ECLI:NL:RBROT:2024:7444

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
10-005557-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de Rotterdamse haven met meerdere personen

Op 17 januari 2024 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Rotterdam, waar de verdachte werd aangeklaagd voor het medeplegen van wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein van het containerbedrijf Kramer Groep in de Rotterdamse haven. De verdachte, geboren in 2004, was aanwezig op de zitting en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. Lammers. De officier van justitie presenteerde het requisitoir, waarin de ernst van de drugsproblematiek in de Rotterdamse haven werd benadrukt. De verdachte had op 5 januari 2024, samen met zes anderen, het terrein betreden met de bedoeling om mogelijk verdovende middelen te stelen uit containers. De verdachte verklaarde dat hij een vriend had afgezet en dat hij niet op de hoogte was van de plannen van de anderen. De politierechter concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere betrokkenen, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte medeplichtig was aan het delict. De rechter legde een gevangenisstraf van twee maanden op, die voorwaardelijk werd gegeven, en een geldboete van €2000,-. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor drie jaar, waarbij de verdachte zich niet in de havens van Nederland mocht ophouden. De rechter benadrukte de noodzaak van een strenge aanpak van de ondermijnende criminaliteit in de haven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.005557.24
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2024.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. M. van Kuilenburg,
officier van justitie mr. J. Balk,
griffier mr. S.M.C. van Papenrecht.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De politierechter heeft door middel van deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. C. Lammers, advocaat in Utrecht.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen:
  • [medeverdachte 1] (10-005527-24 en 23-001686-20)
  • [medeverdachte 2] (10-005538-24 en 10-102491-23)
  • [medeverdachte 3] (10-005570-24)
  • [medeverdachte 4] (10-005515-24 en 09-025435-23)
Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op de verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt daarbij de korte inhoud van:
het proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer 1] , met bijlagen;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 2] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 3] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 4] ;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [proces-verbaalnummer 5] ;
het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, van 10 januari 2024;
de stukken betreffende de toets en voorgeleiding van de verdachte;
het document van de politie, inhoudende ‘afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek’;
het sfeerproces-verbaal schade van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer 6] ;
het sfeerproces-verbaal verdiensten uithalers van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
het sfeerproces-verbaal aantallen uithalers heel 2023 van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat we het moeten hebben over de nacht van donderdag 4 januari 2024 op vrijdag 5 januari 2024. U stelt vast dat ik die nacht ben aangehouden. Uit de stukken zou blijken dat ik op 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur bij afslag 14 van de A15 ben aangehouden. U houdt mij voor dat de politie de situatie van die nacht als volgt schetst: een auto met gedempte lichten komt aanrijden en stopt op de Maasvlakte. Nadat de auto is gestopt, stappen er zes personen uit. Deze zes personen lopen daarna naar het hek. Vervolgens is op de beelden van camera MV117 te zien dat er zes personen over het terrein van Kramer Groep lopen. In de bijlage van proces-verbaal [proces-verbaalnummer 4] is dit punt aangeduid met de letter B. Het terrein ligt aan de rechterkant van de Missouriweg. U houdt mij voor dat ik de bestuurder van de auto ben geweest.
U vraagt mij wat ik hierover wil vertellen. Ik kwam een bekende tegen die vroeg of ik hem met een collega bij zijn werk wilde afzetten. U vraagt mij waarom ik het licht van de auto vlak voordat ik stopte heb uitgezet. Tijdens het schakelen stoot ik weleens met mijn linkerknie tegen het lichtknopje aan. U vraagt mij of de auto een Opel Astra is. U houdt mij voor dat een Opel één van de weinige auto’s is die nogal ruim is ingericht achter het stuur. Dus dat ik met mijn knie het lichtknopje zou kunnen bedienen, vindt u ingewikkeld. U vraagt mij hoe het kan dat ik bij het schakelen met mijn linkerknie tegen het lichtknopje aankom. Ik heb daar wel vaker last van gehad. Ik zit dicht op het stuur. Toen ik ben aangehouden, had ik gewoon mijn lichten aan. Tijdens het rijden kreeg ik van iemand groot licht en daarna heb ik mijn lichten weer aangezet.
U vraagt mij wie de personen in mijn auto waren. Ik wil alleen over mezelf verklaren.
U vraagt mij of ik geld heb gekregen voor het afzetten van personen. Nee, dat heb ik niet.
De raadsvrouwwordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte of hij iets meer kan vertellen over de vriend die hij met een collega heeft afgezet.
De verdachteverklaart: het is een vriend, maar hem spreek ik niet op dagelijkse basis. Ik heb hem daar gewoon gebracht omdat hij het vroeg. Ik zag er ook geen ernst in.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte of hij dit gratis deed en wie de vriend was.
De verdachteverklaart: ik deed het niet gratis en ik wil niet zeggen wie het was.
De politierechterbespreekt vervolgens de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachteverklaart:
U vraagt mij iets over mezelf te vertellen omdat u niet zoveel over mij weet. In de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd, staat dat ik bij mijn moeder woon, gestopt ben met mijn opleiding en geen werk heb. Dat klopt niet helemaal. Ik werk bij mijn moeder. De raadsvrouw geeft aan dat hiervan een e-mail bij de rechter-commissaris is overgelegd. U vraagt mij wat ik verdien. Ik werk niet voor geld.
U vraagt mij of ik een geldboete zou kunnen betalen. Twee dagen geleden ben ik begonnen met het zoeken naar betaald werk. U vraagt mij of ik een taakstraf kan uitvoeren. Dat kan. U vraagt mij of ik een gevangenisstraf kan uitzitten. Ik wil graag instromen bij een opleiding die in februari start en ook mijn moeder zou als ik in de gevangenis zit er last van hebben als ik haar niet meer kan helpen. Ook het zoeken van een baan zou dan vertraagd worden.
U houdt mij voor dat ik op 1 april 2021 117 dagen jeugddetentie opgelegd heb gekregen waarvan 14 dagen voorwaardelijk voor een poging doodslag, openlijk geweld en wapenbezit. De proeftijd is afgelopen zonder dat er dingen zijn voorgevallen. Wel ben ik wat vaker in aanraking geweest met justitie. U vraagt mij of er nog meer dingen zijn die u moet weten. Nee, dit is alles.
De officier van justitiehoudt als volgt het requisitoir.
Het feit dat is gepleegd is een ernstig strafbaar feit. De drugsproblematiek in de Rotterdamse haven is een enorm en groeiend probleem. Grote vondsten van honderden of zelfs enkele duizenden kilo’s cocaïne zijn helaas de afgelopen jaren een vertrouwd verschijnsel geworden. Deze drugs komen via een container binnen en moeten, voordat het ontdekt wordt, uit de betreffende container worden gehaald. Voor deze schakel in de keten zijn de uithalers van cruciaal belang. Het is meer dan aannemelijk dat het handelen aan verdachte en de andere zes personen erop was gericht om drugs uit een container te halen. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in de haven van Rotterdam met grote regelmat verdovende middelen, zoal cocaïne, worden ingevoerd en dat het uithalen door uithalers en het faciliteren van de uithalers een lucratieve activiteit is waarmee forse geldbedragen zijn te verdienen. Deze activiteiten worden uitgevoerd in opdracht van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met het afzetten van zes andere personen bij het terrein van Kramer Groep in belangrijke mate bijgedragen aan het in Nederland brengen van cocaïne, hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. De zes personen, die door verdachte bij het haventerrein zijn afgezet, veroorzaken een onveilige situatie bij de terminals en voor de personen die daar werkzaam zijn. Zware containers worden voortdurend opgetild en verplaatst door grote kranen. Om deze werkzaamheden zo veilig mogelijk te houden kan het terrein alleen onder strikte voorwaarden worden betreden en moeten veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd. Door dat niet te doen, is er gevaar voor de veiligheid van uithalers zelf, maar ook voor het personeel dat met hen geconfronteerd wordt. Ten tweede zijn er ernstige economische gevolgen voor de desbetreffende containerbedrijven. De overslag van container moet worden stilgelegd totdat de waargenomen personen, die door de verdachte zijn afgezet, zijn aangehouden. Tot slot kost de handhaving, het toezicht, de opsporing en aanhouding van personen zoals verdachte veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten. Aan deze inzet zijn aanzienlijke kosten verbonden. En daar komt heel eerlijk gezegd nog bij dat door uithalerij en/of het faciliteren van deze activiteiten de import van cocaïne door kan gaan, met alle gevolgen van dien voor de Rotterdamse samenleving. Denk aan de vele explosies die plaatsvinden en verband houden met drugs.
In 2023 zijn er in totaal 452 uithalers aangehouden in de haven van Rotterdam. Onder dit aantal vallen niet de chauffeurs, zoals verdachte. Begin 2024 zijn er al 53 aanhoudingen geweest. Het lijkt erop dat er een stijgende lijn in het aantal aangehouden uithalers zit, waarbij opgemerkt moet worden dat de leeftijd van verdachten steeds lager wordt. Door het Openbaar Ministerie zijn richtlijnen opgesteld. Die doen recht aan de ernst van deze problematiek en een wens van de wetgever om deze problematiek effectief te bestrijden. Deze richtlijnen zijn dan ook het vertrekpunt voor de eis die in deze zaak is neergelegd. De lijn die door het Hof Den Haag is ingezet, werkt niet. Taakstraffen zijn niet afschrikwekkend. Grote hoeveelheden (vooral) jonge jongens vallen voor de verleidingen van het grote geld. De risico’s van een taakstraf worden ingecalculeerd. Waarbij een taakstraf een te verwaarlozen risico is. De rechtbank wordt gevraagd om nogmaals een signaal af te geven naar de honderden jongeren in Rotterdam, Den Haag en omgeving. Laat je hier niet mee in. Je verpest je toekomst. Het gaat je een gevangenisstraf opleveren.
Wat heeft er precies in de nacht van 4 op 5 januari 2024 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van [verbalisant 1] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 2] ) staat beschreven dat op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:37 uur op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kenteken 1] ) wordt gezien. Op de camerabeelden is te zien dat de auto bij het naderen van de Missouriweg zijn verlichting uitdoet en vlak na het uitschakelen van de verlichting stopt. Uit de auto stappen zes personen waarvan één persoon iets uit de kofferbak pakt. Deze zes personen lopen daarna in de richting van het hekwerk van het bedrijf Kramer Groep gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. De auto waar deze zes personen uit zijn gestapt, keert om en rijdt met gedoofde lichten in de richting van de N15. Via de portofoon wordt door de douane doorgegeven dat er uitgekeken moet worden naar deze auto. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur is de auto op de A15, ter hoogte van de Thomassentunnel in de richting van Rotterdam, voorbij verbalisanten gereden. De verbalisanten hebben de bestuurder een volgteken gegeven waarna als besturder verdachte [verdachte] om 03:54 uur is aangehouden. De telefoon, een blauwe Apple Iphone en de auto zijn bij zijn aanhouding in beslag genomen (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 1] ).
Omstreeks 03:54 uur wordt door [verbalisant 1] op de camerabeelden gezien dat zes personen op het terrein van Kramer Groep lopen. Omstreeks 03:57 uur, ongeveer 20 minuten na aanvang, wordt gezien dat vier personen op het terrein van Kramer Groep in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg lopen. Eén van de betreffende personen had een tas bij zich, uit deze tas wordt een betonschaar gepakt waarmee het hek door een 2e persoon wordt doorgeknipt. Drie personen klimmen vervolgens over het hek naar buiten in de richting van de Missouriweg. De vierde persoon is met de tas, ook in de richting van de Missouriweg, door het hekwerk gegaan. Alle vier de personen zijn daarna in de richting van de EMO gelopen. De EMO zit gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Een dienstvoertuig van de douane is daar ter plaatse gekomen en heeft twee van de vier personen aangehouden. Omstreeks 04:08 uur ziet [verbalisant 1] op camerabeeld, waarbij deze camera is gericht op de Missouriweg, dat op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed loopt. Ook deze persoon is door de douane aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 3] ) blijkt daarnaast het volgende. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:40 uur kreeg de douane door dat er zes personen in het donker gekleed waren afgezet op de Lichterkade welke is gelegen aan de Missouriweg naast het terrein Kramer Groep. Deze zes personen zijn afgezet door een zwarte Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kenteken 2] . Omstreeks 03:55 uur zijn zes personen gezien bij een vrachtwagen bij de uitgang van Kramer Groep aan de Missouriweg. Omdat er verwarring is geweest over het aantal personen zijn de camerabeelden teruggekeken en is bevestigd dat het aantal van zes personen klopt. Omstreeks 03:58 uur is door cameratoezicht gezien dat vier donker geklede personen het prikkeldraad doorknipten van Kramer Groep en in de richting van EMO liepen. Hierbij gaat om het verlaten van het terrein van Kramer Groep. Omstreeks 04:03 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat twee personen zijn aangehouden voor het terrein van de Rotterdam Container Terminal op de Missouriweg. Omstreeks 04:14 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat er nog twee personen zijn aangehouden, waarvan één persoon op de Missouriweg is aangehouden en één persoon op de Lichterkade is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 4] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 4] ), waarbij deze verbalisant de camerabeelden heeft teruggekeken, blijkt het bovenstaande ook. Uit de camerabeelden blijkt dat 4,5 minuut na het uit de auto stappen er te zien is dat vier personen over het terrein rennen en twaalf minuten later is te zien dat het om zes personen gaat.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [proces-verbaalnummer 3] ) blijkt dat omstreeks 07:00 uur via de portofoon wordt doorgegeven dat nog twee personen zijn aangehouden. Deze personen zijn op de grasstrook langs het spoor van EMO aangehouden.
In het aanvullende proces-verbaal van [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (procesverbaalnummer [proces-verbaalnummer 5] ) staat beschreven hoe verdachten zijn aangehouden inclusief foto’s van waar zij zijn aangehouden.
Primair wordt verdachte het medeplegen van het verblijven op het haventerrein verweten. Er is sprake van en nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere zes personen. Ze gaan samen naar de Maasvlakte, zes van de zeven personen stappen uit en gaan naar het terrein van Kramer Groep. De zevende persoon, verdachte, blijft in de auto achter en rijdt weg. De rollen die verdachte en de andere zes personen hebben uitgevoerd zijn inwisselbar. Verdachte had net zo goed één van de personen kunnen zijn die was uitgestapt en over het hek is geklommen en dat één van de andere personen de auto had bestuurd. In dit geval had verdachte beschikking over een auto en heeft hij deze rol uitgevoerd. Met de rol die verdachte heeft gehad heeft hij een wezenlijke bijdrage aan het delict geleverd, want zonder de auto van verdachte konden de zes andere personen in eerste instantie niet eens op het terrein komen. Het terrein waar de andere zes personen zijn geweest is op dit tijdstip met het openbaar vervoer volstrekt onbereikbaar.
Voor zover het verweer gaat over de intensiteit van de samenwerking, de taakverdeling, de voorbereiding, de aanwezigheid en het niet terugtrekken wordt daarover opgemerkt dat het allemaal niet bewezen kan worden. Dit komt omdat verdachte en de andere zes personen niks willen verklaren en als er door één van deze personen iets gezegd wordt gaat dit alleen over henzelf. Wel kan vastgesteld worden dat je niet zomaar op dit tijdstip en op deze plaats met zeven personen in een auto terecht komt. De vraag is ook waarom verdachte de lichten van de auto, vlak voordat hij stopt, dempt. Verder is het ook vreemd dat verdachte direct na het afzetten van de zes personen weer vertrekt. Dit moet allemaal afgesproken werk zijn. Dit feit kan je eigenlijk alleen maar in de medepleegvariant plegen.
Voor zover de politierechter hier niet in meegaat, is verdachte in elk geval medeplichtig geweest aan het verblijven van de zes andere personen op het terrein van Kramer Groep. Dit is het subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft in ieder geval bevordert en/of vergemakkelijkt dat door een ander een misdrijf wordt begaan.
Voor de hoogte van de straf moet gekeken worden naar de persoon van verdachte. Verdachte heeft eerder 117 dagen jeugddetentie waarvan 14 dagen voorwaardelijk opgelegd gekregen. Verdachte woont bij zijn moeder, is gestopt met zijn opleiding en helpt zijn moeder bij haar werk in de bruiloft sector.
Voor verdachte geldt dat er geen sprake is van een recidive en uitgegaan moet worden uitgegaan van de ‘standaard’ strafeis volgens het Openbaar Ministerie. Dat is de eis die in dit geval is gevorderd.
Naast de gevangenisstraf wordt een maatregel 38v WvSr voor de duur van drie jaar gevorderd. Een dadelijk uitvoerbaar locatieverbod voor alle havens in Nederland. Deze maatregel wordt niet in elke zaak opgelegd omdat gelet op artikel 138aa WvSr de maatregel mogelijk overbodig zou zijn. Het opleggen van deze maatregel heeft echter wel een toegevoegde waarde nu er geen sprake is van een slachtofferloos delict. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd. Ook wordt bij afwijzing van de maatregel voorbijgegaan aan het feit dat de op de plattegronden aangeduide gebieden, waarop de maatregel van toepassing zou moeten zijn, niet één op één samenvallen met terreinen waarop artikel 138aa WvSr ziet, maar ook ziet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Dit maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachte het opnieuw doet. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeft verdachte in principe niks van te merken nu hij daar niets te zoeken heeft. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De inbeslaggenomen auto en telefoon mogen aan de verdachte worden teruggegeven.
De officier van justitieeist samengevat als volgt. Hij acht het primair ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest. Verder vordert hij, dadelijk uitvoerbaar, oplegging van een artikel 38v WvSr maatregel, inhoudende een locatieverbod, voor de duur van drie jaar waarbij geldt dat als verdachte deze maatregel overtreedt 2 weken hechtenis per overtreding volgt met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsvrouwvoert het woord tot verdediging en merkt op:
De vraag is of er sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ten opzichte van de andere personen een bijzondere positie. Hij heeft als enige een primaire en subsidiaire tenlastelegging. Vast staat dat er in de nacht van 4 op 5 januari 2024 veel verdachten zijn aangehouden. De officier van justitie benoemt ook dat er begin dit jaar al rond de 50 verdachten in het havengebied zijn aangehouden. Het is erg onrustig in de haven. De vraag is alleen wat kan verdachte in dit geval worden verweten. Verdachte is buiten het terrein in zijn auto aangehouden. Verdachte is aangehouden omdat hij op de Maasvlakte met gedoofde lichten zou hebben gereden. Onduidelijk is wie er bij verdachte in de auto hebben gezeten. Verdachte geeft aan dat hij een vriend samen met wat collega’s heeft afgezet op de Maasvlakte. Dat is op zich geen vreemd verhaal. Afhankelijk van het tijdstip misschien wel, maar dit soort dingen gebeuren wel vaker. Gelet op de verklaring van verdachte heeft hij een aantal mensen op de Maasvlakte afgezet en is daarna weggereden. Verdachte wordt op enig moment daarna aangehouden omdat hij degene zou zijn geweest die zes personen zou hebben afgezet die op het terrein van Kramer Groep zijn geweest. Eén van deze personen zou ook een tas uit de achterbak van de auto van verdachte hebben gepakt. Voor zover verdachte dit laatste al gezien zou hebben wist hij niet wat er in deze tas zat. Al met al een heleboel vragen die op basis van het procesdossier niet beantwoord kunnen worden. Eerder is hier bij de voorgeleiding van verdachte ook al op gewezen. Voor het vaststellen van mogelijk medeplegen door verdachte is de intensiteit van de samenwerking van belang. Hier is veel jurisprudentie over geschreven. De rol van verdachte is een pijnpunt. Uit het onderzoek naar de in beslag genomen telefoon is niks bijzonders naar voren gekomen. Hoe kan de officier van justitie vaststellen wat verdachte ten laste wordt gelegd? Verdachte heeft geen wetenschap gehad van wat de zes personen die zijn aangehouden gingen doen en hij weet ook niet precies welke personen hij heeft afgezet. Gelet op de verklaring van één van de andere verdachte zijn er die avond blijkbaar meer auto’s op de Maasvlakte geweest. Wie zegt dat verdachte deze zes personen heeft afgezet? Op basis van dit procesdossier wordt daarom verzocht om vrijspraak. Ook het subsidiair ten laste gelegde feit kan niet bewezen worden. Voor zover er iets van bewijs in het procesdossier aanwezig is, is maar de vraag of er sprake is van dubbel opzet. Ook dat blijkt niet uit dit procesdossier waardoor ook voor het subsidiaire wordt verzocht om vrijspraak.
Voor zover de politierechter komt tot een bewezenverklaring dan wijs ik op de strafmaat. De arresten van het Hof Den Haag zijn duidelijk. Er is duidelijk uiteen gezet welke straf er voor een first offender opgelegd kan worden. Het uitgangspunt is een taakstraf van 90 uur en een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank is, gelet op deze uitspraken, nu niet in de gelegenheid om van deze richtlijnen af te wijken. Waarbij opgemerkt wordt dat gelet op de mogelijk beperkte rol van verdachte er sprake moet zijn van 1/3 strafvermindering. Medeplegen is in dit geval niet aan de orde hooguit medeplichtigheid.
Voor wat betreft de inbeslaggenomen auto en telefoon moeten deze zo spoedig mogelijk teruggegeven worden aan verdachte. De auto is van zijn moeder en zij is voor haar werk afhankelijk van de auto. Dat deze goederen nog niet teruggegeven zijn is een vervelende situatie. Ik verbind er verder geen conclusies aan.
De officier van justitiestelt aan de raadsvrouw de volgende vraag: [medeverdachte 4] heeft niet willen vertellen door wie hij is afgezet. Dat kan dus ook verdachte zijn geweest.
De raadsvrouwmerkt hierover op: [medeverdachte 4] heeft aangegeven dat hij niet is afgezet door één van de aanwezigen hier in de zaal. Verdachte is aanwezig in de zaal.
De verdachtekrijgt het laatste woord. Hij verklaart: ik blijf bij mijn afgelegde verklaring.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechterspreekt het vonnis uit
.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten op het door hekken omgeven en/of besloten
terrein van het containerbedrijf Kramer Groep, in de Rotterdamse haven, gevestigd
aan de Missouriweg;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 5]
, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , en/of een of meer
onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft/hebben verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor
distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten op het door hekken
omgeven en/of besloten terrein van het containerbedrijf Kramer Groep, in de
Rotterdamse haven, gevestigd aan de Missouriweg
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 5 januari 2024 te
Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest door
voornoemde personen naar de Europaweg en/of Missouriweg, althans naar de
Rotterdamse haven, te vervoeren.

2.Bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, Team Cameratoezicht Maritiem, nummer [proces-verbaalnummer 2] , inhoudende als
relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 5 januari 2024 was ik belast met het cameratoezicht in het havengebied van Rotterdam. Omstreeks 03:37 uur zie ik op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kenteken 1] ) in beeld komen. Het voertuig doet de verlichting uit en stopt op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven. Zes personen stappen uit de auto. Eén van de zes personen pakt een tas uit de kofferruimte. De zes personen lopen in de richting van het hekwerk van het bedrijf ‘Kramer Groep’ gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. Het voertuig keert om en rijdt in de richting van de N15.
Omstreeks 03:53 uur zag ik op camera MV117, met zicht op he terrein Kramer Groep, zes personen op het terrein lopen.
Omstreeks 03:57 uur zie ik op camera MV117 vier personen op het terrein van Kramer Groep lopen in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg. Bij het hekwerk haalt één van de vier personen een betonschaar uit de tas en geeft deze aan een tweede persoon. Drie van de vier personen klimmen over het hek en de vierde persoon gaat door het hekwerk heen. Vervolgens zag ik dat de vier personen de Missouriweg overstaken in de richting van de EMO gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Dit was te zien op camera MV036. Vervolgens zie ik hoe een dienstvoertuig van de douane ter plaatste kwam en twee van de vier personen weg renden in de richting van de EMO, de twee andere personen zijn ter plaatste aangehouden. Omstreeks 04:08 uur zag ik met camera MV118 met zicht op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed in beeld komen. Vervolgens zag ik dat deze persoon door de douane is aangehouden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 5] , inhoudende
de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 5 januari 2023 waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] belast met een algemene surveillancedienst. Wij verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , kwamen vanaf de A15 de Missouriweg opgereden. Op dat moment hoorde wij over onze portofoon dat er vier insluipers vanaf het terrein van de containerterminal ONE (hierna te noemen ONE) over het hek gesprongen waren en in de richting van de containerterminal Kramer (hierna te noemen Kramer) en de kolenterminal EMO (hierna te noemen EMO) renden. Toen wij richting Kramer en EMO reden zagen wij in de bocht (bijlage één) drie personen rennen. Wij zagen dat er een persoon bleef staan en twee personen wegrenden.
Wij zagen dat de twee personen die wegrenden de volgende signalementen hadden:
Man 1: donkere huidskleur, groenkleurig vest, zwarte broek, zwarte pet,
Man 2: lichte huidskleur, grijs vest, zwarte broek.
Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 7] , omstreeks 03:55 uur een verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 5] (de politierechter begrijpt: [medeverdachte 5] , de jongere broer van medeverdachte [medeverdachte 4] ) bleek te zijn; proces verbaalnummer [proces-verbaalnummer 7] ).
Ik verbalisant [verbalisant 8] , rende achter de twee vluchtende verdachten aan in de richting van de EMO.
Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 7] , de aangehouden verdachte tegen ons dienstvoertuig aan gepositioneerd. Hierna kwam er een persoon met geheven handen om de hoek van ons dienstvoertuig stappen. Ik zag dat zijn jas en broek kapot gescheurd waren, hierdoor had ik het vermoeden dat de manspersoon ook van de ONE af kwam en heb ik de verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 6] bleek te zijn; proces verbaalnummer [proces-verbaalnummer 8] ).
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , hoorde omstreeks 04:10 uur camera toezicht over de portofoon zeggen dat zij één persoon zagen op de Missouriweg. Omstreeks 04:11 uur liep ik, verbalisant [verbalisant 8] over de Missouriweg en zag een man tegen het hek van de EMO staan (bijlage twee). Ik heb deze persoon aangehouden (welke later [medeverdachte 1] bleek te zijn; proces verbaalnummer [proces-verbaalnummer 9] ).
Wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , reden richting verbalisant [verbalisant 8] ter assistentie. Toen wij op zijn locatie aankwamen, riep verbalisant [verbalisant 2] naar ons dat er verderop nog een persoon zou moeten zijn. Wij zijn doorgereden en zagen vrijwel direct aan de linkerzijde van de weg op de Lichterkade een persoon achter een vuilcontainer (bijlage 3). Ik, verbalisant [verbalisant 6] , heb om 04:14 uur de persoon aangehouden (welke later [medeverdachte 4] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 10] ).
Omstreeks 06:55 uur reden wij verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , van de EMO richting de Missouriweg (bijlage vier). Ik verbalisant [verbalisant 8] zag hier twee personen lopen. Ik heb vervolgens ons dienstvoertuig stilgezet op de kruising en hier zijn wij verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , uitgestapt. Wij zagen dat deze twee mannen voldeden aan de eerdergenoemde signalementen, namelijk 1 man met een donkere huidskleur / groen vest / zwarte broek en 1 man met een lichtere huidskleur met grijs vest / zwarte broek. Omstreeks 07:00 uur heb ik, verbalisant [verbalisant 8] , 1 van deze verdachten aangehouden (welke later [medeverdachte 2] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 11] ). Ik verbalisant [verbalisant 7] heb de andere verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 3] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer 12] ). Op zaterdag 6 januari 2024 hoorde ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat er op de Missouriweg tussen het spoor en het hekwerk van Kramer een tas met betonschaar is aangetroffen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum/ unit Cameratoezicht, nummer [proces-verbaalnummer 4] , inhoudende
de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] :
Ik zag bij het terugkijken van de beelden van 05 januari 2024 op camera MV076 om 03:37:33 uur een auto met kenteken [kenteken 1] stoppen op de Missouriweg bij de Lichterkade, waarna er 6 donker geklede personen uit stapten (zie punt A op bijlage 1). Ik zag dat één van de personen, met een witte streep op zijn jas, de kofferbak van de auto opendeed, en een ander haalde daar een tas uit. Vervolgens zag ik de 6 personen rennen naar het hek aan de rand van het ONE terrein (gelegen aan de Missouriweg 30) en in het hek begonnen te klimmen.
Om 03:41:57 zag ik op camera MV076 4 personen op het terrein van Kramer rennen.
Om 03:53:35 zag ik op camera MV117 6 personen over het Kramer terrein in noordelijke richting lopen, waaronder de persoon met de witte streep over de jas. Ik zag dat één van hen een tas bij zich had, en dat bij een ander de broek en jas gescheurd leek en dat de voering eruit hing (zie punt B op bijlage 1).
Om 03:57:00 zag ik vier personen, waaronder de persoon met wit gestreepte jas en de persoon met gescheurde broek en jas, over het Kramer terrein naar het hekwerk naast de uitgang van het terrein lopen. Ik zag dat één van de personen een tas bij zich had, waaruit de persoon met wit gestreepte jas een betonschaar haalde, en daarmee in het prikkeldraad boven het hekwerk knipte. Kort daarna zag ik dat 3 van hen over het hekwerk klommen en vervolgens op het fietspad en gras langs de Missouriweg gingen staan, de 4e persoon met gescheurde kleding kroop door het hek en liep, met een tas in de hand, ook het fietspad op (punt C op bijlage 1). Ik zag de 4 personen de Missouriweg oversteken en richting Europees Massagoed- Overslagbedrijf (hierna: EMO), Missouriweg 25, lopen.
Om 03:59 zag ik op camera MV036 een busje van de Douane rechts afslaan richting de EMO bij de kruising, waar 3 van de 4 personen liepen die eerder over het hek waren geklommen (punt D op bijlage 1). De 4e persoon met gescheurde kleding liep nog langs het spoor naast de Missouriweg en heeft de tas niet meer bij zich. Wanneer het busje de 3 personen tegemoet rijdt, rennen 2 personen, waaronder de persoon met wit gestreepte jas, weg richting de EMO en verdwijnen uit beeld. Ik zag dat de 3e persoon blijft staan en zijn handen omhoog houdt en dat de 4e persoon met gescheurde kleding dit aanvankelijk ook doet, maar daarna een stuk terugloopt en in het gras naast het spoor gaat liggen. Om 04:00 zag ik deze persoon met de gescheurde kleding weer opstaan en met geheven handen richting het douanebusje lopen. Wanneer hij eenmaal achter het busje loopt, raakt hij uit beeld.
Om 04:08 zag ik, op camera MV118 een donker geklede persoon over het fietspad langs de Missouriweg lopen, in westelijke richting vanaf de Lichterkade. Ik zag dat hij weer omkeerde richting de Lichterkadc toen hij bij de bocht naar rechts kwam en tegen het hek ging leunen. Om 04:10:25 zag ik dat de persoon zijn handen ophief en op de grond ging liggen, waarna een douane-ambtenaar in beeld komt en hem de armen op de rug doet.
4. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 7] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 5] door verbalisant [verbalisant 7] :
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb om 03:55 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 5] , geboortedatum [geboortedatum 2] -2006.
5. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 8] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 6] door verbalisant [verbalisant 7] :
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb om 04:00 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 6] , geboortedatum [geboortedatum 3] -2005.
6. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 9] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 1] door verbalisant [verbalisant 8] :
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb om 04:12 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg tegenover het hekwerk van de containerterminal Kramer One. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 1] , geboortedatum [geboortedatum 4] -2001.
7. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 10] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 4] door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 5 januari 2024 kregen wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] het verzoek om de Missouriweg af te rijden of wij nog personen zouden zien die mogelijk van Hutchison Ports ECT Delta waren gekomen. Wij verbalisanten reden met het dienstvoertuig de Lichterkade op en zagen achter een vuilniscontainer een persoon verstopt zitten. Hierop zijn wij uit het dienstvoertuig gestapt en hebben wij deze persoon aangeroepen. Wij zagen dat hij hier gehoor aan gaf en met zijn handen in de lucht aan kwam lopen. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , heb [medeverdachte 4] omstreeks 04:14 uur aangemerkt als verdachte. Zijn identiteit is later op het politiebureau vastgesteld. De aangehouden verdachte is door ons verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] op vrijdag 5 januari 2024 om 04:31 uur overgedragen.
8. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 11] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 2] door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 5 januari 2024 op de Maasvlakte te Rotterdam heb ik om 07:00 uur de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedatum 5] -2001.
9. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [proces-verbaalnummer 12] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 3] door verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb om 07:00 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 3] , geboortedatum [geboortedatum 6] -2005. Ik verbalisant [verbalisant 8] , zag dat de verdachte een enkelband om had. Toen ik hem vroeg wie zijn reclasseringsambtenaar was vertelde hij mij dat dit [naam] was te [plaatsnaam] .
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris in strafzaken (parketnummer: 10-005570-24, rc-nummer: 24-000312) op 9 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U vraagt mij of ik iets over de verdenking wil zeggen. Ik wil zeggen dat ik dom ben geweest
dat ik daar was. U vraagt mij of ik op het terrein was. Ja, ik ben op het besloten terrein
geweest. U vraagt mij waarom ik op het haventerrein was. Dat was een domme keuze van mij. U vraagt mij of het door de spanning of het geld komt dat werd geboden. Toch door het financiële aspect.
11. Het proces-verbaal van bevindingen van Eenheid Rotterdam, nummer [proces-verbaalnummer 1] , inhoudende
de omschrijving van het aantreffen en aanhouden van verdachte [verdachte] door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11] :
Op 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur zagen wij dat de Opel Astra (kenteken [kenteken 1] ) ons voorbij reed. Hierop hebben wij het voertuig ingehaald en een volgteken gegeven. Wij namen vervolgens afslag 14 op de A15 Rechts, deze komt uit op de Merseyweg. Aan het einde van de Afrit met de kruising Merseyweg gaven wij de bestuurder van de zwarte Opel Astra met Nederlands kenteken [kenteken 1] een stopteken. Wij zagen dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand bracht. Op 5 januari 2024 te 03:54 uur hebben wij de verdachte aangehouden. De verdacht gaf op te zijn [verdachte] geboren [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] .

1.Bewijsmotivering

Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van de wettige bewijsmiddelen, opleverende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, zowel ten aanzien van het afzetten van personen die zich zou hebben bevonden op een afgesloten haventerrein als het (dubbel) opzet op medeplegen.
De politierechter is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring.
Aanwezigheid op het afgesloten haventerrein
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep van 6 personen in die nacht om 03:37 uur op die specifieke locatie aan de Missouriweg op de Maasvlakte ter hoogte van de lichterkade bij de haventerreinen van Kramer, (Kramer) One en EMO uit een specifiek herkend voertuig - de Opel Astra met kenteken [kenteken 1] die bestuurd werd door de om 03:54 uur aangehouden medeverdachte [verdachte] – zijn gestapt en zich richting het afgesloten haventerrein van de Kramer Groep aan de Missouriweg hebben begeven. Gezien wordt dat deze groep van 6 personen onmiddellijk begint met het beklimmen van het hekwerk. Om 03:41 uur worden 4 personen gezien die rennen op het haventerrein van Kramer. Een groep van 6 personen met gelijkluidend signalement is om 03:53 uur gezien op het haventerrein van Kramer, waarna om 03:57 uur een groep van 4 personen is te zien met gelijkluidend signalement op het moment dat zij het terrein verlaten door over het hek te klimmen, dan wel door het hek te kruipen. Omstreeks 03:55 - 04:00 uur zijn de eerste twee medeverdachten, te weten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO aangehouden, omstreeks 04:12 - 04:14 uur zijn twee andere verdachten, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , aangehouden respectievelijk op de Missouriweg tegenover het hekwerk van de containerterminal Kramer One en op de reeds genoemde Lichterkade. De laatste twee verdachten, te weten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , zijn omstreeks 07:00 uur aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. In de directe omgeving is ook een tas met een betonschaar aangetroffen.
Er is geen enkel aanknopingspunt te vinden in het procesdossier voor de (impliciete) stelling van de verdediging dat er een andere personenauto is geweest, waar andere personen mee zijn aangekomen en dat die personen op het afgesloten haventerrein zijn gezien. De verschillende aantallen (3, 4 of 5 personen) die in sommige verklaringen voorkomen, doen niet af aan het consistente beeld dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt, waaruit blijkt dat (mede)verdachte [verdachte] de Opel Astra heeft bestuurd, waaruit om 03:37 uur (mede)verdachte [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zijn gestapt. Zij zijn onmiddellijk (03:41 uur) allemaal het hek van het terrein van Kramer ingeklommen. Een persoon neemt een tas mee waar een betonschaar in blijkt te zitten. In het kwartier daarna is de groep met 4 of 6 personen meermaals op het terrein gezien. Om 03:57 uur is gezien dat een groep van 4 personen het terrein verlaat, met gebruikmaking van de betonschaar. Toen is daar één persoon onmiddellijk aangehouden ( [medeverdachte 5] ) en terwijl hij werd aangehouden heeft ook [medeverdachte 6] zich gemeld om aangehouden te worden. De twee die ontvluchtten, zijn aan hun signalementen te herleiden tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] die om 07:00 uur zijn aangehouden. De verbalisant die achter hen aanrende, trof niet hen maar [medeverdachte 1] aan – die blijkbaar geen (zichtbaar) deel uitmaakte van de groep van 4 – leunend tegen het hek. Verstopt achter een vuilniscontainer wordt vervolgens de zesde verdachte aangetroffen: [medeverdachte 4] . De politierechter gaat voorbij aan de stelling van de raadsvrouw van verdachte [medeverdachte 4] dat hij zich niet verstopt kan hebben, aangezien de politie hem dan niet had gevonden. De politierechter acht een feit van algemene bekendheid dat het bekende kinderspelletje nu juist uitgaat van het gegeven dat mensen zich ook slecht kunnen verstoppen. De politierechter is op grond van voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat alle zes verdachten zich op het afgesloten haventerrein begeven hebben, ook al zijn zij daarbuiten aangehouden.
Voor geen van de alternatieve scenario’s hebben de verdachten een aanknopingspunt aangedragen, hoewel dat wel op hun weg had gelegen. De naam van de vriend met wie er ruzie was, van de chauffeur of de pakketbezorgingsdienst waarvoor gewerkt zou worden, iets om het scenario te kunnen controleren: de verdachten hebben ervoor gekozen erover te zwijgen.
Medeplegen
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle handelingen tezamen bezien, leidt de politierechter af dat er sprake geweest moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij betrekt de politierechter als specifieke omstandigheden dat de 7 verdachten naar de Missouriweg op de Maasvlakte zijn gereden in een Opel Astra, een voor dit aantal personen bijzonder kleine auto. Onder die omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat er indringend, oncomfortabel fysiek contact geweest is tussen alle inzittenden. De verdachten moeten dat dus ook voor lief hebben genomen tijdens een autorit van minstens 20 – 25 minuten vanuit de dichtstbijzijnde reguliere bewoonde wereld (Spijkenisse of Rotterdam) in het midden van de nacht. Dit laat zich alleen voorstellen wanneer er in ieder geval in meer of minder mate sprake was van voorafgaande overeenstemming over de doel van de autorit. Dat er een voldoende mate besproken plan was, blijkt vervolgens uit de waarneembare omstandigheid dat de zes personen die uitgestapt zijn onmiddellijk een plan lijken te zijn gaan uitvoeren, want zij zijn zonder enige aarzeling gezamenlijk het hek ingeklommen en zijn op het haventerrein ook bij elkaar in de buurt gebleven. Zij zijn immers meermaals tezamen op het haventterrein gezien. Er was één betonschaar beschikbaar, die van hand tot hand is gegaan en tot aan het einde voor de groep gezamenlijk is benut.
Dit alles bij elkaar maakt dat wel degelijk is voldaan aan de eisen die ook blijkens de wetsgeschiedenis gesteld worden aan een bewezenverklaring ter zake van het plegen van het misdrijf door twee of meer verenigde personen, of zoals verwoord in de MvT (35 564, nr. 3): “Hiervoor is opzettelijke samenwerking vereist. Een voorafgaande afspraak of overeenkomst is niet nodig. Zodra er feitelijk en opzettelijk wordt samengewerkt, is er sprake van handeling van verenigde personen.”
Met betrekking tot de rol van verdachte [verdachte] overweegt de politierechter aanvullend dat volgens bestendige rechtspraak van de Hoge Raad de kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met één of meer anderen. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. Het is niet noodzakelijk dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan.
De wetgever heeft bij de strafbaarstelling ex art 138aa Sr voor ogen gehad, zo blijkt uit de MvT, dat het gaat om het in de (Rotterdamse) haven binnendringen van personen op beveiligde terreinen waar containers worden uit- en overgeladen, waarbij deze personen op zoek zijn naar containers waarin goederen, zoals verdovende middelen of edelmetalen, zijn verstopt om deze vervolgens van het terrein te halen. Deze problematiek is niet beperkt tot de haven van Rotterdam maar manifesteert zich ook elders, zoals in de havens van Amsterdam, Moerdijk en Vlissingen. Daarbij komt het ook voor dat personen beveiligde terreinen op havens en luchthavens binnendringen, juist om goederen (cocaïne, XTC) of personen (immigranten) op het terrein te brengen met het oog op de illegale uitvoer. De daders treffen doorgaans de nodige voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat zij, als zij op het beveiligde terrein worden gesignaleerd en staande gehouden, in verband kunnen worden gebracht met criminaliteit. Zij vervullen echter een belangrijke rol in het plegen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit, omdat hun activiteiten van essentieel belang zijn voor het welslagen van het illegale transport en daarmee een onmisbare schakel vormen in de keten.
De wezenlijke bijdrage hierbij is dat de verdachte de andere 6 personen in het holst van de nacht, zonder dat er enige ander vorm van vervoer – praktisch – mogelijk was, naar het afgelegen havengebied heeft gebracht, terwijl de omstandigheden in de kleine personenauto zoals geschetst op zijn minst oncomfortabel geweest moeten zijn. Zonder hem, had geen van de anderen het hun tenlastegelegde kunnen begaan. De verdachte moet, willen de anderen een kans van slagen hebben, de auto ook weer meenemen, want een verlaten auto in het havengebied trekt de aandacht, zo is een feit van algemene bekendheid. De rol van bestuurder van de auto is in zoverre bij dit strafbare feiten een nagenoeg inwisselbare. De verdachte moet minst genomen voorwaardelijk opzet op het medeplegen van het tenlastegelegde hebben. Wanneer hij zes personen ’s nachts naar het havengebied rijdt, met gedoofde lichten komt aanrijden, een tas uit de kofferruimte laat pakken, en met gedoofde lichten onmiddellijk wegrijdt, dan heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de zes personen die uit de auto zijn gestapt, een besloten haventerrein zouden gaan betreden, waarbij onder 'de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans' dient te worden verstaan een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.

2.Bewezenverklaring

Bewezen is dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten op het door hekken omgeven en/of besloten
terrein van het containerbedrijf Kramer Groep, in de Rotterdamse haven, gevestigd
aan de Missouriweg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

3.Kwalificatie en strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
T.a.v. feit 1 primair: wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

4.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.

5.Straffen

Gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden. De gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, waarbij een proeftijd wordt gesteld van 2 jaren;
De tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, dient bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering te worden gebracht, voor zover deze tijd niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Algemene voorwaarde bij de voorwaardelijke straf:de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de algemene voorwaarde niet naleeft;
Geldboetevan
€ 2000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Deze geldboete mag in tien termijnen van € 200,00 per maand worden voldaan.
Vrijheidsbeperkende maatregelvoor een periode van
3 jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op zal houden in de havens in Nederland, in de vijf aangewezen zeehavens in Rotterdam, Amsterdam, Vlissingen, IJmuiden en Groningen, zoals beschreven in het document “Afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek” dat deel uitmaakt van het procesdossier in deze strafzaak.
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen vanwege de opgelegde maatregel niet op.
De maatregel is dadelijk uitvoerbaar.

6.Motivering straf

De straffen en maatregel zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan wat in de volksmond heet “uithalen”. De politierechter wijst erop dat uit de recente wetsgeschiedenis blijkt dat dit een ernstig feit is, waar ferm tegen moet worden opgetreden omdat het niet op zichzelf staat. In de MvT (35 564, nr. 3) wordt opgemerkt dat “de criminele binnendringers (“uithalers”) uitvoeringshandelingen verrichten in opdracht van anderen, als onderdeel van een groter crimineel verband. De bestraffing van de criminele binnendringers is daarmee van essentieel belang voor de bestrijding van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit; uiteindelijk zijn criminelen voor de instandhouding van hun criminele netwerk afhankelijk van de diensten van de criminele binnendringers.” Toegegeven zij dat deze verdachte en de medeverdachten niet aan het hoofd van een criminele organisatie lijken te staan, maar om tot een effectieve aanpak te komen is het noodzakelijk de aandacht niet alleen te richten op de criminele subjecten en hun directe entourage in de illegale drugsindustrie, maar ook op de onderliggende gelegenheidsstructuren, het met de drugsindustrie samenhangende criminele verdienmodel (witwassen, criminele investeringen in bijvoorbeeld vastgoed), criminele dienstverleners en de (sociale) voedingsbodem die voor de drugsindustrie van vitaal belang zijn. Daar hoort het optreden tegen criminele indringers c.q. uithalers bij.
Elke schakel vormt immers een onmisbaar onderdeel van de gehele keten. Het opleggen van een passende straf kan een afschrikwekkende werking hebben waardoor ook degenen die een relatief klein aandeel hebben in een complex van strafbare feiten worden gestimuleerd om af te zien van faciliterende activiteiten. De politierechter legt daarom een combinatie van straffen op, die passend en geboden zijn, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder mede begrepen hetgeen naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie. Want hoewel er ter zake van het misdrijf ex art. 138aa Sr geen sprake is van recidive, is de politierechter van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte zich wederom aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt terwijl hij in de afgelopen jaren al eens onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict en een WWM-delict, maakt dat niet kan worden volstaan met alleen een taakstraf. De verdachte is een door justitie gewaarschuwd mens, maar weigert blijkbaar daarvan te leren. De politierechter ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De politierechter ziet in de specifieke aard van het bewezenverklaarde aanleiding om in plaats van de meer gebruikelijke taakstraf een forse geldboete aan de verdachte op te leggen. Helaas wordt door het Sfeer PV verdiensten uithalers, dat door de officier van justitie is overgelegd, de ervaringsregel onderbouwd dat er op dit moment grof geld geboden én betaald wordt voor het verlenen van hand- en spandiensten in de wereld van de drugssmokkel en -handel. Het bedrag van 5000 euro per opdracht is een bekend bedrag. Dat maakt dat bij dit soort feiten de daders veelal door het geld worden gedreven. Het signaal dat de politierechter wil afgeven in het kader van de algemene en speciale preventie is dat uithalen niet zo lucratief is als het lijkt en dat die bedragen niet meer zo één twee drie te verdienen zijn. De politierechter betrekt daarbij dat uit politieonderzoeken ook blijkt dat er betaald wordt als het niet helemaal goed gaat. Daarom wil de politierechter ook in dit soort zaken een duidelijk signaal geven dat die beloning niet meer van de daders zal zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De officier van justitie heeft de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr geëist. Anders dan door het gerechtshof ‘s-Gravenhage en ook in deze rechtbank is geoordeeld, is de politierechter met de officier van justitie van oordeel dat het bewezenverklaarde feit geen ‘slachtofferloos’ delict is en dat deze maatregel opgelegd kan en behoort te worden.
Met de officier van justitie is de politierechter van oordeel dat er meerdere groepen van burgers als directe slachtoffers zijn aan te wijzen. Waar de officier van justitie het heeft over de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd, benoemt de politierechter dat in de haven ook gewoon mensen werken, mensen die direct geconfronteerd worden met de risico’s en gevaren die het handelen van de verdachte en andere criminele binnendringers met zich meebrengt. Ook in de wetsgeschiedenis wordt opgemerkt dat (zie de Nota n.a.v. het verslag, 35 564, nr. 6) in veel consultatiereacties en in de memorie van toelichting was te lezen dat niet alleen burgemeesters, advocaten en officieren bedreigd worden, maar dat ook havenmedewerkers actief benaderd worden door criminelen, onder druk gezet worden en bedreigd worden om criminele handelingen uit te voeren dan wel te faciliteren. Uit de toelichting op zitting en het Sfeer PV Schade door uithalers blijkt dat er levensgevaarlijke situaties ontstaan in het havengebied door de aanwezigheid van uithalers. Dat brengt niet alleen levensgevaar voor de uithalers zelf met zich mee, maar ook levert het mentale druk en mogelijk psychische schade op bij de werknemers in de haven die zich continu bewust moeten zijn van de mogelijkheid dat hun handelen leidt tot onbedoelde maar levensbedreigende situaties. Het is wachten op het moment waarop een werknemer PTSS oploopt omdat deze onbedoeld een uithaler van 6 hoog uit een stack laat vallen. Daarnaast moeten alle werknemers in de haven zich voortdurende afvragen of zij niet een groep uithalers gaan tegenkomen, die er alles aan doen om niet gepakt te worden en daarbij het geweld niet schuwen. De stress die dat met zich meebrengt beïnvloedt weldegelijk direct de persoon en dus de leefomgeving van de burger.
Daarnaast wijst de politierechter op de daders zelf. Het is in de strijd tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit te eenvoudig om de minderjarige of jongvolwassenen uithalers alleen als dader te zien. De overheid is daar zelf van doordrongen, zo blijkt uit wijkgerichte projecten om te voorkomen dat jongeren in een criminele carrière worden gezogen. Enkele gemeenten hebben bij wijze van pilot middelen gekregen om hun preventieve aanpak van ondermijning te versterken in kwetsbare wijken. Het doel is om te voorkomen dat met name kinderen, jongeren en jongvolwassenen in sociaaleconomisch zwakkere wijken in de georganiseerde criminaliteit terecht komen. Daar merkt de politierechter bij op dat uit de toelichting op zitting en het Sfeer PV verdiensten uithalers blijkt dat er zeer grote bedragen en/of beloningen in het vooruitzicht worden gesteld om deze kwetsbare groep te verleiden om hun medewerking te verlenen, met alle desastreuze (psycho)sociale gevolgen van dien. Ook is bekend dat jongeren die zich eenmaal hebben geleend voor een dergelijke dienst, onder druk van (dreiging met) geweld richting henzelf of hun familie worden gedwongen vaker mee te werken. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers dan ook gepoogd te voorkomen dat verdachte het opnieuw doet, doordat het de uithalers voor de georganiseerde criminaliteit aanmerkelijk minder aantrekkelijk maakt, wat ook hun eigen veiligheid en belang dient.
Eerder heeft onder meer het gerechtshof ‘s-Gravenhage overwogen dat het gebiedsverbod dat in de strafbepaling 138aa Sr staat, zou volstaan. Maar dat gebiedsverbod is aanzienlijker enger toegesneden, want ziet in ieder geval niet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Niet alleen levert de beperktere reikwijdte van artikel 138aa SR een forse ruimte voor discussie – getuige ook deze zitting – maar de vrijheidsbeperkende maatregel maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Ook dat komt de inzet van iemand met een vrijheidsbeperkende maatregel vanuit het perspectief van de criminele organisatie waarschijnlijk niet ten goede. De politierechter weegt al deze concrete belangen af tegen het algemenere belang van bewegingsvrijheid en is van oordeel dat de het door middel van een gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de zeehavengebieden in Nederland de bewegingsvrijheid van de verdachte op een proportionele wijze beperkt en tegen het licht van het hiervoor overwogene noodzakelijk is, waarbij de politierechter betrekt dat het gaat om de beperking van de bewegingsvrijheid in gebieden waar de verdachte niets te zoeken heeft, althans daarover niets aangevoerd heeft.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.Inbeslaggenomen voorwerpen

Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen wordt een last gegeven tot teruggave aan de verdachte dan wel de persoon die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het gaat in dit geval om:
  • Iphone (registratienummer [proces-verbaalnummer 13] )
  • Opel Astra (registratienummer [proces-verbaalnummer 14] ).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24a, 24c, 138aa Wetboek van Strafrecht .
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en door de politierechter en de griffier en bij ontstentenis van de griffier enkel door de politierechter ondertekend.