ECLI:NL:RBROT:2024:7405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
11061976
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van medische factuur door gedaagde aan zorgverlener, met discussie over vergoeding door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC) en een gedaagde die zelf procedeert. De eiser, Erasmus, heeft de gedaagde in 2020 medische hulp verleend en een factuur van € 921,94 gestuurd, welke niet is betaald. Erasmus vordert nu betaling van deze factuur, inclusief buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde stelt dat de zorgverzekeraar verantwoordelijk is voor de betaling, maar de rechtbank oordeelt dat dit een kwestie is tussen de gedaagde en zijn zorgverzekeraar, en dat Erasmus geen verplichting heeft om de factuur aan de verzekeraar te sturen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de factuur niet heeft betwist en dat hij de medische hulp heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de factuur, de incassokosten van € 167,33, en de wettelijke rente van € 107,74. Daarnaast is de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 802,89. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Erasmus het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep gaat.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheid van de gedaagde om zijn eigen facturen te betalen, ongeacht de rol van de zorgverzekeraar in de vergoeding van medische kosten. Dit vonnis biedt duidelijkheid over de verplichtingen van zowel zorgverleners als patiënten in het kader van medische zorg en betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11061976 CV EXPL 24-10925
datum uitspraak: 9 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Erasmus MC),
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: B.E.J. Caminada,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Erasmus’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 april 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde];
  • de repliek.
1.2.
De rechtbank heeft een brief aan [gedaagde] gestuurd en hem daarin de gelegenheid gegeven om te reageren op de repliek. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak om?
2.1.
Volgens Erasmus heeft [gedaagde] in 2020 medische hulp van haar gehad. Erasmus heeft hem daarvoor een factuur van € 921,94 gestuurd. [gedaagde] heeft die niet betaald. Erasmus eist nu dat hij wordt veroordeeld om die factuur te betalen, met buitengerechtelijke kosten en rente.
[gedaagde] moet de factuur van € 921,94 betalen
2.2.
[gedaagde] moet de factuur betalen, omdat er geen discussie over is dat hij medische hulp heeft gehad van Erasmus en dat de kosten daarvan € 921,94 bedragen. [gedaagde] vindt dat hij de factuur niet moet betalen, maar zijn zorgverzekeraar. Daar staat Erasmus echter buiten. Dit is iets dat speelt tussen [gedaagde] en zijn zorgverzekeraar. Vaak sturen zorgverleners als service een factuur wel direct naar de zorgverzekering, maar dit is niet verplicht. Bovendien heeft Erasmus geschreven dat zij geen inzicht heeft in de zorgverzekering van [gedaagde], zodat zij ook geen contact kon opnemen. Dat heeft [gedaagde] niet betwist, aangezien hij niet gereageerd heeft. Zelfs als Erasmus de factuur direct naar de verzekering had willen sturen, dan had dit dus niet gekund.
[gedaagde] moet incassokosten van € 167,33 betalen
2.3.
De incassokosten van € 167,33 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.4.
De rente wordt toegewezen, omdat Erasmus genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. Volgens Erasmus bedraagt de rente per 12 april 2024 € 107,74. Dat heeft [gedaagde] niet betwist. Dit bedrag is daarom inbegrepen in het toegewezen bedrag.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Erasmus op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 328,- aan griffierecht, € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 802,89. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Erasmus dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Erasmus te betalen € 1.197,01 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 921,94 vanaf 12 april 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Erasmus worden begroot op € 802,89;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
33394