ECLI:NL:RBROT:2024:7817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
10.098440.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Rotterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, verduistering van een rijbewijs en mishandeling van een medegedetineerde met afwijzing van noodweerverweren

In de zaak tegen de verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en ten tijde van het onderzoek gedetineerd was, heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging, verduistering van een rijbewijs en mishandeling van een medegedetineerde. De rechtbank heeft de noodweerverweren van de verdachte verworpen. De verdachte heeft op 11 april 2023 een mes getoond aan aangever [naam 3] en hem bedreigd, wat bewezen is verklaard. Daarnaast heeft de verdachte een rijbewijs verduisterd dat hij uit een tas in een nachtbus heeft gehaald, terwijl de eigenaar dit op 9 april 2023 in de trein was vergeten. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het rijbewijs opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. Op 15 mei 2023 heeft de verdachte aangever [naam 2] mishandeld door hem meermalen in het gezicht te slaan en te stompen. De rechtbank heeft de poging tot zware mishandeling niet bewezen verklaard, maar de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 102 dagen, gelijk aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en het risico op herhaling van delictgedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.098440.23
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 101 dagen met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Over de onder 1 ten laste gelegde bedreiging zijn geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs. De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de verduistering onder feit 2 vanwege een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte een actieve handeling met het rijbewijs heeft verricht waaruit blijkt dat hij als heer en meester over het rijbewijs is gaan beschikken. De verdachte had het rijbewijs nog maar kort daarvoor gevonden en wilde dit nog opsturen naar de politie of de gemeente. Ook voor de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is vrijspraak bepleit. Het steken of snijden kan niet wettig en overtuigend bewezen worden en het slaan of stompen in het gezicht levert geen risico op dat aangever daaraan zwaar lichamelijk letsel zou overhouden.
4.2.
Beoordeling
Feit 1: bedreiging [naam 1] op 11 april 2023
Uit de bewijsmiddelen en de eigen verklaring van de verdachte bij de politie blijkt dat de verdachte aangever [naam 1] een mes heeft getoond en daarbij heeft gezegd dat hij twee seconden heeft om weg te gaan. Dit feit wordt zonder nadere motivering bewezen verklaard.
Feit 2: verduistering rijbewijs
De verdachte heeft bij de politie bekend dat hij een tas heeft zien hangen in een nachtbus in Amsterdam en dat hij daar een rijbewijs uit gepakt heeft. Door de eigenaar van het rijbewijs is verklaard dat zij haar tas op 9 april 2023 was vergeten in de trein in Amsterdam. De verdachte had haar rijbewijs twee dagen later, bij de aanhouding voor feit 1, bij zich.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat de verdachte van plan was het rijbewijs op te sturen naar de politie of de gemeente. Allereerst had de verdachte het rijbewijs reeds twee dagen onder zich. Daarnaast had het, indien de verdachte het rijbewijs daadwerkelijk wilde teruggeven, voor de hand gelegen dat hij niet slechts het rijbewijs uit de tas had gepakt, maar de hele tas had meegenomen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich het rijbewijs als vinder opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Feit 3: poging zware mishandeling dan wel mishandeling op 15 mei 2023
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er een incident heeft plaatsgevonden tussen aangever [naam 2] en verdachte nadat de verdachte op 15 mei 2023 de cel van [naam 2] is ingegaan. Op basis van de verklaring van aangever, de verklaring van getuige [getuige] en het letsel is de rechtbank oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het slaan en stompen in het gezicht van [naam 2]. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het eerste gedachtestreepje, dat ziet op het snijden dan wel steken met een scheermesje, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De vraag die aan de rechtbank voorligt is hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden. Voor een bewezenverklaring van de aan de verdachte primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is vereist dat het opzet van de verdachte was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Uit de letselverklaring van aangever blijkt dat het neusbot gebroken was en dat hij een wond bij zijn mondhoek had die is gehecht. Hoewel het hoofd, zoals algemeen bekend, een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, volgt uit de aard en de plaats van het letsel niet dat het handelen van verdachte gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 11 april 2023 te Rotterdam [naam 3] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door
- een mes aan die [naam 3] te tonen en- dat mes in de richting van die [naam 3] te brengen en houden en
- daarbij te zeggen: “I give you two seconds to go!”;
2
hij in de periode van 09 april 2023 tot en met 11 april 2023 te Amsterdamopzettelijk een rijbewijs op naam van [naam 4], toebehorende aan [naam 4] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
subsidiair
hij op 15 mei 2023 te Dordrecht [naam 2] heeft mishandeld door meermalen
- in het gezicht van die [naam 2] te slaan en te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.bedreiging met zware mishandeling;

2.verduistering;

3.mishandeling.

5.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging is een beroep op noodweer gedaan. De verdediging heeft gesteld dat de verdachte door meerdere luidsprekende mensen wakker werd gemaakt in het portiek en daardoor in paniek raakte. Hij wilde weg, maar werd tegengehouden door aangever. Dat bracht een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding teweeg bij de verdachte, waartegen hij zich mocht verdedigen. Door het mes te tonen is de verdachte binnen de maatstaven van proportionaliteit en subsidiariteit gebleven.
Bij feit 3 is ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling door de raadsman eveneens een noodweerverweer gevoerd. De verdachte moest zich in de cel verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam nu de verdachte aan de raadsman te kennen heeft gegeven dat het juist aangever was die hem aanviel.
5.2.
Beoordeling
In beide gevallen wordt het beroep op noodweer verworpen nu op geen enkele wijze uit het dossier is gebleken dan wel aannemelijk is gemaakt dat er sprake is geweest van de noodweersituaties als door de raadsman gesteld. Er is geen enkele omstandigheid naar voren gekomen waaruit zou blijken dat de verdachte zichzelf, zowel in het portiek als in de cel van de medegedetineerde, heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
5.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie verschillende strafbare feiten, gepleegd binnen een tijdsbestek van ongeveer een maand. Allereerst heeft hij een bewoner van een portiek bedreigd met een mes. Het handelen van verdachte heeft gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, zeker nu de bedreiging in de woonomgeving van aangever plaatsvond. Voorts heeft de verdachte een rijbewijs verduisterd. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij niet geprobeerd heeft het rijbewijs aan de rechtmatige eigenaar te doen toekomen of het direct aan de politie af te geven. Dit feit zorgt voor de eigenaar doorgaans voor veel hinder en ongemak. Tot slot heeft de verdachte een medegedetineerde mishandeld in diens cel, waar de verdachte niets te zoeken had. Door aangever meermalen in het gezicht te slaan en stompen, is letsel bij hem ontstaan. Daarmee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 juli 2024. Dit rapport houdt onder mee het volgende in.
De verdachte verbleef van december 2015 tot december 2022 in verschillende justitiële jeugdinrichtingen vanwege de aan hem opgelegde maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel). De maatregel is maximaal verlengd en op 10 december 2022 van rechtswege voorwaardelijk beëindigd. Tijdens die voorwaardelijke beëindiging lukte het de reclassering onvoldoende om zicht te krijgen op de verdachte. Er kon door zijn afhoudende gedrag niet gewerkt worden aan gedragsverandering of risicobeperking. In april en mei 2023 werden de onderhavige feiten gepleegd. Op 25 oktober 2024 is de verdachte aangehouden wegens een verdenking van onder andere een levensdelict. Hij verblijft sindsdien in die laatste kwestie in voorlopige hechtenis.
Het risico op herhaling van (gewelddadig) delictgedrag wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Met name de pro-criminele houding van betrokkene, zijn gebrekkige agressieregulatie, gebrekkig empathisch vermogen, het middelengebruik en zelfbepalende houding liggen hieraan ten grondslag. De reclassering heeft onvoldoende zicht op eventuele beschermende factoren. Vanwege de zorgmijdende- en zelfbepalende houding van de verdachte, maar ook vanwege de verharding van zijn pro-criminele houding, ziet de reclassering geen enkele mogelijkheid om te werken aan gedragsverandering en/of risicobeperking. Een ambulant traject wordt, gezien het hoge risicoprofiel, zeer onverantwoord geacht, omdat de maatschappij hiermee onvoldoende tegen de verdachte beveiligd wordt. Bij een veroordeling wordt dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De deskundige J.J. Slager, werkzaam als reclasseringswerker, heeft het rapport ter zitting toegelicht. Zij heeft onder meer verklaard dat het rapport het standpunt van de reclassering duidelijk uiteenzet. De verdachte heeft van het begin af aan aangegeven geen behoefte te hebben aan begeleiding en begeleid wonen en wilde zijn eigen koers varen. Toen de verdachte in juli 2023 door de rechtbank geschorst werd uit de voorlopige hechtenis, moest de reclassering aan de slag met de schorsingsvoorwaarden. Daar heeft de verdachte zich niet aan gehouden en om die reden is in september 2023 een advies opheffing schorsing uitgebracht. Er worden op dit moment geen mogelijkheden gezien voor het opleggen van bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten in combinatie met de justitiële documentatie van de verdachte, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens de berekening van de rechtbank heeft verdachte in dit parketnummer 102 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank acht, net als de officier van justitie, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van dit voorarrest passend en geboden. De verdachte zal daarom worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 102 dagen met aftrek van voorarrest.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 285, 300 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de onder feit 1, feit 2 en feit 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 102 (honderdtwee) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Rotterdam [naam 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes aan die [naam 3] te tonen en/of
- dat/een mes in de richting van die [naam 3] te brengen en/of houden en/of
- (daarbij) te zeggen: “I give you two seconds to go!”, althans woorden van gelijke
(dreigende) strekking/aard;
2
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2023 tot en met 11 april 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk een rijbewijs op naam van [naam 4], in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gevonden voorwerp, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meermalen)
- met een (bewerkt) scheermesje in het gezicht van die [naam 2] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- in het gezicht van die [naam 2] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2023 te Dordrecht [naam 2] heeft mishandeld door (meermalen)
- met een (bewerkt) scheermesje in het gezicht van die [naam 2] te steken en/of te snijden en/of
- in het gezicht van die [naam 2] te slaan en/of te stompen.