In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, is de eiseres, wonende te Spijkenisse, betrokken bij een geschil met de gedaagde, eveneens wonende te Spijkenisse, over de levering van haar aandeel in de voormalige echtelijke woning. De eiseres is vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Cortet, terwijl de gedaagde wordt bijgestaan door advocaat mr. S. Atceken-Ata. De procedure volgt op eerdere vonnissen van 18 juni 2024 en 27 juni 2024, waarin reeds op bepaalde vorderingen is beslist. De gedaagde heeft in reconventie gevorderd dat de eiseres haar medewerking verleent aan de levering van haar aandeel in de woning, met de mogelijkheid van vervangende toestemming tot notariële levering indien de eiseres niet meewerkt.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van de gedaagde worden afgewezen. Er is onvoldoende materieel belang aan de zijde van de gedaagde om de levering van de woning af te dwingen zonder actieve medewerking van de eiseres. De rechter heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is waarin de rechtsgeldigheid van de afspraken in het echtscheidingsconvenant ter discussie staat. De eiseres betwist dat de afspraken rechtsgeldig zijn en stelt dat deze onder invloed van bedreiging en bedrog tot stand zijn gekomen. Bovendien is er onduidelijkheid over de waarde van de woning, die in het convenant is opgenomen, en de gedaagde heeft geen overtuigend bewijs geleverd van zijn financieringsmogelijkheden.
De voorzieningenrechter heeft besloten om de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 16 juli 2024 door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten.