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
9.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van de zware mishandeling van [slachtoffer] en een poging tot moord, beide gepleegd met voorbedachten rade. De verdachte ontving opdrachten voor schietklussen via de applicatie Signal. Hem werd verteld waar hij het te gebruiken voertuig en vuurwapen moest ophalen, wie het beoogde slachtoffer was en hoe hij te werk moest gaan. De verdachte is beide keren op pad gegaan om de klussen, respectievelijk het schieten in een been en het leegschieten van een heel magazijn, te volbrengen, gelukkig beide keren zonder resultaat. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De aangever die in zijn been zou moeten worden geschoten heeft in aanloop naar het incident van de politie moeten vernemen dat hij gevaar liep en heeft zijn gezin veiligheidsinstructies moeten geven. Dit heeft ongetwijfeld gevoelens van angst en onveiligheid gecreëerd bij hen thuis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Dat er geen gewonden zijn gevallen, is niet aan het handelen van de verdachte en zijn mededaders te danken. De rechtbank tilt zwaar aan het planmatige karakter waarmee de misdrijven zijn begaan en de vanzelfsprekendheid en achteloosheid waarmee de verdachte en zijn mededaders over geweldsklussen spreken alsof het allemaal slechts een spelletje betreft. De rechtbank acht het ook zeer zorgelijk dat de verdachte zich, kennelijk enkel voor eigen financieel gewin, laat inhuren en kennelijk niet schroomt om iemand om het leven te brengen. Het feit dat de verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn handelen, rekent de rechtbank hem aan.
9.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
9.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Hier wordt in het nadeel van verdachte rekening mee gehouden.
Gelet op de veroordeling van de verdachte door de rechtbank Midden-Nederland van 23 mei 2023, is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing.
9.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juni 2024. Dit rapport houdt – voor zover van belang - het volgende in.
In gesprekken met de verdachte komt naar voren dat hij zijn eigen keuzes maakt en zich niet laat beïnvloeden door derden. De verdachte zegt in detentie tot andere inzichten te zijn gekomen en andere keuzes te willen maken wanneer hij uit detentie komt. Er zijn geen indicaties voor een psychische stoornis. Indien de verdachte wordt veroordeeld voor de tenlastegelegde feiten, acht de reclassering bijzondere voorwaarden gericht op controle en slachtofferbescherming geïndiceerd. Een dagbestedingsverplichting zorgt ervoor dat betrokkene weer structuur gaat aanbrengen in zijn leven en draagt bij aan recidive vermindering.
9.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, gelet op de aard en ernst van de feiten.
Door de reclassering zijn bijzondere voorwaarden geadviseerd. Anders dan de reclassering, ziet de rechtbank ziet geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. Een voorwaardelijk strafdeel doet in dit geval geen recht aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officieren van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

10.In beslag genomen voorwerpen

10.1.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon te onttrekken aan het verkeer. Onttrekking is verzocht in het licht van de verdenking, het feit dat de verdachte wederom heimelijk over een telefoon beschikte na een eerdere inbeslagname en daarmee het risico dat de telefoon kan dienen om soortgelijke feiten te begaan of voor te bereiden.
10.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave verzocht van de mobiele telefoon aan de verdachte, aangezien de mobiele telefoon privé zaken van de verdachte bevat.
10.3.
Beoordeling
Anders dan de officieren van justitie, acht de rechtbank het ongecontroleerde bezit van de mobiele telefoon niet in strijd met de wet of met het algemeen belang. Een mobiele telefoon is in beginsel geen voorwerp dat vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer op grond van artikel 36c Sr. De in beslag genomen Apple iPhone, omschrijving RTRAB22033,760293, zal in plaats daarvan worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.

11.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 7.500,= aan immateriële schade.
11.1.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben verzocht om de vordering toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en hoofdelijke veroordeling daartoe aan alle drie de verdachten. Tevens is verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak, is de verdediging van mening dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair is verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding teweegbrengt.
11.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 november 2022.
11.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 46, 47, 57, 63, 289 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
Apple iPhone, omschrijving RTRAB22033,760293;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€ 1.000,= (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.000,=(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Tuinenburg, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.D. Schmahl en E. van Beek, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De eerste griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 14 november 2022 tot en met 16 november 2022, te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of Dordrecht en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] , althans een persoon, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
- locatiegegevens en/of persoonsgegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident (te weten door middel van het schieten in een been en/of billen) heeft/hebben verschaft en/of ontvangen, en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft verschaft en/of geregeld en/of opgehaald, en/of
- een (gestolen) auto heeft verschaft en/of geregeld en/of opgehaald en/of
-(vervolgens) met die auto en het (doorgeladen) vuurwapen richting de woning van die [slachtoffer] aan [adres 3] is/zijn gereden, en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2022 tot en met 16 november 2022 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] en/of Dordrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] , althans een persoon, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door middel van het schieten in een been of billen),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (gestolen) auto (om spullen op te halen en/of naar de woning van die [slachtoffer] aan [adres 3] te rijden) en/of
- een (werk)telefoon en/of locatiegegevens en/of persoonsgegevens (van het slachtoffer [slachtoffer] ),
- een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2022 tot en met 6 november 2022 te [plaatsnaam 2] en/of Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk de bewoner van [adres 2] , althans een persoon,
van het leven te beroven en/of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
- locatiegegevens en/of persoonsgegevens en/of voertuiggegevens en/of informatie omtrent de wijze van uitvoering van het uit te voeren schietincident (te weten door middel van het leegschieten van een heel magazijn op die persoon) heeft/hebben verschaft en/of ontvangen, en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft verschaft en/of geregeld en/of opgehaald,
- met een (gestolen) auto naar de woning aan [adres 2] is/zijn gereden, en/of
- ( vervolgens) met een (doorgeladen) vuurwapen gewacht heeft/hebben bij de woning aan [adres 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1
ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2022 tot en met 6 november 2022 te [plaatsnaam 2] en/of Dordrecht en/of Zwijndrecht en/of Zoetermeer en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk de bewoner van [adres 2] , althans een persoon, al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven en/of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (door middel van het leegschieten van een heel magazijn op die persoon),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (gestolen) auto (om een vuurwapen en/of uitvoerder op te halen en/of naar de
woning aan [adres 2] te rijden) en/of
- een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
en/of
- een digitale foto(’s) en/of een video(’s), die betrekking hadden op het beoogde slachtoffer en/of het uit te voeren schietincident,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad;
( art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 303 Wetboek van Strafrecht, art 302 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )