In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2024 een vonnis gewezen in het kader van een onteigeningsprocedure tussen de Gemeente Dordrecht en de bedrijven Aagro Bouw B.V. en Eijk-Euser B.V. De rechtbank had eerder op 31 oktober 2023 een tussenvonnis uitgesproken waarin de vervroegde onteigening van percelen van beide gedaagden werd vastgesteld. De rechtbank bepaalde ook de hoogte van de voorschotten op de schadeloosstelling, respectievelijk € 2.949.868,80 voor Aagro Bouw en € 1.595.601,00 voor Eijk-Euser, en kende een bedrag van € 29.157,98 toe voor juridische bijstand. Op 24 januari 2024 volgde een tweede tussenvonnis waarin deskundigen werden benoemd voor de opneming van de onteigende percelen en de begroting van de schadeloosstellingen. Tijdens de opneming op 8 maart 2024 bereikten partijen overeenstemming over de schadeloosstellingen. De rechtbank heeft in het eindvonnis de schadeloosstellingen vastgesteld op € 4.196.512,32 voor Aagro Bouw en € 2.269.917,65 voor Eijk-Euser, na aftrek van eerder betaalde voorschotten. De gemeente werd veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan de gedaagden. Daarnaast werd de vergoeding voor juridische en andere deskundige bijstand vastgesteld op € 153.057,55, gelijk te verdelen tussen beide gedaagden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de gemeente de kosten van de benoemde deskundigen vergoedt en dat de griffierechten aan de gedaagden worden terugbetaald. Het vonnis is openbaar uitgesproken en gepubliceerd in de Staatscourant.