Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juli 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, conclusie van eis in reconventie van [gedaagde] ;
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie en reconventie
een uitdrukkelijke erkenningin de zin van artikel 154 Rv heeft gedaan, kan dan ook niet worden vastgesteld. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] in de conclusie van antwoord in dit kort geding ook erkend dat partijen tijdens de mondelinge behandeling van het eerste kort geding overeenstemming hebben bereikt dat de woning eigendom is van [eiser] (
‘ter zitting van het eerste kort geding vastgesteld (en als zodanig erkend) dat de woning op naam van de man staat en […] dat de man ten aanzien van deze zaak (dus) bestuursbevoegd was en is’). Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter moet die uitlating worden uitgelegd. Het heeft er alles van dat het hier uitsluitend gaat om de informatie die in het Kadaster staat – wat niet zonder meer bestuursbevoegdheid oplevert – waarbij relevant is dat wat in het Kadaster staat niet altijd en volledig juist hoeft te zijn. Een en ander betekent, naar voorlopig oordeel, dat niet erkend is dat [eiser] enig eigenaar is.