ECLI:NL:RBROT:2024:7430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 24/2761
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de definitieve vaststelling van de NOW-3 tegemoetkoming en de schending van de meldplicht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW-3). Eiseres had op 20 november 2020 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten vanwege verwacht omzetverlies. De tegemoetkoming werd aanvankelijk vastgesteld op € 346.835,-, maar verweerder besloot deze met 5% te korten wegens schending van de meldplicht. Eiseres betwistte deze korting en stelde dat zij wel aan haar meldplicht had voldaan.

De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de korting van 5% terecht is toegepast, omdat eiseres niet aan de meldplicht heeft voldaan. De meldplicht houdt in dat werkgevers contact moeten opnemen met het UWV voor ondersteuning bij ontslagen werknemers. Eiseres heeft weliswaar melding gemaakt van ontslagen, maar heeft geen contact opgenomen met het UWV voor begeleiding, wat een schending van de meldplicht betekent.

De rechtbank oordeelt dat de lagere vaststelling van de NOW-tegemoetkoming niet leidt tot financiële problemen voor eiseres, aangezien zij niets hoeft terug te betalen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2761

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J.J. Verhoeven).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid (NOW-3).
Met het besluit van 10 januari 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de definitieve tegemoetkoming NOW-3, derde tranche, vastgesteld op € 346.835,-.
Met het bestreden besluit van 16 februari 2024 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres heeft op 20 november 2020 een aanvraag ingediend om verlening van een tegemoetkoming in de loonkosten als bedoeld in de NOW-3, vanwege een verwacht omzetverlies over de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020. Verweerder heeft met het besluit van 24 november 2020 een tegemoetkoming aan eiseres toegekend, waarvan € 302.502,- als voorschot is betaald.
2. Eiseres heeft op 25 juli 2023 aanvraag gedaan voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming NOW-3.Verweerder heeft met het primaire besluit de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van NOW-3 definitief berekend. Volgens verweerder heeft eiseres de plicht om ontslag om bedrijfseconomische redenen van werknemers te melden geschonden en wordt de NOW-tegemoetkoming daardoor gekort met 5%. De definitieve tegemoetkoming wordt vastgesteld op € 346.835,-. Omdat eiseres al een voorschot heeft ontvangen van € 302.502,- heeft zij nog een bedrag van € 44.333,- tegoed.
3. Met het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich heeft ingespannen om bij te dragen om de ontslagen werknemers naar ander werk te begeleiden, de meldplicht geschonden en in de subsidieperiode geen contact opgenomen voor ondersteuning bij de begeleiding naar ander werk. Om die redenen wordt de NOW-tegemoetkoming gekort met 5%.

Standpunt eiseres

4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten onrechte een korting van 5% is toegepast op de NOW-tegemoetkoming, omdat zij wel aan haar meldplicht heeft voldaan. Zij heeft melding gemaakt van de ontslagaanvraag en heeft hier een bevestiging van ontvangen. In het bestreden besluit wordt pas kenbaar gemaakt dat eiseres zich niet aan de inspanningsverplichting gehouden heeft. Dat blijkt niet uit het primaire besluit. Eiseres betwist dat dat zij niet aan de inspanningsverplichting heeft voldaan. Er is een sociaal plan opgesteld, waarin deze medewerkers kunnen worden ondersteund bij het zoeken van een nieuwe dienstbetrekking.

Beoordeling door de rechtbank

5. De kern van het geschil ziet op de vraag of het UWV terecht heeft besloten de NOW-tegemoetkoming van eiseres met 5% te korten.
6. De rechtbank stelt, gelet op het verweerschrift van 13 juni 2024 en hetgeen ter zitting is besproken, vast dat aan het korten van 5% van de NOW-tegemoetkoming uitsluitend de schending van de meldplicht zoals vermeld in artikel 12, sub e, van de NOW-3 ten grondslag ligt.
7. De meldplicht als bedoeld in dit artikel houdt in dat indien de werkgever – in dit geval eiseres – tijdens de subsidieperiode van een tranche waarvoor subsidie is aangevraagd een verzoek om toestemming doet om de arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen op grond van artikel 669, derde lid, onderdeel a, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, die verplicht is om in de subsidieperiode contact op te nemen met het UWV, voor ondersteuning en begeleiding naar ander werk. Gelet op artikel 16, vijfde lid, van de NOW-3 wordt, indien niet aan de verplichting van artikel 12, sub e, van de NOW-3 wordt voldaan, de subsidie met 5% gekort.
8. Eiseres heeft niet aan de meldplicht voldaan. Zij heeft weliswaar op
16 november 2020 een digitale melding van ontslag van drie werknemers gedaan, maar zij heeft niet met het UWV contact opgenomen voor ondersteuning voor begeleiding naar ander werk. Eiseres heeft ook erkend dat zij dat niet heeft gedaan. Eiseres is meerdere malen gewezen op de meldplicht en de gevolgen als daaraan niet wordt voldaan. In het aanvraagformulier voor de tegemoetkoming, in het besluit van 24 november 2020 als in de brief van 17 november 2020, naar aanleiding van de ontslagaanvraag, is steeds duidelijk vermeld dat eiseres moest bellen met de UWV Telefoon NOW. Hierbij werd ook het betreffende telefoonnummer genoemd. Het feit dat eiseres, zoals zij stelt, aan de inspanningsverplichting zou hebben voldaan en dat de ontslagen werknemers inmiddels aan het werk zouden zijn, maakt niet dat voorbij kan worden gegaan aan de meldplicht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bewust is gekozen voor een dwingendrechtelijke bepaling waarvan niet kan worden afgeweken.
9. Omdat uit de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming op grond van de NOW-3 blijkt dat deze niet lager is vastgesteld dan het voorschotbedrag en eiseres dus ook niets hoeft terug te betalen, heeft verweerder geen belangenafweging hoeven maken. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat eiseres niet heeft gesteld dat de lagere vaststelling van de NOW-tegemoetkoming tot financiële problemen heeft geleid.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht de NOW-3 tegemoetkoming gekort heeft met 5%. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.