ECLI:NL:RBROT:2024:7881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
10/281359-23; 10/070242-23; 10/235673-24 vordering TUL VV: 10/217454-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Rotterdam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging tot dwang en bedreiging, mishandeling van twee ex-partners, wederspannigheid met letsel en vernieling

Op 21 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder poging tot dwang, bedreiging, mishandeling van twee ex-partners, wederspannigheid met letsel en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling van de aangeefster [aangeefster 1], waarbij letsel is geconstateerd door forensisch onderzoek. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan wederspannigheid, waarbij hij zich met geweld heeft verzet tegen de politie, wat resulteerde in letsel bij een verbalisant. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was voor dwang. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en tbs met dwangverpleging, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een persoonlijkheidsstoornis. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummers: 10/281359-23; 10/070242-23; 10/235673-24 (ttz gev.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/217454-22
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te Curaçao op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres]
,
raadsman: mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaken met parketnummers 10/281358-23 en 10/235673-24 ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. In de zaak met parketnummer 10/070242-23 is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de tenlasteleggingen en de gewijzigde tenlastelegging zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.G.H. Verschaeren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 3 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/217454-22.

4.Vrijspraak feit 4 (10/070242-23)

De aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van 9 en 10 maart 2023 tweemaal seks heeft gehad met de verdachte, terwijl zij dit niet wilde. De verdachte heeft verklaard dat zij inderdaad tweemaal seks hebben gehad, maar dat dit geheel vrijwillig was.
Vooropgesteld wordt dat de tenlastelegging is gebaseerd op artikel 242 Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals de bepaling luidde tot 1 juli 2024. Dit betekent dat voor verkrachting sprake moet zijn geweest van dwang.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de aangeefster (tweemaal) heeft gedwongen tot seks.
De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende steun voor de vereiste dwang. De getuigenverklaring van de zus van aangeefster, [naam 1], dat aangeefster haar op het politiebureau heeft verteld dat zij onvrijwillige seks heeft gehad met de verdachte, is in het geheel terug te voeren op één bron, te weten de aangeefster zelf. Bovendien heeft de aangeefster bij de rechter-commissaris juist verklaard dat zij haar zus niet over de verkrachting heeft verteld, omdat ze het moeilijk vond om daarover te praten met familie. Ook de verklaring van de verdachte kan niet als steunbewijs dienen. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat de aangeefster ‘nee’ heeft gezegd ten aanzien van de seks, maar ‘nee’ zou bij haar niet altijd ‘nee’ betekenen. Aangeefster heeft in het verhoor bij de rechter-commissaris ook verklaard dat ‘nee’ bij haar niet altijd ‘nee’ betekent. Als de verdachte blijft aandringen of boos wordt, dan voelt het alsof zij geen keuze heeft. Of dat in deze situatie zo is geweest, blijkt onvoldoende uit de verklaring van de aangeefster en uit de overige processtukken. Alhoewel het dossier aanknopingspunten biedt voor een (bij vlagen) onvrijwillig en onveilig samenzijn van de aangeefster met de verdachte, kan de rechtbank niet vaststellen dat de aangeefster is gedwongen tot seks met de verdachte.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend dat de verdachte de aangeefster heeft verkracht. De verdachte zal daarom van het onder
4 tenlastegelegde in de zaak met nummer 10/07242-23 worden vrijgesproken.

5.Bewijswaardering

5.1
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de mishandeling van aangeefster [aangeefster 1] en van de wederspannigheid. Voor de mishandeling is geen steunbewijs. De verbalisanten ter plaatse constateerden geen letsel. Ten aanzien van de wederspannigheid geldt dat de verdachte wilde meewerken, maar zich niet wilde uitkleden in het bijzijn van zes agenten. Het spartelen met zijn benen was geen verzet maar een normale reactie toen hij op de grond lag, terwijl een van de agenten een knie of voet op zijn nek hield. Het letsel aan de knie van verbalisant [verbalisant 1] is ontstaan doordat hij struikelde. De verdediging refereert zich ten aanzien van de vernielingen, de mishandeling van aangeefster [aangeefster 2] en de dwang en bedreiging van de medewerker van de jeugdbescherming aan het oordeel van de rechtbank.
5.2.
Beoordeling
Feit 1 (10/070242-23)Anders dan de verdediging ziet de rechtbank voldoende steun voor de mishandeling van aangeefster [aangeefster 1]. Haar aangifte wordt in de eerste plaats ondersteund door de bevindingen uit het forensisch onderzoek van 11 maart 2023, waarbij een huidbeschadiging dan wel bloeduitstorting is aangetroffen aan de linkerzijde van haar hals. Ook vindt de aangifte steun in de medische verklaring van de FARR-arts van 11 maart 2023. De arts heeft diverse letsels geconstateerd die passen bij de verklaring van aangeefster, waaronder een bruine verkleuring en kras- en schaafwonden in de hals en bruine verkleuringen op het lichaam. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de mishandeling van aangeefster [aangeefster 1]. Dat de verbalisanten het letsel niet direct hebben geconstateerd, maakt het vorenstaande niet anders. Dit kan immers verschillende oorzaken hebben, niet in de laatste plaats omdat het een tijd kan duren voordat bloeduitstortingen zichtbaar zijn of omdat de verbalisanten waren opgeroepen in verband met een ander feit en daarom niet actief hebben gekeken naar letsel bij de aangeefster.
Feit 3 (10/070242-23)
Vaststaat dat de verdachte na te zijn aangehouden werd gesommeerd zich uit te kleden vanwege de touwtjes in zijn joggingbroek(en). De verdachte gaf daaraan geen gehoor, naar eigen zeggen omdat er te veel agenten stonden en hij zich ongemakkelijk voelde om zich in hun bijzijn uit te kleden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met zijn handen in zijn zakken bleef staan op het moment dat de verbalisanten hem moesten vastpakken. Hij bleef staan, omdat hij groot is. Toen hij eenmaal op de grond lag en een van de verbalisanten met een knie of voet op zijn nek stond, heeft hij met zijn voeten gesparteld. Op basis van de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal en, ten dele, de verklaring van de verdachte, acht de rechtbank echter bewezen dat hij zich wel degelijk met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de ambtsedige processen-verbaal. Het letsel aan de knie van verbalisant [verbalisant 1] staat ook in voldoende causaal verband tot de gedragingen van de verdachte. De verbalisant struikelde immers doordat de verdachte met zijn benen heen en weer ging. Op grond van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met letsel tot gevolg.
5.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde in de zaak met 10/070242-23 heeft begaan.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/281359-23 onder 1 en 2, in de zaak met parketnummer 10/070242-23 onder 1 t/m 3 en in de zaak met parketnummer 10/235673-24 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/281359-23
1
hij op 14 augustus 2023 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een medewerker van de Jeugdbescherming West door bedreiging met geweld gericht tegen die ander en, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het verstrekken van het (juiste) telefoonnummer van het Landelijk Expertise Team en het telefoonnummer van de moeder van zijn, verdachtes, kinderen, immers heeft hij, verdachte, (onder andere) (via de telefoon) tegen die medewerker gezegd: “Ik zit al 5 maanden achter de tralies voor niks, door jullie enzo” en “Ik eis dat jullie mij een nummer geven van die moeder van hun. Zodat ik die verder kan handelen met die moeder van hun” en “Ik ga niet wachten. Anders ga ik gewoon naar het kantoor komen, dan hebben jullie een probleem met mij. Snappen jullie wat ik bedoel?!” en “Overmorgen heb ik een rechtszaak en dan ben ik gewoon buiten, snapt u wat ik bedoel?!” en “Want als ik buiten moet komen, hebben jullie echt een probleem met mij. Echt serieus! en “Kijk mevrouw, ik weet uw naam. Ik weet jouw naam, he. Ik ben geen kleine jongen, he” en “Mevrouw, als u ophangt in mijn oor, ik ontplof heel die kankergebouw van jullie. Met iedereen erin. Geloof mij! Die dingen zoeken jullie, ga krijgen!”,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 14 augustus 2023 te Dordrecht een medewerker van de Jeugdbescherming West heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, door die medewerker (via de telefoon) dreigend de woorden toe te voegen: - “Ik zit al 5 maanden achter de tralies voor niks, door jullie enzo” en “Ik eis dat jullie mij een nummer geven van die moeder van hun. Zodat ik die verder kan handelen met die moeder van hun” en “Ik ga niet wachten. Anders ga ik gewoon naar het kantoor komen, dan hebben jullie een probleem met mij. Snappen jullie wat ik bedoel?!” en “Overmorgen heb ik een rechtszaak en dan ben ik gewoon buiten, snapt u wat ik bedoel?!” en “Want als ik buiten moet komen, hebben jullie echt een probleem met mij. Echt serieus! en “Kijk mevrouw, ik weet uw naam. Ik weet jouw naam, he. Ik ben geen kleine jongen, he” en “Mevrouw, als u ophangt in mijn oor, ik ontplof heel die kankergebouw van jullie. Met iedereen erin. Geloof mij! Die dingen zoeken jullie, ga krijgen!”.
10/070242-23
1
hij in de periode van 9 maart 2023 tot en met 10 maart 2023 te Dordrecht zijn levensgezel, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door aan haar haren te trekken en vervolgens haar aan haar haren en aan haar lichaam door de woning te trekken en in haar gezicht te slaan en haar bij de keel vast te pakken en vervolgens haar keel dicht te knijpen en dichtgedrukt te houden;
2
hij op 9 maart 2023 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft beschadigd;
3
hij op 10 maart 2023 te Dordrecht, zich met geweld , heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 2], aspirant van de politie Eenheid Rotterdam en [verbalisant 1], hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door zich los te rukken en zich met kracht met zijn voeten afzet van de bedrand en schoppende bewegingen te maken en in tegengestelde richting te bewegen als die waarin voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hem trachtten te brengen en met kracht aan de vinger van voornoemde [verbalisant 2] te trekken, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een rode verkleuring en een schaafwond aan de knie van die [verbalisant 1] en een overstrekte vinger bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft gehad.
10/235873-24
hij op 19 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermaals haar keel dicht te knijpen, met een telefoon tegen het hoofd te slaan,
tegen het hoofd te slaan, te beklemmen door haar lichaam vast te pakken en zijn armen om haar heen te wikkelen in het voorhoofd te bijten en een kopstoot te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/281359-23
eendaadse samenloop van
een poging tot een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat
10/070242-23
1
mishandeling
2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
3
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
10/235673-24
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf en maatregel

8.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van twee (ex)partners, de vernieling van de voordeur van (ex)partner [aangeefster 1] en aan wederspannigheid met letsel. De verdachte is zonder hun toestemming de woningen van de slachtoffers binnengegaan, in het geval van [aangeefster 1] door haar voordeur te beschadigen. Hij heeft beiden over het hele lichaam mishandeld en hen geprobeerd te wurgen. Ook heeft hij (ex)partner [aangeefster 2] in haar voorhoofd gebeten. De verdachte drong zich op aan de slachtoffers en duldde geen weerstand. De rechtbank kan zich voorstellen dat de vrouwen het gevoel hadden zich niet aan het mentale en fysieke overwicht van de verdachte te kunnen onttrekken, temeer aangezien hij zich niet liet tegenhouden door een dichte (voor)deur, hen niet alleen liet en in het geval van [aangeefster 2] haar zelfs achtervolgde. De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte zijn modus operandi in beide gevallen hetzelfde was. Met zijn handelen heeft de verdachte te kennen gegeven geen enkel respect te hebben voor de privacy van zijn (ex)partners en hun lichamelijke integriteit. Na zijn aanhouding bij de woning van [aangeefster 1] heeft de verdachte zich op het politiebureau met geweld verzet tegen de verbalisanten. De verdachte wilde alleen onder zijn eigen voorwaarden gehoor geven aan het verzoek zich uit te kleden, waarna het tot een worsteling kwam tussen hem en de verbalisanten. Dit heeft geresulteerd in letsel bij twee van hen. De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een poging tot dwang en aan de bedreiging van een medewerker van Jeugdbescherming West. Hij dreigde onder meer om het gebouw tot ontploffing te brengen, nadat het hem niet was gelukt om de telefoonnummers van het Landelijk Expertise Team (LET) en de moeder van zijn kinderen ((ex)partner [aangeefster 1]) te bemachtigen. Alhoewel de rechtbank de frustratie van de verdachte kan begrijpen, had de verdachte dit anders moeten oplossen. Het verzet tegen de agenten, alsook de poging tot dwang en de bedreiging passen bij het beeld dat de verdachte kennelijk geen weerstand duldt. Ook passend hierbij is het feit dat de verdachte tijdens zijn schorsingstoezicht is gerecidiveerd in een soortgelijk strafbaar feit (mishandeling (ex)partner [aangeefster 2]) als waarvoor hij onder schorsingstoezicht liep (o.a. mishandeling (ex)partner [aangeefster 1]). Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar (en daarvoor) meermalen is veroordeeld voor geweldsfeiten, waaronder huiselijk geweld. De rechtbank houdt hier in het nadeel van de verdachte rekening mee.
Bij arrest van het gerechtshof in Den Haag van 31 mei 2023 is de verdachte veroordeeld tot twee weken hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Hierdoor is artikel 63 Sr van toepassing in de zaak met parketnummer 10/070242-23.
8.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op
23 november 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte lijdt en leed ten tijde van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 10/070242-23 aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken en aan een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen hebben zijn gedragskeuzes c.q. gedragingen ook beïnvloed ten tijde van het tenlastegelegde. De verdachte kan vanuit zijn narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis niet verdragen dat zijn kinderen ‘afgepakt worden’. Hij is niet goed in staat om naar zichzelf te kijken en vindt dat hij (altijd) in zijn recht staat, met name als hij wordt gekrenkt wordt hij prikkelbaar en dreigend. Dit is zeker het geval bij het tenlastegelegde. Hij bekommert zich niet om anderen, in dit geval zijn ex-vriendin, de politiemensen en arrestantenverzorgers.
Geadviseerd wordt om alle drie ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Uit een gestructureerd risico prognose instrument en de klinische beoordeling blijkt dat sprake is van een hoog risico op recidive van gewelddadig gedrag. Gezien dit risico, de hardnekkige (persoonlijkheids)problematiek en de huidige situatie wordt geadviseerd om terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op te leggen. De huidige toezichthouder kan toezicht op hem houden en hij is aangemeld bij de forensische polikliniek van Fivoor voor een ambulante behandeling. Uit overleg met reclassering blijkt dat hij meewerkt aan het reclasseringstoezicht en dat hij afspraken nakomt. Hij wil zich houden aan de voorwaarden.
Psycholoog [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op
24 november 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
Dit rapport is onderdeel van de dubbelrapportage met [naam 2]. De verdachte heeft vanuit zijn beleving goed te volgen redenen zijn medewerking geweigerd. Voor hem was het onderzoek een onverwachte en weinig te bevatten uitbreiding van verplichtingen. Er kan daarom geen uitspraak worden gedaan over de aan- of afwezigheid van enige psychopathologie ten tijde van het tenlastegelegde. In algemene zin kan wel iets worden gezegd over zijn functioneren, in ieder geval tijdens het contact met hem. Hij heeft zich gepresenteerd als een, naar het zich laat aanzien, snel ‘overspoelbare’ man die niet alles lijkt te bevatten wat er in en om hem heen gebeurt. De verdachte wijt de huidige situatie aan externe factoren en is weinig geneigd om te kijken naar een (eventueel) eigen aandeel ten aanzien van het tenlastegelegde. Voorinformatie en informatie van zijn toezichthouder indiceren dat als hij iets niet begrijpt of door anderen (zeker autoriteitsfiguren) niet begrepen wordt, hij in de contramine kan gaan. Het lijkt hem te ontgaan welke impact zijn houding daarbij kan hebben op anderen. Op dit moment spreekt de verdachte de motivatie uit om behandeling te accepteren en hij zou willen onderzoeken hoe hij kan leren (voor hem) onhandige situaties te vermijden. Het is de vraag of die motivatie blijvend is of is ingegeven door zijn procespositie. Ondanks meerdere rapportages over zijn beperkte begeleidbaarheid heeft hij niet eerder een behandeltraject volledig doorlopen. Er bestaat consensus tussen de psycholoog en psychiater over de ogenschijnlijk verhoogde kwetsbaarheid van de verdachte, zoals ook verwoord door de toezichthouder.
Psycholoog [naam 4] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op
21 april 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
De verdachte heeft medewerking geweigerd aan het onderzoek, waardoor de vragen niet kunnen worden beantwoord. Uit de voorgeschiedenis blijkt dat de verdachte zeer vaak in justitie in aanraking is gekomen, met name vanwege huiselijk geweld en partnermishandeling. Ook is hij vaak veroordeeld voor mishandeling, vermogensdelicten en wederspannigheid. Betrokkene is in 2013 en 2018 Pro Justitia onderzocht, waaruit bleek dat sprake is van zwakbegaafdheid, antisociale persoonlijkheidstrekken, een geringe frustratietolerantie en misbruik in het gebruik van cannabis. Hij werd weinig belastbaar en leerbaar geacht, vanwege het ontbreken van probleembesef en zelfinzicht. In 2013 achtte de psycholoog en psychiater [naam 5] hem enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van een vernieling en mishandeling. In 2018 achtte de psycholoog en psychiater [naam 5] de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de bedreiging en mishandeling van zijn ex-vriendin en de diefstal van haar sieraden. Zijn copingvaardigheden waren beperkt, waardoor hij onvoldoende in staat was moeilijke situaties op adequate wijze het hoofd te bieden. De kans op
acting outvan agressieve impulsen was bij oplopende spanningen in verhoogde mate aanwezig. Het viel de onderzoekers op dat hij zich snel tekortgedaan voelde en van daaruit gekrenkt kon reageren, met name in relaties. In beide zaken werd behandeling en begeleiding geïndiceerd.
Het huidige onderzoek is mede aangevraagd om te onderzoeken of een tbs kader wenselijk is. De verdachte stond nog onder reclasseringstoezicht ten tijde van de tenlastegelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/070242-23. Uit informatie van de reclassering blijkt dat hij op afspraken verscheen, maar dat men zich zorgen maakte vanwege uitspraken over de thuissituatie. Hij was aangemeld bij Fivoor. Bijzondere voorwaarden werden niet haalbaar geacht als kader om hem te begeleiden. Hij ontkent alle feiten en wil (nu) niet aan een Pro Justitia rapportage meewerken. Een observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) zal waarschijnlijk niet leiden tot nieuwe conclusies met betrekking tot de diagnostiek, de conclusies zouden worden geactualiseerd.
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 2 mei 2023. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in.
Anders dan [naam 2], acht de reclassering het kader van tbs met voorwaarden ontoereikend om de risicofactoren te kunnen bewerken, het risicomanagement te kunnen waarborgen en het recidiverisico te reduceren. Het schorsingstoezicht en de taakstraf zijn inmiddels voortijdig negatief geretourneerd. Verdachte heeft zich niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden die verbonden waren aan de schorsing, onder andere de ambulante behandeling bij Fivoor en het contactverbod met aangeefster [aangeefster 1]. Ook heeft hij meerdere betrokkenen (de werkmeester en de begeleider vanuit het LET) bedreigd of agressief bejegend. Daarbij komt dat de verdachte binnen eerdere interventies in een voorwaardelijk kader geen blijk heeft gegeven van zijn problematiek of risico’s. Zijn hardnekkige problematiek kan binnen tbs met voorwaarden onvoldoende behandeld worden, waardoor gedragsbeïnvloeding niet tot het gewenste resultaat zal leiden. Er is geen (intrinsieke) motivatie voor gedragsverandering en de verdachte wil zich niet committeren aan een klinische behandeling, aangezien hij stellig aangeeft geen zorg nodig te hebben. Er is ook geen sprake van ziekte-inzicht, ziektebesef en er is onvermogen tot zelfreflectie en/of reflectief handelen. De mate van conformatie aan een behandeling is een belangrijk gegeven voor de tbs met voorwaarden, maar dat is er op dit moment onvoldoende. De kans op recidive, letsel en onttrekking wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert negatief ten aanzien van de tbs met voorwaarden. Een langdurige klinische behandeling in een dwangmatig kader is noodzakelijk. Dit kader kan ervoor zorgen dat de verdachte langdurig kan profiteren van een voorspelbare behandelomgeving, waarbij vanuit zijn problematiek gewerkt kan worden. Dit is nodig om het recidiverisico op de lange termijn te kunnen beperken, risicofactoren te bewerken en daarmee de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.
[naam 6], als unitmanager werkzaam bij Reclassering Nederland, heeft het advies van de reclassering ter zitting toegelicht. Hij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat de verdachte geen probleem ziet waaraan hij moet werken en dat de verdachte heeft gezegd dat hij niet zal meewerken aan een klinische opname. Als er geen vorm kan worden gegeven aan de ambulante behandeling, dan levert dit een onaanvaardbaar risico op en kan het toezicht niet goed worden uitgevoerd. De verdachte heeft contact met de aangeefster
[aangeefster 1], er hebben zich incidenten voorgedaan met medewerkers van de instellingen en de taakstraf is negatief geretourneerd. Er is te weinig grip op de verdachte en daarom werkt een ambulante setting niet.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
8.4.1.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank legt een aanzienlijk kortere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt (vrijspraak verkrachting). De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht achterwege te laten. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat hiervoor echter geen aanleiding, gelet op de aard en ernst van de feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
8.4.2.
Terbeschikkingstelling
Gedeeltelijk weigerende observandus
Doordat de verdachte zijn medewerking heeft geweigerd aan het onderzoek door de psycholoog vervalt de voor het opleggen van de maatregel van tbs geldende eis van een multidisciplinair onderzoek als bedoeld in artikel 37a, derde lid, Sr (artikel 37a lid 4 Sr).
Gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornisVoor de beantwoording van de vraag of ten tijde van het bewezen verklaarde feiten bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, acht de rechtbank, naast wat de psychiater daarover heeft gerapporteerd, in het bijzonder van belang hetgeen psycholoog [naam 4] over de verdachte heeft gerapporteerd in het advies van 21 april 2023.
[naam 4] heeft de verdachte in 2013 en 2018 onderzocht in verband met (onder andere vergelijkbare) geweldsmisdrijven. Tijdens deze eerdere onderzoeken zijn antisociale persoonlijkheidstrekken, een geringe frustratietolerantie en cannabismisbruik vastgesteld, die hebben doorgewerkt in de hem destijds ten laste gelegde feiten waardoor de geweldsdelicten hem in verminderde mate konden worden toegerekend. De verdachte kon zich met name in relationele sfeer snel gekrenkt voelen als hij zich tekortgedaan voelde (snel) en beschikte over onvoldoende copingvaardigheden om op adequate wijze te reageren bij oplopende spanningen. De kans op agressieve impulsen werd in die situaties in verhoogde mate aanwezig geacht. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van de psycholoog de door de psychiater vastgestelde diagnose van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis ondersteunen. Uit het feit dat de psycholoog niet verwacht dat een observatie in het PBC tot nieuwe conclusies zal leiden, leidt de rechtbank af dat de situatie van de verdachte als onveranderd moet worden beschouwd ten opzichte van de eerdere onderzoeken.
De rechtbank constateert voorts dat psycholoog Boswinkel in november 2023 heeft gesignaleerd dat de verdachte de huidige situatie aan externe factoren wijt en weinig geneigd is om te kijken naar een (eventueel) eigen aandeel ten aanzien van het tenlastegelegde. Volgens de rechtbank past ook deze conclusie bij de door de psychiater vastgestelde antisociale en narcistische kenmerken van de persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank komt op grond van de rapporten van de psychiater en de psychologen en hetgeen de rechtbank hieromtrent heeft geconstateerd tot het oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een geestelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, te weten een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Ook de houding van de
verdachte ter zitting en zijn verklaring dat hij drie jointjes per dag rookt en dit niet veel vindt, dragen bij aan dat oordeel.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Nu de conclusie van de psychiater wordt gedragen door diens bevindingen, in acht genomen de bevindingen van psycholoog [naam 4] uit het verleden en hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten in de zaak met parketnummer 10/070242-23 een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht. De rechtbank is overigens ook van oordeel dat de bewezen verklaarde dwang en bedreiging (10/281359-23) en mishandeling van mevrouw [aangeefster 2] (10/23573-24) hem in verminderde mate moeten worden toegerekend.
Met betrekking tot de mishandeling van het slachtoffer [aangeefster 2] ziet de rechtbank zowel in de aard van dit feit alsook de omstandigheden waaronder dit feit is begaan zeer sterke gelijkenissen met de mishandeling van het slachtoffer [aangeefster 1], waarbij de verdachte zijn (potentiële) liefdespartner met een bepaald psychisch overwicht in controle probeert te houden, haar niet uit het oog verliest en haar op verschillende momenten en op verschillende manieren, veelal in het gezicht, slaat, de keel dichtknijpt en – in het geval van [aangeefster 2] – ook in het voorhoofd bijt. Het lijkt in beide gevallen steeds een kwestie van aantrekken en afstoten. Gelet op het strafblad van de verdachte lijkt een patroon te bestaan in het mishandelen van zijn (ex-)partners, wat past bij de persoonlijkheidsstoornis van de verdachte, zoals in het rapport van de psychiater staat beschreven.
Met betrekking tot de dwang en bedreiging van de jeugdzorgmedewerker geldt dat ook dit feit past bij de beschreven persoonlijkheid van de verdachte. Zoals hijzelf ter zitting heeft verklaard, vond hij dat hij recht had op de door hem gevraagde telefoonnummers en voelde en voelt het voor hem alsof iedereen tegen hem is, terwijl hij naar eigen zeggen juist het slachtoffer is. Ondanks het feit dat de jeugdbescherming van zijn kinderen reeds was overgedragen vanwege zijn gedrag is hij, kennelijk door een gekrenkt gevoel omdat hij de telefoonnummers niet kreeg en vanwege een gebrek aan copingvaardigheden om op een andere wijze tot een oplossing te komen, overgegaan tot het plegen van deze strafbare feiten.
Verpleging van overheidswege
Vastgesteld wordt dat de bewezen verklaarde wederspannigheid (10/070242-23, feit 3) en bedreiging (10/281359-23, feit 2) misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr, waarvoor de maatregel tbs kan worden opgelegd.
De psychiater concludeert dat oplegging van de tbs met voorwaarden noodzakelijk is. De psychiater overweegt dat het hoge recidiverisico, de hardnekkige persoonlijkheidsproblematiek en de huidige situatie dit noodzakelijk maken en tbs met voorwaarden rechtvaardigen. Volgens de psychiater kon de toezichthouder toezicht op verdachte uitoefenen (verdachte was afsprakentrouw bij de reclassering), de verdachte was bij Fivoor aangemeld voor een ambulante behandeling en hij had zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden.
De reclassering concludeert, vanwege ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan na het uitgebrachte advies van de psychiater en gelet op negatieve ervaringen met reclasseringstoezicht en de naleving van voorwaarden uit het verleden, dat tbs met voorwaarden niet haalbaar is. Er is een taakstraf negatief geretourneerd, de verdachte heeft de schorsingsvoorwaarden niet nageleefd, waardoor het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De ingezette ambulante behandeling in het schorsingstoezicht kwam niet van de grond, omdat hij geen enkele inzet toonde bij Fivoor. Daardoor kan geen vorm worden gegeven aan de behandeling. De verdachte is niet bereid om zich te conformeren aan een klinische opname. Ook hebben zich incidenten voorgedaan met medewerkers van instellingen (bedreigingen/agressie). De reclassering acht tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk om het recidiverisico te kunnen beperken, risicofactoren te bewerken en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij nog steeds contact onderhoudt met slachtoffer [aangeefster 1]. Zo hebben zij, naar zijn zeggen, in december nog in een hotel overnacht met hun kinderen. Het initiatief kwam volgens hem van het slachtoffer. Twee dagen voor deze zitting heeft hij haar nog gebeld. Ook verklaarde de verdachte dat het niet aan hem ligt dat de ambulante behandeling niet van de grond kwam. Hij zal zelf niet zeggen dat hij hulp nodig heeft en heeft geen hulpvraag. De instelling moet hem vertellen wat er moet gebeuren en niet andersom.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de psychiater en de reclassering dat oplegging van de tbs noodzakelijk is. De rechtbank heeft gekeken naar minder vergaande alternatieven dan de tbs met verpleging van overheidswege, maar ziet daartoe geen mogelijkheden vanwege de persoon van de verdachte en zijn justitiële voorgeschiedenis, daaronder mede te verstaan eerdere forensische hulpverleningstrajecten. Tussen het uitbrengen van het advies van de psychiater en de zitting heeft de verdachte laten zien zich niet (blijvend) aan justitiële voorwaarden te kunnen conformeren. De confrontatie met de negatieve gevolgen daarvan weerhouden hem er overigens niet van bepaald gedrag, zoals het onderhouden van contact met het slachtoffer [aangeefster 1], ook nadien voort te blijven zetten. Met het wijzen van dit vonnis is bovendien vast komen staan dat verdachte binnen het schorsingstoezicht is gerecidiveerd in een soortgelijk strafbaar feit als waarvoor hij onder andere op dat moment in een schorsing liep. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen eisen daarom de tbs van de verdachte met verpleging van overheidswege. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling.
Ongemaximeerd
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de tbs met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. Ten aanzien van de bedreiging is in het bijzonder redengevend dat de verdachte er blijk van heeft gegeven geweld allerminst te schuwen, getuige ook zijn lange justitiële voorgeschiedenis van geweldsmisdrijven. De verdachte is emotioneel en gefrustreerd daar waar het gaat over het contact met zijn kinderen, wat blijkens de rapportages een verhoogd risico op agressie veroorzaakt, zodra hij zich gekrenkt voelt. Samen met het feit dat de jeugdbescherming de zaak van zijn kinderen reeds had overdragen vanwege zijn gedrag, bestaat daadwerkelijk het gevaar dat de verdachte zijn bedreiging tot uiting zal brengen. De totale duur van de tbs met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.

9.Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde partij 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 1] ter zake van de bij parketnummer 10/070242-23 onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 474,21 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,= aan immateriële schade (€ 5.000,= in verband met de verkrachting en € 2.500,= in verband met het stelselmatig huiselijk geweld), te vermeerderen met de wettelijke rente
[benadeelde partij 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij 2] ter zake van het bij parketnummer 10/070242-23 onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 36,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 475,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
9.1.
Standpunt officier van justitie
Beide vorderingen dienen integraal te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens wordt verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd en de gestelde schade is steeds het rechtstreekse gevolg van het handelen van de verdachte.
9.2.
Standpunt verdediging
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Voor zover de rechtbank tot een veroordeling zou komen, dient de materiële schadepost alsnog te worden afgewezen. De telefoon is kennelijk al anderhalf jaar niet meer in gebruik. Voor wat betreft de gestelde immateriële schade geldt dat de post enkel betrekking kan hebben op 9 en 10 maart 2023 en niet op eventueel eerder huiselijk geweld. Bovendien hebben de verbalisanten geen letsel bij [benadeelde partij 1] gezien.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de omstandigheden waaronder het letsel is ontstaan. Het letsel is niet toegebracht door de verdachte. De man is gestruikeld. Daarnaast hadden de verbalisanten de situatie tactischer kunnen aanpakken. Twee verbalisanten in die kleine ruimte had voldoende moeten zijn om de verdachte zijn touwtje en/of joggingsbroeken te laten uitdoen.
9.3.
Beoordeling
9.3.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 10/070242-23 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit (mishandeling) rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de verzochte vergoeding in verband met de mishandeling(en), aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering thans ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op verhaal van immateriële schade als gevolg van de verkrachting (€ 5.000,=) en het deel van de vordering dat ziet op materiële schade als gevolg van de kapotte telefoon (€ 474,21) zullen worden afgewezen, nu er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde schadeposten en de bewezen verklaarde strafbare feiten. De verdachte is immers vrijgesproken van de feiten waarmee deze schadeposten verband houden.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 (zijnde het moment van ontstaan van de schade).
Nu slechts een deel van de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
9.3.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een schadevergoeding betalen van
€ 1.000,=, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
9.3.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 10/070242-23 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit (wederspannigheid) rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering integraal zal worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2023 (zijnde het moment van ontstaan van de schade).
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij 2] een schadevergoeding betalen van
€ 511,60, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 24 januari 2023 met parketnummer 10/217454-22 is de verdachte ter zake van mishandeling en bedreiging veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 februari 2023.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De vordering dient te worden toegewezen.
10.3.
Standpunt verdediging
De proeftijd kan met één jaar worden verlengd.
10.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 63, 181, 284, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10/070242-23 onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de in de zaak met parketnummer 10/281359-23 ten laste gelegde feiten, de in de zaak met parketnummer 10/070242-23 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 10/235673-24 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 1.000,= (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding in verband met de mishandeling(en); bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] meer gevorderde;
bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ieder de eigen proceskosten dragen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 1.000,=(hoofdsom, zegge:
duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag van
€ 511,60 (zegge: vijfhonderdelf euro en zestig eurocent), bestaande uit € 36,60 aan materiële schade en € 475,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 511,60,=(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdelf euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 511,60,= niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 24 januari 2023 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/281359-23
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Dordrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten een medewerker van de Jeugdbescherming West, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige
andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het verstrekken van het (juiste) telefoonnummer van het Landelijk Expertise Team en/of het telefoonnummer van de moeder van zijn, verdachtes, kinderen, immers heeft hij, verdachte, (onder andere) (via de telefoon) tegen die medewerker gezegd:
- “ Ik zit al 5 maanden achter de tralies voor niks, door jullie enzo” en/of
- “ Ik eis/wil dat jullie mij een nummer geven van die moeder van hun. Zodat ik die
verder kan handelen met die moeder van hun” en/of
- “ Ik ga niet wachten. Anders ga ik gewoon naar het kantoor komen, dan hebben
jullie een probleem met mij. Snappen jullie wat ik bedoel?!” en/of
- “ Overmorgen heb ik een rechtszaak en dan ben ik gewoon buiten, snapt u wat ik
bedoel?!” en/of
- “ Want als ik buiten moet komen, hebben jullie echte een probleem met mij. Echt
serieus! en/of
- “ Kijk mevrouw, ik weet uw naam. Ik weet jouw naam, he. Ik ben geen kleine
jongen, he” en/of
- “ Mevrouw, als u ophangt in mijn oor, ik ontplof heel die kankergebouw van jullie.
Met iedereen erin. Geloof mij! Die dingen zoeken jullie, ga krijgen!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2023 te Dordrecht een medewerker van de Jeugdbescherming West heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, door die medewerker (via de telefoon) dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Ik zit al 5 maanden achter de tralies voor niks, door jullie enzo” en/of
- “ Ik eis/wil dat jullie mij een nummer geven van die moeder van hun. Zodat ik die verder kan handelen met die moeder van hun” en/of
- “ Ik ga niet wachten. Anders ga ik gewoon naar het kantoor komen, dan hebben jullie een probleem met mij. Snappen jullie wat ik bedoel?!” en/of
- “ Overmorgen heb ik een rechtszaak en dan ben ik gewoon buiten, snapt u wat ik bedoel?!” en/of
- “ Want als ik buiten moet komen, hebben jullie echte een probleem met mij. Echt serieus! en/of
- “ Kijk mevrouw, ik weet uw naam. Ik weet jouw naam, he. Ik ben geen kleine jongen, he” en/of
- “ Mevrouw, als u ophangt in mijn oor, ik ontplof heel die kankergebouw van jullie. Met iedereen erin. Geloof mij! Die dingen zoeken jullie, ga krijgen!”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
10/235673-24
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal, haar
- keel dicht te knijpen,
- met een telefoon tegen het hoofd te slaan,
- tegen het hoofd te slaan,
- te beklemmen door haar lichaam vast te pakken en zijn armen om haar heen te wikkelen,
- in het voorhoofd te bijten en/of
- een kopstoot te geven;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/070242-23
1
hij in of omstreeks de periode van 9 maart 2023 tot en met 10 maart 2023 te Dordrecht
zijn levensgezel, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door
- aan haar haren te trekken en/of
- vervolgens haar aan haar haren en/of aan haar lichaam door de woning te trekken en/of
- in/tegen haar gezicht te slaan en/of
- haar bij de keel en/of hals vast te pakken en/of vast te grijpen en/of vervolgens haar keel/hals dicht te knijpen en/of te drukken en/of dichtgedrukt te houden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 9 maart 2023 te Dordrecht (meermalen) (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 10 maart 2023 te Dordrecht, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en),
- [verbalisant 2], aspirant van de politie Eenheid Rotterdam en/of
- [verbalisant 1], hoofdagent van de politie Eenheid Rotterdam werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, door
- zich los te rukken en/of trekken en/of
- zich met kracht met zijn voeten afzet van de bedrand en/of
- ( een) schoppende beweging(en) te maken en/of
- in tegengestelde richting te bewegen als die waarin voornoemde [verbalisant 2] en/of
[verbalisant 1] hem trachtte(n) te brengen en/of
- met kracht aan de vinger(s) van voornoemde
[verbalisant 2]te trekken, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
- een bloeduitstorting/rode verkleuring en/of een schaafwond aan de knie van die [verbalisant 1] en/of
- een overstrekte vinger bij die [verbalisant 2] ten gevolge heeft gehad;
(art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 9 maart 2023 en/of 10 maart 2023 te Dordrecht, (meermalen) (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of billen en/of
- zoenen van haar,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
- tegen haar wil betreden van en/of vertoeven in haar woning en/of
- ( eerder) (meermalen) mishandelen van haar en/of het vernielen van de deur van haar woning en/of haar telefoon en/of
- vastpakken en/of vasthouden van en/of trekken aan haar arm/pols en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het ontkleden van haar en/of zichzelf en/of
- het (dwingend) zeggen tegen haar dat zij op zijn schoot moest komen zitten, althans woorden van gelijke aard/strekking, en/of
- het (dwingend) positioneren van haar, waardoor hij (telkens) een situatie van fysiek en/of geestelijk/psychologisch overwicht en/of een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)