In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 146,28, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde had een bedrag van € 180,50 aan premie niet betaald, maar had wel een deelbedrag van € 89,00 voldaan. De eiseres stelde dat zij een veertiendagenbrief had gestuurd, maar de gedaagde betwistte de ontvangst van deze brief. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres geen recht had op de gevorderde incassokosten, omdat niet was aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief had ontvangen. De rechter stelde vast dat de hoofdsom na betaling van het deelbedrag nog € 97,88 bedroeg, en dit bedrag werd toegewezen met rente. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 327,38 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep ging.