Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het CIZ met betrekking tot een betrokkene die eerder in een zorgaccommodatie verbleef, maar inmiddels thuis woont. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2024 waren er geen behandelaars aanwezig en was er geen nieuwe medische verklaring ingediend, ondanks eerdere verzoeken hierom. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van de behandelaars en het ontbreken van voldoende informatie in strijd waren met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen of er sprake was van een stoornis in de zin van de Wzd en dat een rechterlijke machtiging niet meer proportioneel was, gezien de huidige situatie van de betrokkene. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de rechterlijke machtiging afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter W.H.J. Stemker Köster en is op 21 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt.