ECLI:NL:RBROT:2024:7531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
11153979 VV EXPL 24-303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding over ontruiming door Stichting Waterweg Wonen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding tussen Stichting Waterweg Wonen en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Stichting Waterweg Wonen, heeft een ontruiming van de woning van de gedaagde gevorderd, omdat deze zijn huurverplichtingen niet nakomt en niet bereikbaar is. De procedure begon met een dagvaarding op 3 juli 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 juli 2024, waarbij de gedaagde niet aanwezig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de wettelijke eisen voldeed en heeft het gevraagde verstek verleend. De rechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de ontruiming, gezien de omstandigheden dat de gedaagde de woning nog steeds gebruikte en zijn financiële situatie onduidelijk was. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee maanden na betekening van het vonnis, in plaats van de gevorderde drie dagen, om de gedaagde de kans te geven contact op te nemen met de eiseres of een zorgverlener.

Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.507,02 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.310,72, die ook door de gedaagde moeten worden vergoed. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11153979 VV EXPL 24-303
datum uitspraak: 31 juli 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
STICHTING WATERWEG WONEN,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. de Ruiter,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden ‘Waterweg Wonen’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 juli 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de aanvullende producties 9 en 10 van Waterweg Wonen.
1.2.
Op 17 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde] is niet verschenen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
Het voor toewijzing van een vordering in kort geding vereiste spoedeisend belang volgt uit de stellingen van Waterweg Wonen. Dat geldt ook voor de vordering tot betaling van een geldsom, nu het om een vaststaande schuld gaat die lager is dan het openstaande bedrag aan niet betaalde huur en gegeven de omstandigheden dat met [gedaagde] geen contact is te krijgen terwijl hij de woning nog steeds gebruikt en zijn financiële positie onduidelijk is. Van een restitutierisico is geen sprake.
2.3.
De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en worden toegewezen met inachtneming van het volgende. De ontruimingstermijn wordt door de kantonrechter bepaald op twee maanden na betekening van dit vonnis. Op grond van de door Waterweg Wonen overlegde stukken en het verhandelde ter zitting valt niet te verwachten dat [gedaagde] binnen de gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen daadwerkelijk elders onderdak kan vinden. Mede gelet op de ingrijpende aard van deze beslissing en de omstandigheid dat weliswaar het vereiste spoedeisend belang bestaat, doch ter zitting is gebleken dat ontruiming drie dagen na betekening niet noodzakelijk is, onder meer omdat de toestand van de woning onduidelijk is, wordt een ontruimingstermijn van twee maanden na betekening van dit vonnis redelijk geacht. [gedaagde] wordt daarmee ook in de gelegenheid gesteld om binnen die termijn indien gewenst weer contact op te nemen met Waterweg Wonen en/of zorgverlener Stichting Onder Een Dak (STOED).
2.4.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Waterweg Wonen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 496,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.310,72.
2.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde],
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze niet het eigendom van Waterweg Wonen zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Waterweg Wonen te betalen een bedrag van € 3.507,02, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Waterweg Wonen te betalen een bedrag van € 492,53 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om van 1 juni tot 1 juli 2024 een bedrag van € 686,51 en vanaf 1 juli 2024 iedere maand een bedrag van € 725,98 aan Waterweg Wonen te betalen tot en met de dag van de ontruiming van de woning aan [adres] en voor een gedeelte van een maand een naar evenredigheid te berekenen gedeelte van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata tot de dag van volledige betaling;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.310,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.7.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken.
[58184/21919]