ECLI:NL:RBROT:2024:7877

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/681250 / FA RK 24-4714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het CIZ met betrekking tot een betrokkene die eerder in een zorgaccommodatie verbleef, maar inmiddels thuis woont. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2024 waren er geen behandelaars aanwezig en was er geen nieuwe medische verklaring ingediend, ondanks eerdere verzoeken hierom. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van de behandelaars en het ontbreken van voldoende informatie in strijd waren met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen of er sprake was van een stoornis in de zin van de Wzd en dat een rechterlijke machtiging niet meer proportioneel was, gezien de huidige situatie van de betrokkene. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de rechterlijke machtiging afgewezen. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter W.H.J. Stemker Köster en is op 21 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/681250 / FA RK 24-4714
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 14 augustus 2024 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 24 juni 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 8 november 2022;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam] , specialist ouderengeneeskunde, van 6 juni 2024;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 24 juni 2024;
  • een afschrift van het zorgplan van 6 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • de familie van betrokkene.

2.Beoordeling

2.1.
Op 9 juli 2024 is de mondelinge behandeling van het verzoek aangehouden. Blijkens het proces-verbaal van deze zitting, werd de psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, betwist door de advocaat. Deze in de medische verklaring van 6 juni 2024 gestelde diagnose zou volgens de advocaat namelijk onvoldoende onderbouwd zijn en bovendien strijdig met de overige bevindingen van de specialist ouderengeneeskunde .. De advocaat heeft daarom op 9 juli 2024 verzocht om een medische verklaring door een klinisch geriater. Bij de zitting van 9 juli 2024 was een verzorgende aanwezig, maar niet de behandelend arts van Humanitas, zodat een nadere toelichting met betrekking tot de huidige medische situatie vanuit de zorgaanbieder niet kon worden gegeven. De mondelinge behandeling is daarop aangehouden, in afwachting van een nieuwe medische verklaring Het CIZ heeft geen nadere medische verklaring verstrekt. . Ook tijdens de mondelinge behandeling van 14 augustus 2024 is geen behandelaar namens de zorgaanbieder verschenen.
Tijdens de huidige mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene inmiddels niet meer in een zorgaccommodatie verblijft, maar thuis. Volgens betrokkene, zijn advocaat en de familie van betrokkene gaat het thuis goed met hem. De medicatie wordt verstrekt door de huisarts en één keer per dag komt er thuiszorg. De advocaat bepleit dan ook afwijzing.
2.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat de evidente weigering van het CIZ om gehoor te geven aan de opdracht van de rechtbank een nadere medische verklaring op te stellen en de afwezigheid van behandelaars namens de zorgaanbieder tijdens de mondelinge behandelingen op 9 juli en 14 augustus 2024 zodanig strijden met beginselen van een goede procesorde dat de vraag kan opkomen of het CIZ wel ontvankelijk is het verzoek en of het verblijf van betrokkene bij Humanitas (in ieder geval na 6 juni 2024) überhaupt rechtmatig is geweest. Gelet op het voorgaande is de rechtbank immers van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. Er is, gelet op het proces-verbaal van 9 juli 2024, onvoldoende informatie om vast te stellen of er sprake is van een stoornis in de zin van de Wzd. Tevens is een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf niet meer proportioneel en subsidiair, nu betrokkene wederom thuis woont. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 14 augustus 2024 mondeling gegeven door mr. W.H.J. Stemker Köster, rechter, in tegenwoordigheid van T.M. Helleman, griffier, en op 21 augustus 2024 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.