In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lender en Spender B.V. De eiseres, Lender, heeft een kredietovereenkomst gesloten met [naam 1] en [naam 2], die op 16 oktober 2023 onder bewind zijn gesteld. [gedaagde] is benoemd als hun bewindvoerder. Lender vordert een bedrag van € 4.584,52, bestaande uit de hoofdsom van € 4.525,48 en vervallen rente van € 59,04, als gevolg van een betalingsachterstand van meer dan twee maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen oneerlijke bepalingen in de overeenkomst zijn en dat [naam 1] en [naam 2] voldoende informatie hebben ontvangen bij het aangaan van de kredietovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van Lender toegewezen, inclusief de contractuele rente van 7,7% per jaar en de proceskosten, die zijn begroot op € 1.015,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.