ECLI:NL:RBROT:2024:7397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/682011 / KG ZA 24-661
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medewerking overname echtelijke woning in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die een relatie hebben gehad. De relatie eindigde op 22 mei 2022. In een eerder vonnis van 24 oktober 2023 werd de vrouw bevolen om binnen drie maanden na het verkrijgen van het voortgezet woongenot van de gezamenlijke woning, haar aandeel in de woning van de man over te nemen. De vrouw heeft op 23 januari 2024 het voortgezet woongenot verkregen, maar de man heeft onvoldoende medewerking verleend aan de overname van zijn aandeel in de woning. De vrouw heeft daarom in deze procedure geëist dat de man wordt veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de overname van zijn aandeel in de woning en aan alles wat nodig is om de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek.

De man is het niet eens met de eisen van de vrouw en stelt dat de termijn voor de overname is verstreken en dat de woning aan een derde moet worden verkocht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man onvoldoende medewerking heeft verleend en dat de vrouw niet aan de termijn van drie maanden kan worden gehouden. De man is veroordeeld om binnen vijf dagen zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw en aan alles wat nodig is om de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek.

Daarnaast is de man veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vrouw, omdat hij door zijn handelen de vrouw heeft gedwongen om opnieuw een kort geding te starten. De proceskosten zijn begroot op € 1.502,63, en de man moet deze binnen veertien dagen na aanschrijving betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/682011 / KG ZA 24-661
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
woonplaats: Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. N.T. Vogelaar te Maasdijk,
tegen
[naam man],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf is verschenen.
De partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
De vrouw en de man hebben een relatie gehad. Die relatie is op 22 mei 2022 geëindigd. Over de verdeling van hun gezamenlijke woning hebben de partijen vervolgens in kort geding geprocedeerd, waarin op 24 oktober 2023 vonnis is gewezen. In dat vonnis is de vrouw bevolen om binnen drie maanden nadat zij het voortgezet woongenot van de woning heeft verkregen – wat op 23 januari 2024 is gebeurd – te bewerkstelligen dat zij het aandeel van de man in de woning overneemt, met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypotheek en betaling van zijn aandeel in de overwaarde, bij gebreke waarvan de woning na ommekomst van de termijn van drie maanden te koop moet worden aangeboden aan een derde.
1.2.
Volgens de vrouw werkt de man onvoldoende mee aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw. Daarom eist de vrouw in deze zaak dat de man wordt veroordeeld om – kort gezegd – zijn medewerking te verlenen aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw en aan alles wat nodig is om de vrouw in staat te stellen de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypotheek. Als de man dat niet doet, moet hij een dwangsom moet betalen, wil de vrouw worden gemachtigd om te doen wat de man moet doen en moet dit vonnis in de plaats treden van wat de man moet doen. Verder heeft de vrouw een aantal eisen die verband houden met de over- of onderwaarde van de woning en de kosten van de notariële overdracht van de woning. Tot slot eist de vrouw dat de man haar volledige proceskosten moet vergoeden.
1.3.
De man is het niet eens met de eisen van de vrouw. Volgens de man is de termijn die in het vonnis van 24 oktober 2023 is gesteld verstreken en moet de woning om die reden worden verkocht aan een derde. Volgens de man heeft de vrouw niet bewezen dat zij zijn aandeel in de woning kan overnemen. Bovendien is de man van mening dat de waarde waarop de woning is getaxeerd te laag is. De man was in afwachting van zijn voormalige advocaat voor het opnieuw laten taxeren van de woning.
1.4.
De voorzieningenrechter wijst de eisen van de vrouw gedeeltelijk toe, omdat de vrouw onder de gegeven omstandigheden niet kan worden gehouden aan de termijn die in het vonnis van 24 oktober 2023 is gesteld. De man verleent namelijk onvoldoende medewerking aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw en aan wat nodig is om de vrouw in staat te stellen de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de op de woning rustende hypotheek. Dit wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 19;
  • de mondelinge behandeling op 22 juli 2024.

3.De beoordeling

De man heeft onvoldoende medewerking verleend

3.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man onvoldoende heeft meegewerkt aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw. De voorzieningenrechter legt dit uit aan de hand van de correspondentie tussen partijen, die de vrouw in het geding heeft gebracht.
3.2.
Op 23 januari 2024 heeft de vrouw de advocaat van de man bericht dat zij de woning heeft laten taxeren en dat zij, bij toedeling van de woning aan haar, in staat is om de man te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De advocaat van de man heeft daar niet op gereageerd. Vervolgens heeft (de advocaat van) de vrouw op 4 maart 2024, 25 maart 2024 en 27 maart 2024 opnieuw berichten aan de advocaat van de man gestuurd. De advocaat van de man heeft uiteindelijk op 28 maart 2024 gereageerd met – kort gezegd – het bericht dat de man bedenktijd nodig heeft. Vervolgens heeft de vrouw weer een week niets gehoord en heeft zij op 4 april 2024 een bericht naar de advocaat van de man gestuurd. Daarop heeft de man diezelfde dag gereageerd met het bericht dat hij de woning op korte termijn opnieuw wil laten taxeren. De vrouw heeft daarop (uiteindelijk) aangegeven dat de man een taxatie mag laten uitvoeren en dat zij wel hoort wanneer de taxateur langskomt. Daarna blijft het opnieuw stil vanuit de man, totdat de advocaat van de man op 22 april 2024 aan de vrouw bericht dat de termijn van drie maanden, die in het vonnis van 24 oktober 2023 is gesteld, is verstreken en dat de woning aan een derde moet worden verkocht.
3.3.
Uit deze correspondentie blijkt dat (de advocaat van) de man erg langzaam reageert op berichten van (de advocaat van) de vrouw en bovendien komt daaruit het beeld naar voren dat de man de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw aanhoudt totdat de termijn van drie maanden, die in het vonnis van 24 oktober 2023 is gesteld, was verstreken. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij in afwachting was van zijn advocaat voor het benaderen van een makelaar om een taxatie van de woning uit te voeren, maar dat is geen excuus. De man had, als zijn advocaat niet op tijd reageerde, zelf de taxatie van de woning kunnen oppakken of in ieder geval de vrouw op de hoogte kunnen houden van de stand van zaken. Dat heeft hij niet gedaan. Integendeel, de advocaat van de man heeft de vrouw plotsklaps bericht dat de termijn van drie maanden was verstreken en dat de woning aan een derde moet worden verkocht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de man zich, na zijn stilzitten, onder meer ten aanzien van de door hem gewenste nieuwe taxatie van de woning, niet beroepen op het verstrijken van de termijn van drie maanden. De vrouw wordt dan ook niet gehouden aan de termijn van drie maanden, die in het vonnis van 24 oktober 2023 is gesteld.
De man moet nu wel medewerking gaan verlenen
3.4.
Omdat de man tot nu toe onvoldoende medewerking heeft verleend aan de overname van zijn aandeel in de woning door de vrouw en de vrouw niet te lang in een onverdeelde boedel hoeft te blijven zitten, wordt de man veroordeeld om binnen vijf dagen na vandaag zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw tegen de waarde die door Ooms Makelaars of – als Ooms Makelaars niet kan of wil taxeren – JS Vastgoed, 2V Makelaars, Taxatie Plein Rotterdam of enige andere makelaar wordt vastgesteld. Verder wordt de man veroordeeld om binnen vijf dagen na vandaag zijn medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat de vrouw de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening die op de woning rust.
3.5.
Voor het geval dat de man geen voldoende of tijdige medewerking verleent, geldt het volgende. De voorzieningenrechter machtigt de vrouw voor dat geval om alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om tot notariële levering van het aandeel van de man in de woning aan de vrouw te komen en om ervoor te zorgen dat de vrouw de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening die op de woning rust. Voor dat geval bepaalt de voorzieningenrechter dat dit vonnis in de plaats treedt van de verklaring/ondertekening van/door de man die strekt tot het geven van een opdracht aan de makelaar/taxateur en van de verklaring/ondertekening van/door de man van de notariële akte tot verdeling waarbij het aandeel van de man in de woning door de man wordt geleverd aan de vrouw.
De over- of onderwaarde van de woning
3.6.
De eis van de vrouw om te bepalen dat de over- of onderwaarde van de woning bij helfte tussen de partijen wordt gedeeld, wordt afgewezen. De vrouw stelt namelijk zelf dat zij nog een aantal zaken wil verrekenen en misschien heeft de man ook nog zaken die hij wil verrekenen. Dat moeten de partijen onderling (of, als dat niet lukt, in een bodemprocedure) uitzoeken. De voorzieningenrechter bepaalt daarom voor nu dat de eventuele overwaarde van de woning in depot wordt gehouden op de kwaliteitsrekening van de notaris die de woning passeert en dat pas tot uitkering van die overwaarde aan (één van) de partijen wordt overgegaan als de partijen daar gezamenlijk opdracht voor geven of als er een onherroepelijke gerechtelijke uitspraak met betrekking tot die eventuele overwaarde is gedaan.
De kosten van de notariële overdracht van de woning
3.7.
De vrouw eist dat wordt bepaald dat zij de kosten van de notariële overdracht van de woning betaalt, maar daar heeft zij geen voldoende belang bij en daarom wordt die eis niet toegewezen (artikel 3:303 BW).
De proceskosten
3.8.
De vrouw eist dat de man haar volledige proceskosten moet betalen. In zaken tussen ex-partners wordt in het algemeen besloten tot compensatie van de proceskosten, wat inhoudt dat iedere partij de eigen proceskosten moet betalen. De gedachte daarachter is dat de afwikkeling van een relatie en alles wat daarmee samenhangt vaak gepaard gaat met persoonlijke en interrelationele moeilijkheden. De redelijkheid en billijkheid brengen daarom met zich mee dat niet te snel tot een proceskostenveroordeling wordt overgegaan, laat staan tot een volledige proceskostenveroordeling. Maar ook in familierechtelijke zaken kunnen zich gevallen voordoen waarin het juist in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren en daarvan is in deze zaak sprake. De vrouw heeft eind 2023 al kosten moeten maken voor het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 24 oktober 2023. De proceskosten van dat kort geding zijn gecompenseerd. Door vervolgens onvoldoende medewerking te verlenen, ondanks herhaalde berichten van (de advocaat van) de vrouw niet of laat te reageren, op een taxatie aan te sturen die uiteindelijk niet wordt uitgevoerd en uiteindelijk – na alle door hem zelf veroorzaakte vertraging – zelfs het standpunt in te nemen dat de woning nu dan maar aan een derde moet worden verkocht, heeft de man de vrouw feitelijk gedwongen opnieuw een kort geding te starten en daar kosten voor te maken. Het is dan niet meer dan redelijk dat de man een gedeelte van die kosten aan de vrouw vergoedt. Hoewel een volledige proceskostenveroordeling de voorzieningenrechter te ver gaat, omdat daar alleen in uitzonderlijke gevallen aanleiding voor bestaat en deze zaak niet zo’n uitzonderlijk geval is, moet de man wel de forfaitaire proceskosten van de vrouw aan haar vergoeden.
3.9.
De forfaitaire proceskosten van de vrouw worden begroot op:
- dagvaardingen € 289,63
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief eenvoudige zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.502,63
3.10.
De geëiste wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
veroordeelt de man om binnen vijf dagen na vandaag zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van zijn aandeel in de woning aan het adres [adres] [postcode] ) in Rotterdam aan de vrouw tegen de waarde die door Ooms Makelaars of – als Ooms Makelaars niet kan of wil taxeren – JS Vastgoed, 2V Makelaars, Taxatie Plein Rotterdam of enige andere makelaar wordt vastgesteld;
4.2.
veroordeelt de man om binnen vijf dagen na vandaag zijn medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat de vrouw de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening die op de woning rust;
en voor het geval dat de man niet (voldoende of op tijd) aan de veroordelingen onder 4.1. en/of 4.2. voldoet:
4.3.
machtigt de vrouw om alle handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om tot notariële levering van het aandeel van de man in de woning aan de vrouw te komen en om ervoor te zorgen dat de vrouw de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening die op de woning rust;
4.4.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de verklaring/ondertekening van de man strekkende tot het geven van een opdracht aan de makelaar/taxateur en van de verklaring/ondertekening van de man van de notariële akte tot verdeling waarbij het aandeel van de man in de woning door de man wordt geleverd aan de vrouw;
en in alle gevallen:
4.5.
bepaalt dat de eventuele overwaarde van de woning in depot wordt gehouden op de kwaliteitsrekening van de notaris die de woning passeert en dat pas tot uitkering van die overwaarde aan (één van) de partijen wordt overgegaan als de partijen daar gezamenlijk opdracht voor geven óf als er een onherroepelijke gerechtelijke uitspraak met betrekking tot die eventuele overwaarde is gedaan;
4.6.
veroordeelt de man in de proceskosten van € 1.502,63, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de man niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de man € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.7.
veroordeelt de man in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.
3349 / 2009