ECLI:NL:RBROT:2024:749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/10/671991 / FA RK 24-291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van zelfbindingsverklaring in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een ernstige alcoholverslaving. De officier van justitie heeft op 15 januari 2024 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging, aansluitend op een zelfbindingsverklaring die door de betrokkene en haar zorgverantwoordelijke was opgesteld. De betrokkene, geboren in 1965, heeft een jarenlange geschiedenis van alcoholmisbruik en heeft meerdere behandelingen voortijdig afgebroken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een ernstig risico op overlijden bestaat bij terugval in alcoholgebruik en dat een langdurige opname voor detoxificatie en verdere behandeling noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2024 waren de betrokkene, haar advocaat, en haar dochters aanwezig, evenals een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank heeft de verzoeken van de advocaat om de zorgmachtiging af te wijzen verworpen en heeft geoordeeld dat de omstandigheden zoals beschreven in de zelfbindingsverklaring zich voordoen, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie na deze periode opnieuw te evalueren. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.M.L. van Mulbregt en schriftelijk uitgewerkt op 1 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/671991 / FA RK 24-291
Referentienummer: [nummer01]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 januari 2024 betreffende een zorgmachtiging aansluitend op een zelfbindingsverklaring als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[betrokkene01],
geboren op [geboortedatum01] 1965 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 15 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [psychiater01] , psychiater, van 12 januari 2024;
  • het zorgplan van 10 juli 2023;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de zelfbindingsverklaring ondertekend op 11 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam01] en [naam02] (telefonisch), dochters van betrokkene;
  • [spv-er01] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige, verbonden aan Antes (hierna: de behandelaar).
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden met hulp van een tolk Papiaments.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft samen met haar zorgverantwoordelijke een zelfbindingsverklaring opgesteld op grond van artikel 4:1 Wvggz, vergezeld van een zorgplan. De zelfbindingsverklaring is op grond van artikel 4:2 Wvggz op 11 juli 2023 ondertekend door betrokkene, de zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur. De geneesheer-directeur, [naam03] , heeft een verklaring op grond van artikel 4:1 lid 7 Wvggz opgesteld waaruit blijkt dat betrokkene ten tijde van het opstellen van de zelfbindingsverklaring tot een redelijke waardering van haar belangen in staat was.
2.2.
In de zelfbindingsverklaring staat onder welke omstandigheden verplichte zorg dient te worden verleend. Betrokkene heeft verklaard dat zij wil worden opgenomen wanneer zij weer begint met het drinken van alcohol, omdat artsen in het ziekenhuis hebben gezegd dat zij zich ernstig zorgen maken of betrokkene een volgende terugval in alcoholgebruik zal overleven.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een stoornis in het gebruik van alcohol.
2.4.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel. Betrokkene drinkt al meer dan dertig jaar alcohol, waarbij het gebruik toeneemt als sprake is van stressvolle omstandigheden – zoals vorig jaar toen de moeder van betrokkene is overleden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene meermalen ter detoxificatie opgenomen is geweest, maar daarbij door spanning en angst na enkele weken telkens voortijdig met ontslag ging en dan binnen enkele dagen weer begon met het drinken van alcohol. Ook is sprake van lichamelijke complicaties. Ten tijde van het opstellen van de medische verklaring was betrokkene in het ziekenhuis opgenomen vanwege een gedecompenseerde levercirrose. Als betrokkene alcohol blijft drinken, zal dit volgens de artsen mogelijk leiden tot leverfalen of kanker; ook bestaat een acuut risico op ontstekingen, waaraan betrokkene kan overlijden. Wanneer betrokkene alcohol drinkt, verwaarloost zij zichzelf, eet zij slecht en rookt zij cannabis.
De advocaat vertelt tijdens de mondelinge behandeling dat de problematiek van betrokkene al speelt sinds zij heel jong was. Het lijkt een illusie dat betrokkene nog van de verslaving kan afkomen. Er hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden met betrokkene en haar familie, waarin de vraag is besproken of in deze situatie dient te worden berust. Betrokkene geeft echter aan dat ze niet dood wil en stemt in met een kortdurende opname, voor een periode van maximaal een maand, om haar lichaam wat rust te gunnen en lichamelijk te kunnen herstellen. De advocaat werpt daarbij de vraag op of dit vanuit medisch perspectief voldoende is om het dreigend ernstig nadeel af te wenden.
2.5.
De behandelaar licht tijdens de mondelinge behandeling toe dat in de door de advocaat aangehaalde gesprekken met betrokkene en haar familie was besloten om geen opname meer in te zetten. Toen betrokkene onlangs met leverproblemen in het ziekenhuis werd opgenomen, heeft zij echter aangegeven toch weer een detox-opname te willen. Betrokkene staat ambivalent tegenover het behandelen van de verslaving. Na de ziekenhuisopname is een opname in een accommodatie georganiseerd, maar hier is betrokkene niet naartoe gegaan omdat zij terug naar huis wilde. Vanwege deze ambivalentie dient volgens de behandelaar toch een langerdurende opname in een verplicht kader te worden gerealiseerd, zodat alles is geprobeerd om betrokkene passende zorg te bieden en haar verslaving onder controle te krijgen. De behandelaar schat in dat een opnameperiode van drie maanden reëel is ter detoxificatie en voor verdere behandeling van betrokkenes verslavingsproblematiek.
Tegenover de onafhankelijk rapporterend psychiater heeft betrokkene verklaard dat ze achter de aanvraag voor een zorgmachtiging staat, omdat zij van zichzelf weet dat zij anders opnieuw vroegtijdig met ontslag zal gaan. Betrokkene wil wel eerst een week naar huis voordat zij wordt opgenomen.
De dochters lichten tijdens de mondelinge behandeling toe dat hun moeder veel pijnklachten heeft en dat het fysiek slechter met haar gaat. Betrokkene heeft hulp nodig, ook omdat zij niet alles meer zelf kan. Bij gebruik van alcohol heeft betrokkene geen kracht meer om te lopen en eet ze niet. De situatie is zwaar voor de familie. De dochters geven aan dat zij hun moeder nooit zullen loslaten, maar dat zij accepteren als zij ervoor kiest om te blijven drinken en daardoor komt te overlijden.
De advocaat bepleit namens betrokkene primair afwijzing van het verzoek, omdat geen sprake is van verzet tegen de behandeling. Betrokkene wil één maand worden opgenomen om lichamelijk te kunnen herstellen. Als dit onvoldoende blijkt en betrokkene opnieuw voortijdig met ontslag wil, kan eventueel alsnog verplichte zorg worden aangevraagd. Pas op dat moment kan werkelijk geëvalueerd worden hoe het met betrokkene gaat en hoe het verder moet. Ook kan dan pas beoordeeld worden of betrokkene nog langer dan een maand opgenomen moet worden. Voor zover de rechtbank toch aanleiding ziet tot het afgeven van een zorgmachtiging, wordt verzocht om deze in duur te beperken, aangezien een opname die maximaal zes maanden kan duren geen recht doet aan de situatie van betrokkene.
De rechtbank verwerpt het pleidooi tot afwijzing van het verzoek en is van oordeel dat de omstandigheden, zoals omschreven in de zelfbindingsverklaring, zich voordoen waaronder verplichte zorg aan betrokkene moet worden verleend om ernstig nadeel af te wenden. Zij acht een langerdurende klinische opname ook noodzakelijk om overbelasting van het steunsysteem van betrokkene tegen te gaan. Gebleken is dat er onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, inhoudende het accepteren en nakomen van ambulante behandelafspraken;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
De rechtbank ziet aanleiding, mede gelet op hetgeen is aangevoerd door de advocaat, om de duur van de zorgmachtiging te beperken tot drie maanden, aangezien deze periode volgens de behandelaar nodig is voor een klinische behandeling van betrokkenes verslavingsproblematiek. Op basis van de resultaten van deze behandeling kan na deze opname worden gekeken of verdere gedwongen zorg zinvol/noodzakelijk is en zo ja, in welke vorm. Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de afwijkende duur van drie maanden met ingang van vandaag.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene01] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.7. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 april 2024;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 18 januari 2024 mondeling gegeven door mr. J.M.L. van Mulbregt, rechter, in tegenwoordigheid van T.M. Helleman, griffier, en op 1 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.