ECLI:NL:RBROT:2024:806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10285993 CV EXPL 23-1746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door incassobureau na bewijslevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Debtt B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Debtt B.V., een incassobureau, vorderde betaling van verschillende facturen die verband hielden met een serviceabonnement en werkzaamheden voor het aanvragen van een faillissement. De gedaagde heeft de vorderingen betwist en stelde dat hij niet tevreden was over de verrichte incassohandelingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter Debtt toegelaten tot het leveren van bewijs voor haar stellingen. Debtt heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij werkzaamheden heeft verricht voor de faillissementsaanvraag, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat Debtt in haar bewijsopdracht is geslaagd. De gedaagde is niet in staat gebleken om zijn verweer te onderbouwen met bewijs, waardoor de vorderingen van Debtt zijn toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.756,22, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en heeft de proceskosten aan de zijde van Debtt vastgesteld op € 1.075,30. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10285993 CV EXPL 23-1746
datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
DEBTT B.V.,
gevestigd te Dronten,
eiseres,
gemachtigde: [naam01] , gerechtsdeurwaarder te Zutphen,
tegen
[gedaagde01], h.o.d.n.
[handelsnaam01],
wonende en zaakdoende te [plaats01],
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Debtt’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 januari 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 24 januari 2023;
  • de akte overleggen producties van 28 maart 2023 aan de zijde van Debtt;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 28 maart 2023;
  • de akte uitlaten na comparitie van partijen van 26 april 2023 aan de zijde van Debtt;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 24 mei 2023, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 18 augustus 2023;
  • de rolbeslissing van 13 oktober 2023;
  • de akte uitlaten tevens inhoudende een eiswijziging van 6 december 2023 aan de zijde van Debtt, met bijlagen.
1.2.
Op 28 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [naam02] (namens de gemachtigde van Debtt) en [gedaagde01] besproken. De kantonrechter heeft partijen na afloop van de mondelinge behandeling toegelaten tot het leveren van bewijs. Op de rolzitting van 24 mei 2023 heeft [gedaagde01] hiertoe twee stukken aan de kantonrechter overhandigd. Die stukken zijn ongelukkigerwijze bij de griffie in eerste instantie in het ongerede geraakt. Daarom is [gedaagde01] bij rolbeslissing van 18 augustus 2023 nogmaals in de gelegenheid gesteld deze stukken in het geding te brengen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. De in het ongerede geraakte stukken zijn vervolgens weer teruggevonden door de griffie. Bij rolbeslissing van 13 oktober 2023 zijn partijen hiervan op de hoogte gesteld. Debtt is vervolgens in de gelegenheid gesteld schriftelijk op deze stukken te reageren en zij heeft dit gedaan door middel van indiening van een akte tevens houdende eiswijziging op de rolzitting van 6 december 2023. [gedaagde01] is in de gelegenheid gesteld daarop mondeling of schriftelijk te reageren. Van deze gelegenheid heeft hij echter geen gebruik gemaakt. [gedaagde01] is namelijk niet meer verschenen op de rolzitting van 2 januari 2024 en hij heeft evenmin tijdig voor deze rolzitting schriftelijk gereageerd of om aanhouding van de procedure verzocht.
1.3.
De uitspraak van dit vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Debtt exploiteert een incassobureau. Op 24 maart 2021 hebben [bedrijf01] h.o.d.n. [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ) en [gedaagde01] een serviceabonnement ten behoeve van incassowerkzaamheden afgesloten voor de duur van een jaar en voor een bedrag van € 635,25 (inclusief btw).
2.2.
[bedrijf02] is op 21 mei 2021 middels een juridische splitsing opgesplitst in onder meer Debtt. Debtt is hierdoor rechtsopvolger geworden van [bedrijf02] .
2.3.
Bij factuur van 2 december 2021 heeft Debtt € 1.815,00 (inclusief btw) bij [gedaagde01] in rekening gebracht voor het begeleiden van een faillissementsaanvraag van een debiteur van [gedaagde01] .
2.4.
Op 25 maart 2022 heeft Debtt € 635,25 (inclusief btw) bij [gedaagde01] in rekening gebracht. Deze factuur heeft betrekking op de kosten van het serviceabonnement in 2022.
2.5.
Op 25 maart 2023 heeft Debtt € 679,72 (inclusief btw) bij [gedaagde01] in rekening gebracht. Deze factuur heeft betrekking op de kosten van het serviceabonnement in 2023.

3.Het geschil

3.1.
Debtt vordert (na eisvermeerdering) samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.787,72 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit de hoofdsom van € 3.129,97, rente van € 188,25 (berekend tot 6 december 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 469,50 (exclusief btw) minus € 1.000,00 aan verrichte betalingen.
3.2.
Debtt baseert de vorderingen op het volgende. [gedaagde01] heeft bij Debtt een serviceabonnement afgesloten op grond waarvan zij voor [gedaagde01] incassowerkzaamheden zou verrichten. [gedaagde01] heeft echter niet voor dit serviceabonnement betaald. Daarnaast heeft [gedaagde01] Debtt gevraagd het faillissement van een debiteur van [gedaagde01] aan te vragen. Ook voor deze werkzaamheden heeft [gedaagde01] niet betaald.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de vorderingen en voert het volgende aan. [gedaagde01] is niet tevreden over de door Debtt verrichte incassohandelingen. Hij heeft een aantal vorderingen uit handen gegeven aan Debtt. Debtt heeft echter maar ten aanzien van één vordering ([bedrijf03]) actie ondernomen; het indienen van een faillissementsaanvraag. Dat heeft niets opgeleverd. [gedaagde01] wil de facturen dan ook niet betalen.

4.De beoordeling

De faillissementsaanvraag
4.1.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij ten aanzien van zijn vordering op [naam03] ([bedrijf03]) € 1.000,00 heeft betaald voor het indienen van een faillissementsaanvraag, maar dat hem niet is gebleken dat daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht voor het indienen van deze faillissementsaanvraag. De gemachtigde van Debtt heeft daarop aangevoerd dat zij niet weet of het faillissement uiteindelijk is aangevraagd, maar dat wel werkzaamheden zijn verricht voor het aanvragen van faillissement.
4.2.
De kantonrechter heeft aan het slot van de mondelinge behandeling aan Debtt voorgehouden dat op haar de bewijslast rust van haar stelling dat werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van de aanvraag van het faillissement van [bedrijf03], en heeft Debtt toegalaten tot het leveren van dit bewijs.
4.3.
Bij akte uitlaten na comparitie van partijen heeft Debtt vervolgens stukken overgelegd waaruit blijkt dat (i) Debtt [naam04] heeft gevraagd de faillissementsaanvraag voor te bereiden, (ii) een faillissementsrekest (in concept) is voorbereid, (iii) de faillissementsaanvraag niet is doorgezet omdat bleek dat geen sprake was van een onbetwiste vordering, en (iv) [gedaagde01] hiervan op de hoogte is gesteld. [gedaagde01] heeft (de inhoud van) deze stukken niet betwist. Hiermee heeft Debtt naar het oordeel van de kantonrechter het bewijs geleverd dat zij wel degelijk werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de aanvraag van het faillissement van [bedrijf03].
4.4.
De vordering tot betaling van de resterende € 815,00 (inclusief btw) voor de verrichte werkzaamheden ten behoeve van het aanvragen van het faillissement van [bedrijf03] wordt dan ook toegewezen.
De factuur van 25 maart 2022
4.5.
[gedaagde01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij de factuur van 25 maart 2022 van € 635,25, die betrekking heeft op de kosten van het serviceabonnement in 2022, al heeft betaald. Debtt heeft dit betwist. De kantonrechter heeft daarom aan het slot van de mondelinge behandeling aan [gedaagde01] voorgehouden dat op hem de bewijslast rust van zijn stelling dat hij deze factuur al heeft betaald. [gedaagde01] is vervolgens toegelaten tot het leveren van dit bewijs.
4.6.
Op de rolzitting van 18 augustus 2023 heeft [gedaagde01] daartoe grootboekmutaties overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat de deurwaarder een bedrag van € 829,49 heeft ingehouden ter zake van de factuur van 25 maart 2022. Debtt betwist dat uit deze grootboekmutaties blijkt dat de factuur van 25 maart 2022 is betaald. De betaling van Debtt van € 2.829,49 die is vermeld in deze grootboekmutaties heeft betrekking op een eindafrekening in de zaak [bedrijf04], die geen onderdeel uitmaakt van deze procedure. De overige betalingen op deze grootboekmutaties zijn betalingen die [gedaagde01] heeft gedaan aan Debtt voor de behandeling van zaken die geen onderdeel uitmaken van deze procedure. Dat er nog sprake zou zijn van een tegoed bij Debtt van € 829,49 blijkt nergens uit. Van enige vorm van verrekening kan dan ook geen sprake zijn, aldus Debtt.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde01] , mede gezien het verweer van Debbt dat hij onweersproken heeft gelaten, niet is geslaagd in het hem opgedragen bewijs. Uit de grootboekmutaties kan niet worden afgeleid dat de factuur van 25 maart 2022 is betaald. Ander bewijs is niet voorhanden. Omdat [gedaagde01] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht, wordt ook de vordering tot betaling van € 635,25 (inclusief btw) toegewezen.
De vordering op [naam05]
4.8.
[gedaagde01] heeft tot slot aangevoerd dat hij een vordering op [naam05] bij Debtt ter incasso heeft ingediend, maar dat Debtt ten aanzien van deze vordering geen incassowerkzaamheden heeft verricht. Debtt heeft dit betwist. De kantonrechter heeft daarom aan het slot van de mondelinge behandeling aan [gedaagde01] voorgehouden dat op hem de bewijslast rust van zijn stelling dat hij een vordering op [naam05] ter incasso heeft ingediend, en heeft [gedaagde01] toegelaten tot het leveren van dit bewijs.
4.9.
Op de rolzitting van 24 mei 2023 heeft [gedaagde01] te kennen gegeven dat hij op dat moment niet beschikte over e-mailberichten die zouden kunnen aantonen dat hij zijn vordering op [naam05] ter incasso heeft ingediend bij Debbt. De kantonrechter heeft [gedaagde01] toen voorgehouden dat hij tot de volgende rolzitting de mogelijkheid had deze e-mailberichten in te dienen. Dit heeft [gedaagde01] niet gedaan en [gedaagde01] is daarna niet meer in de procedure verschenen. Dit betekent dat [gedaagde01] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht. De kantonrechter kan op basis van de thans voorhanden zijnde stukken niet vaststellen of [gedaagde01] de vordering op [naam05] inderdaad aan Debtt uit handen heeft gegeven.
De factuur van 25 maart 2023
4.10.
Debtt heeft haar vordering in de akte uitlaten tevens inhoudende een eiswijziging vermeerderd met een factuur van 15 maart 2023 van € 679,72 (inclusief btw), die betrekking heeft op de kosten van het serviceabonnement voor het jaar 2023, omdat [gedaagde01] deze factuur niet heeft betaald en het serviceabonnement ook niet heeft opgezegd. [gedaagde01] heeft, hoewel hij daartoe wel de mogelijkheid heeft gekregen, niet meer op deze akte gereageerd. Dit betekent dat [gedaagde01] niet heeft betwist dat hij het serviceabonnement niet heeft beëindigd en dat hij deze factuur niet heeft betaald. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 679,72 (inclusief btw) daarom eveneens toe.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 438,00 (exclusief btw) toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om de afgesproken vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Debtt recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv). Debtt heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
Rente
4.12.
De verschenen rente ten bedrage van € 188,25 wordt toegewezen, omdat Debtt genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde01] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Debtt tot vandaag vast op € 113,30 aan dagvaardingskosten, € 365,00 aan griffierecht en € 497,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punt x € 199,00) en € 99,50 aan nakosten. Dat is in totaal
€ 1.075,30. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Debtt te betalen € 2.756,22 aan hoofdsom, vervallen rente en buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 2.129,97 vanaf 6 december 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Debtt tot vandaag worden vastgesteld op € 1.075,30;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
54214