Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 7;
- de mondelinge behandeling op 30 juli 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.L. van der Aa, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De vordering betreft ontruiming van een door eiseres aan gedaagde verhuurde bedrijfsruimte en betaling van een huurachterstand van € 20.246,64, inclusief contractuele boetes en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres stelt dat gedaagde sinds 2019 herhaaldelijk niet op tijd en/of niet de volledige huurprijs heeft betaald, wat heeft geleid tot een aanzienlijke huurachterstand.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechter oordeelt dat een kort geding alleen kan worden toegewezen als er sprake is van spoed, waardoor de eiser de uitkomst van een gewone procedure niet kan afwachten. De rechter concludeert dat uit de stellingen van eiseres niet blijkt dat deze spoed aanwezig is. Hoewel eiseres financiële schade lijdt door de achterstallige huur, is dit niet voldoende om aan te nemen dat zij niet kan wachten op de uitkomst van een reguliere procedure. De omstandigheid dat eiseres pas na 49 keer onvolledige of te late betalingen van gedaagde een kort geding heeft aangespannen, wijst er bovendien op dat er geen dringende noodzaak is voor een kort geding.
De kantonrechter heeft derhalve de vorderingen van eiseres afgewezen, met de overweging dat de situatie niet zodanig urgent is dat een kort geding gerechtvaardigd is.