Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10.005557.24
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2024.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. M. van Kuilenburg,
officier van justitie mr. J. Balk,
griffier mr. S.M.C. van Papenrecht.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De politierechter heeft door middel van deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. C. Lammers, advocaat in Utrecht.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen:
- [medeverdachte 1] (10-005527-24 en 23-001686-20)
- [medeverdachte 2] (10-005538-24 en 10-102491-23)
- [medeverdachte 3] (10-005570-24)
- [medeverdachte 4] (10-005515-24 en 09-025435-23)
Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op de verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt daarbij de korte inhoud van:
het proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer 1] , met bijlagen;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 2] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 3] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 4] ;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 5] ;
het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, van 10 januari 2024;
de stukken betreffende de toets en voorgeleiding van de verdachte;
het document van de politie, inhoudende ‘afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek’;
het sfeerproces-verbaal schade van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer 6] ;
het sfeerproces-verbaal verdiensten uithalers van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
het sfeerproces-verbaal aantallen uithalers heel 2023 van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat we het moeten hebben over de nacht van donderdag 4 januari 2024 op vrijdag 5 januari 2024. U stelt vast dat ik die nacht ben aangehouden. Uit de stukken zou blijken dat ik op 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur bij afslag 14 van de A15 ben aangehouden. U houdt mij voor dat de politie de situatie van die nacht als volgt schetst: een auto met gedempte lichten komt aanrijden en stopt op de Maasvlakte. Nadat de auto is gestopt, stappen er zes personen uit. Deze zes personen lopen daarna naar het hek. Vervolgens is op de beelden van camera MV117 te zien dat er zes personen over het terrein van Kramer Groep lopen. In de bijlage van proces-verbaal [proces-verbaalnummer 4] is dit punt aangeduid met de letter B. Het terrein ligt aan de rechterkant van de Missouriweg. U houdt mij voor dat ik de bestuurder van de auto ben geweest.
U vraagt mij wat ik hierover wil vertellen. Ik kwam een bekende tegen die vroeg of ik hem met een collega bij zijn werk wilde afzetten. U vraagt mij waarom ik het licht van de auto vlak voordat ik stopte heb uitgezet. Tijdens het schakelen stoot ik weleens met mijn linkerknie tegen het lichtknopje aan. U vraagt mij of de auto een Opel Astra is. U houdt mij voor dat een Opel één van de weinige auto’s is die nogal ruim is ingericht achter het stuur. Dus dat ik met mijn knie het lichtknopje zou kunnen bedienen, vindt u ingewikkeld. U vraagt mij hoe het kan dat ik bij het schakelen met mijn linkerknie tegen het lichtknopje aankom. Ik heb daar wel vaker last van gehad. Ik zit dicht op het stuur. Toen ik ben aangehouden, had ik gewoon mijn lichten aan. Tijdens het rijden kreeg ik van iemand groot licht en daarna heb ik mijn lichten weer aangezet.
U vraagt mij wie de personen in mijn auto waren. Ik wil alleen over mezelf verklaren.
U vraagt mij of ik geld heb gekregen voor het afzetten van personen. Nee, dat heb ik niet.
De raadsvrouwwordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte of hij iets meer kan vertellen over de vriend die hij met een collega heeft afgezet.
De verdachteverklaart: het is een vriend, maar hem spreek ik niet op dagelijkse basis. Ik heb hem daar gewoon gebracht omdat hij het vroeg. Ik zag er ook geen ernst in.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte of hij dit gratis deed en wie de vriend was.
De verdachteverklaart: ik deed het niet gratis en ik wil niet zeggen wie het was.
De politierechterbespreekt vervolgens de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachteverklaart:
U vraagt mij iets over mezelf te vertellen omdat u niet zoveel over mij weet. In de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd, staat dat ik bij mijn moeder woon, gestopt ben met mijn opleiding en geen werk heb. Dat klopt niet helemaal. Ik werk bij mijn moeder. De raadsvrouw geeft aan dat hiervan een e-mail bij de rechter-commissaris is overgelegd. U vraagt mij wat ik verdien. Ik werk niet voor geld.
U vraagt mij of ik een geldboete zou kunnen betalen. Twee dagen geleden ben ik begonnen met het zoeken naar betaald werk. U vraagt mij of ik een taakstraf kan uitvoeren. Dat kan. U vraagt mij of ik een gevangenisstraf kan uitzitten. Ik wil graag instromen bij een opleiding die in februari start en ook mijn moeder zou als ik in de gevangenis zit er last van hebben als ik haar niet meer kan helpen. Ook het zoeken van een baan zou dan vertraagd worden.
U houdt mij voor dat ik op 1 april 2021 117 dagen jeugddetentie opgelegd heb gekregen waarvan 14 dagen voorwaardelijk voor een poging doodslag, openlijk geweld en wapenbezit. De proeftijd is afgelopen zonder dat er dingen zijn voorgevallen. Wel ben ik wat vaker in aanraking geweest met justitie. U vraagt mij of er nog meer dingen zijn die u moet weten. Nee, dit is alles.
De officier van justitiehoudt als volgt het requisitoir.
Het feit dat is gepleegd is een ernstig strafbaar feit. De drugsproblematiek in de Rotterdamse haven is een enorm en groeiend probleem. Grote vondsten van honderden of zelfs enkele duizenden kilo’s cocaïne zijn helaas de afgelopen jaren een vertrouwd verschijnsel geworden. Deze drugs komen via een container binnen en moeten, voordat het ontdekt wordt, uit de betreffende container worden gehaald. Voor deze schakel in de keten zijn de uithalers van cruciaal belang. Het is meer dan aannemelijk dat het handelen aan verdachte en de andere zes personen erop was gericht om drugs uit een container te halen. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in de haven van Rotterdam met grote regelmat verdovende middelen, zoal cocaïne, worden ingevoerd en dat het uithalen door uithalers en het faciliteren van de uithalers een lucratieve activiteit is waarmee forse geldbedragen zijn te verdienen. Deze activiteiten worden uitgevoerd in opdracht van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met het afzetten van zes andere personen bij het terrein van Kramer Groep in belangrijke mate bijgedragen aan het in Nederland brengen van cocaïne, hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. De zes personen, die door verdachte bij het haventerrein zijn afgezet, veroorzaken een onveilige situatie bij de terminals en voor de personen die daar werkzaam zijn. Zware containers worden voortdurend opgetild en verplaatst door grote kranen. Om deze werkzaamheden zo veilig mogelijk te houden kan het terrein alleen onder strikte voorwaarden worden betreden en moeten veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd. Door dat niet te doen, is er gevaar voor de veiligheid van uithalers zelf, maar ook voor het personeel dat met hen geconfronteerd wordt. Ten tweede zijn er ernstige economische gevolgen voor de desbetreffende containerbedrijven. De overslag van container moet worden stilgelegd totdat de waargenomen personen, die door de verdachte zijn afgezet, zijn aangehouden. Tot slot kost de handhaving, het toezicht, de opsporing en aanhouding van personen zoals verdachte veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten. Aan deze inzet zijn aanzienlijke kosten verbonden. En daar komt heel eerlijk gezegd nog bij dat door uithalerij en/of het faciliteren van deze activiteiten de import van cocaïne door kan gaan, met alle gevolgen van dien voor de Rotterdamse samenleving. Denk aan de vele explosies die plaatsvinden en verband houden met drugs.
In 2023 zijn er in totaal 452 uithalers aangehouden in de haven van Rotterdam. Onder dit aantal vallen niet de chauffeurs, zoals verdachte. Begin 2024 zijn er al 53 aanhoudingen geweest. Het lijkt erop dat er een stijgende lijn in het aantal aangehouden uithalers zit, waarbij opgemerkt moet worden dat de leeftijd van verdachten steeds lager wordt. Door het Openbaar Ministerie zijn richtlijnen opgesteld. Die doen recht aan de ernst van deze problematiek en een wens van de wetgever om deze problematiek effectief te bestrijden. Deze richtlijnen zijn dan ook het vertrekpunt voor de eis die in deze zaak is neergelegd. De lijn die door het Hof Den Haag is ingezet, werkt niet. Taakstraffen zijn niet afschrikwekkend. Grote hoeveelheden (vooral) jonge jongens vallen voor de verleidingen van het grote geld. De risico’s van een taakstraf worden ingecalculeerd. Waarbij een taakstraf een te verwaarlozen risico is. De rechtbank wordt gevraagd om nogmaals een signaal af te geven naar de honderden jongeren in Rotterdam, Den Haag en omgeving. Laat je hier niet mee in. Je verpest je toekomst. Het gaat je een gevangenisstraf opleveren.
Wat heeft er precies in de nacht van 4 op 5 januari 2024 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van [verbalisant 1] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 2] ) staat beschreven dat op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:37 uur op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kenteken 1] ) wordt gezien. Op de camerabeelden is te zien dat de auto bij het naderen van de Missouriweg zijn verlichting uitdoet en vlak na het uitschakelen van de verlichting stopt. Uit de auto stappen zes personen waarvan één persoon iets uit de kofferbak pakt. Deze zes personen lopen daarna in de richting van het hekwerk van het bedrijf Kramer Groep gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. De auto waar deze zes personen uit zijn gestapt, keert om en rijdt met gedoofde lichten in de richting van de N15. Via de portofoon wordt door de douane doorgegeven dat er uitgekeken moet worden naar deze auto. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur is de auto op de A15, ter hoogte van de Thomassentunnel in de richting van Rotterdam, voorbij verbalisanten gereden. De verbalisanten hebben de bestuurder een volgteken gegeven waarna als besturder verdachte [verdachte] om 03:54 uur is aangehouden. De telefoon, een blauwe Apple Iphone en de auto zijn bij zijn aanhouding in beslag genomen (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 1] ).
Omstreeks 03:54 uur wordt door [verbalisant 1] op de camerabeelden gezien dat zes personen op het terrein van Kramer Groep lopen. Omstreeks 03:57 uur, ongeveer 20 minuten na aanvang, wordt gezien dat vier personen op het terrein van Kramer Groep in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg lopen. Eén van de betreffende personen had een tas bij zich, uit deze tas wordt een betonschaar gepakt waarmee het hek door een 2e persoon wordt doorgeknipt. Drie personen klimmen vervolgens over het hek naar buiten in de richting van de Missouriweg. De vierde persoon is met de tas, ook in de richting van de Missouriweg, door het hekwerk gegaan. Alle vier de personen zijn daarna in de richting van de EMO gelopen. De EMO zit gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Een dienstvoertuig van de douane is daar ter plaatse gekomen en heeft twee van de vier personen aangehouden. Omstreeks 04:08 uur ziet [verbalisant 1] op camerabeeld, waarbij deze camera is gericht op de Missouriweg, dat op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed loopt. Ook deze persoon is door de douane aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 3] ) blijkt daarnaast het volgende. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:40 uur kreeg de douane door dat er zes personen in het donker gekleed waren afgezet op de Lichterkade welke is gelegen aan de Missouriweg naast het terrein Kramer Groep. Deze zes personen zijn afgezet door een zwarte Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Omstreeks 03:55 uur zijn zes personen gezien bij een vrachtwagen bij de uitgang van Kramer Groep aan de Missouriweg. Omdat er verwarring is geweest over het aantal personen zijn de camerabeelden teruggekeken en is bevestigd dat het aantal van zes personen klopt. Omstreeks 03:58 uur is door cameratoezicht gezien dat vier donker geklede personen het prikkeldraad doorknipten van Kramer Groep en in de richting van EMO liepen. Hierbij gaat om het verlaten van het terrein van Kramer Groep. Omstreeks 04:03 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat twee personen zijn aangehouden voor het terrein van de Rotterdam Container Terminal op de Missouriweg. Omstreeks 04:14 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat er nog twee personen zijn aangehouden, waarvan één persoon op de Missouriweg is aangehouden en één persoon op de Lichterkade is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 4] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 4] ), waarbij deze verbalisant de camerabeelden heeft teruggekeken, blijkt het bovenstaande ook. Uit de camerabeelden blijkt dat 4,5 minuut na het uit de auto stappen er te zien is dat vier personen over het terrein rennen en twaalf minuten later is te zien dat het om zes personen gaat.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 3] ) blijkt dat omstreeks 07:00 uur via de portofoon wordt doorgegeven dat nog twee personen zijn aangehouden. Deze personen zijn op de grasstrook langs het spoor van EMO aangehouden.
In het aanvullende proces-verbaal van [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (procesverbaalnummer [proces-verbaalnummer 5] ) staat beschreven hoe verdachten zijn aangehouden inclusief foto’s van waar zij zijn aangehouden.
Primair wordt verdachte het medeplegen van het verblijven op het haventerrein verweten. Er is sprake van en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere zes personen. Ze gaan samen naar de Maasvlakte, zes van de zeven personen stappen uit en gaan naar het terrein van Kramer Groep. De zevende persoon, verdachte, blijft in de auto achter en rijdt weg. De rollen die verdachte en de andere zes personen hebben uitgevoerd zijn inwisselbar. Verdachte had net zo goed één van de personen kunnen zijn die was uitgestapt en over het hek is geklommen en dat één van de andere personen de auto had bestuurd. In dit geval had verdachte beschikking over een auto en heeft hij deze rol uitgevoerd. Met de rol die verdachte heeft gehad heeft hij een wezenlijke bijdrage aan het delict geleverd, want zonder de auto van verdachte konden de zes andere personen in eerste instantie niet eens op het terrein komen. Het terrein waar de andere zes personen zijn geweest is op dit tijdstip met het openbaar vervoer volstrekt onbereikbaar.
Voor zover het verweer gaat over de intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, de voorbereiding, de aanwezigheid en het niet terugtrekken wordt daarover opgemerkt dat het allemaal niet bewezen kan worden. Dit komt omdat verdachte en de andere zes personen niks willen verklaren en als er door één van deze personen iets gezegd wordt gaat dit alleen over henzelf. Wel kan vastgesteld worden dat je niet zomaar op dit tijdstip en op deze plaats met zeven personen in een auto terecht komt. De vraag is ook waarom verdachte de lichten van de auto, vlak voordat hij stopt, dempt. Verder is het ook vreemd dat verdachte direct na het afzetten van de zes personen weer vertrekt. Dit moet allemaal afgesproken werk zijn. Dit feit kan je eigenlijk alleen maar in de medepleegvariant plegen.
Voor zover de politierechter hier niet in meegaat, is verdachte in elk geval medeplichtig geweest aan het verblijven van de zes andere personen op het terrein van Kramer Groep. Dit is het subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft in ieder geval bevordert en/of vergemakkelijkt dat door een ander een misdrijf wordt begaan.
Voor de hoogte van de straf moet gekeken worden naar de persoon van verdachte. Verdachte heeft eerder 117 dagen jeugddetentie waarvan 14 dagen voorwaardelijk opgelegd gekregen. Verdachte woont bij zijn moeder, is gestopt met zijn opleiding en helpt zijn moeder bij haar werk in de bruiloft sector.
Voor verdachte geldt dat er geen sprake is van een recidive en uitgegaan moet worden uitgegaan van de ‘standaard’ strafeis volgens het Openbaar Ministerie. Dat is de eis die in dit geval is gevorderd.
Naast de gevangenisstraf wordt een maatregel 38v WvSr voor de duur van drie jaar gevorderd. Een dadelijk uitvoerbaar locatieverbod voor alle havens in Nederland. Deze maatregel wordt niet in elke zaak opgelegd omdat gelet op artikel 138aa WvSr de maatregel mogelijk overbodig zou zijn. Het opleggen van deze maatregel heeft echter wel een toegevoegde waarde nu er geen sprake is van een slachtofferloos delict. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd. Ook wordt bij afwijzing van de maatregel voorbijgegaan aan het feit dat de op de plattegronden aangeduide gebieden, waarop de maatregel van toepassing zou moeten zijn, niet één op één samenvallen met terreinen waarop artikel 138aa WvSr ziet, maar ook ziet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Dit maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachte het opnieuw doet. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeft verdachte in principe niks van te merken nu hij daar niets te zoeken heeft. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De inbeslaggenomen auto en telefoon mogen aan de verdachte worden teruggegeven.
De officier van justitieeist samengevat als volgt. Hij acht het primair ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest. Verder vordert hij, dadelijk uitvoerbaar, oplegging van een artikel 38v WvSr maatregel, inhoudende een locatieverbod, voor de duur van drie jaar waarbij geldt dat als verdachte deze maatregel overtreedt 2 weken hechtenis per overtreding volgt met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsvrouwvoert het woord tot verdediging en merkt op:
De vraag is of er sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ten opzichte van de andere personen een bijzondere positie. Hij heeft als enige een primaire en subsidiaire tenlastelegging. Vast staat dat er in de nacht van 4 op 5 januari 2024 veel verdachten zijn aangehouden. De officier van justitie benoemt ook dat er begin dit jaar al rond de 50 verdachten in het havengebied zijn aangehouden. Het is erg onrustig in de haven. De vraag is alleen wat kan verdachte in dit geval worden verweten. Verdachte is buiten het terrein in zijn auto aangehouden. Verdachte is aangehouden omdat hij op de Maasvlakte met gedoofde lichten zou hebben gereden. Onduidelijk is wie er bij verdachte in de auto hebben gezeten. Verdachte geeft aan dat hij een vriend samen met wat collega’s heeft afgezet op de Maasvlakte. Dat is op zich geen vreemd verhaal. Afhankelijk van het tijdstip misschien wel, maar dit soort dingen gebeuren wel vaker. Gelet op de verklaring van verdachte heeft hij een aantal mensen op de Maasvlakte afgezet en is daarna weggereden. Verdachte wordt op enig moment daarna aangehouden omdat hij degene zou zijn geweest die zes personen zou hebben afgezet die op het terrein van Kramer Groep zijn geweest. Eén van deze personen zou ook een tas uit de achterbak van de auto van verdachte hebben gepakt. Voor zover verdachte dit laatste al gezien zou hebben wist hij niet wat er in deze tas zat. Al met al een heleboel vragen die op basis van het procesdossier niet beantwoord kunnen worden. Eerder is hier bij de voorgeleiding van verdachte ook al op gewezen. Voor het vaststellen van mogelijk medeplegen door verdachte is de intensiteit van de samenwerking van belang. Hier is veel jurisprudentie over geschreven. De rol van verdachte is een pijnpunt. Uit het onderzoek naar de in beslag genomen telefoon is niks bijzonders naar voren gekomen. Hoe kan de officier van justitie vaststellen wat verdachte ten laste wordt gelegd? Verdachte heeft geen wetenschap gehad van wat de zes personen die zijn aangehouden gingen doen en hij weet ook niet precies welke personen hij heeft afgezet. Gelet op de verklaring van één van de andere verdachte zijn er die avond blijkbaar meer auto’s op de Maasvlakte geweest. Wie zegt dat verdachte deze zes personen heeft afgezet? Op basis van dit procesdossier wordt daarom verzocht om vrijspraak. Ook het subsidiair ten laste gelegde feit kan niet bewezen worden. Voor zover er iets van bewijs in het procesdossier aanwezig is, is maar de vraag of er sprake is van dubbel opzet. Ook dat blijkt niet uit dit procesdossier waardoor ook voor het subsidiaire wordt verzocht om vrijspraak.
Voor zover de politierechter komt tot een bewezenverklaring dan wijs ik op de strafmaat. De arresten van het Hof Den Haag zijn duidelijk. Er is duidelijk uiteen gezet welke straf er voor een first offender opgelegd kan worden. Het uitgangspunt is een taakstraf van 90 uur en een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank is, gelet op deze uitspraken, nu niet in de gelegenheid om van deze richtlijnen af te wijken. Waarbij opgemerkt wordt dat gelet op de mogelijk beperkte rol van verdachte er sprake moet zijn van 1/3 strafvermindering. Medeplegen is in dit geval niet aan de orde hooguit medeplichtigheid.
Voor wat betreft de inbeslaggenomen auto en telefoon moeten deze zo spoedig mogelijk teruggegeven worden aan verdachte. De auto is van zijn moeder en zij is voor haar werk afhankelijk van de auto. Dat deze goederen nog niet teruggegeven zijn is een vervelende situatie. Ik verbind er verder geen conclusies aan.
De officier van justitiestelt aan de raadsvrouw de volgende vraag: [medeverdachte 4] heeft niet willen vertellen door wie hij is afgezet. Dat kan dus ook verdachte zijn geweest.
De raadsvrouwmerkt hierover op: [medeverdachte 4] heeft aangegeven dat hij niet is afgezet door één van de aanwezigen hier in de zaal. Verdachte is aanwezig in de zaal.
De verdachtekrijgt het laatste woord. Hij verklaart: ik blijf bij mijn afgelegde verklaring.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechterspreekt het vonnis uit
.
Aantekening van het mondeling vonnis