ECLI:NL:RBROT:2024:8092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/680919 / JE RK 24-1204 A
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing voor het verkrijgen van een buitenlands paspoort voor een minderjarige met afwijzing van een dwangsom

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 juli 2024 een beschikking gegeven in het kader van de zorg voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de moeder van [minderjarige] met betrekking tot het aanvragen van paspoorten voor haar kinderen. De moeder was eerder opgeroepen voor de zitting, maar verscheen niet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende medewerking heeft verleend aan de GI, ondanks eerdere afspraken en ondersteuning. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat zij over een paspoort beschikt voor identificatie en reisdoeleinden. De GI had ook verzocht om een dwangsom op te leggen aan de moeder voor het niet nakomen van de aanwijzing. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het onduidelijk is of de moeder niet kan of niet wil meewerken, en dat een dwangsom haar verder in de problemen zou kunnen brengen. Daarom is dit verzoek afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummer: C/10/680919 / JE RK 24-1204 A
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam;
[naam 2] en [naam 3],
hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt in haar beoordeling mee het verzoekschrift van de GI met bijlagen van 19 juni 2024, ontvangen op 19 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl die waarnam voor mr. R.W. de Gruijl;
  • de pleegouders;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 4] [naam 5] .
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder. Zij is correct opgeroepen voor deze zitting.
1.4.
Aan de pleegvader van het broertje van [minderjarige] , [naam 6] , is bijzondere toegang tot de zitting verleend.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft op 25 juni 2024 de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 8 juli 2025.
2.4.
De GI heeft op 2 mei 2024 aan de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en [naam 6] . Hierin is het volgende opgenomen:
“U, [naam 1] , draagt er, voor uiterlijk dinsdag 18 juni 2024, zorg voor dat de paspoorten voor uw kinderen, [minderjarige] en [naam 6] , worden aangevraagd. U deelt deze paspoorten met JBRR en JBRR zal deze dan aan de pleegouders verstrekken. Indien u besluit zich niet aan deze aanwijzing(en) te houden, zijn wij genoodzaakt om u een dwangsom op te leggen.”

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. Ook verzoekt de GI aan de moeder een dwangsom op te leggen van € 10,00 per dag voor iedere dag dat de moeder de schriftelijke aanwijzing niet nakomt. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek. Hoewel het opleggen van een dwangsom niet in het belang van de moeder is, wil de GI wel een signaal afgeven naar de moeder dat het belangrijk is dat zij er zorg voor draagt dat het paspoort van [minderjarige] wordt overgedragen aan de GI. Het is belangrijk dat [minderjarige] beschikt over een paspoort, voor het geval er medisch iets aan de hand zou zijn, maar ook wanneer zij met de pleegouders op vakantie zou gaan. Het is onduidelijk of de moeder iets heeft ondernomen om het paspoort van [minderjarige] te regelen. De moeder heeft eerder aangegeven extra ondersteuning nodig te hebben. Echter wordt ook gezien dat haar al langere tijd handvatten worden aangereikt maar dat zij hier niets mee doet. Na de laatste zitting op 25 juni 2024 heeft de moeder aangegeven geen contact meer te willen met de GI. De GI is hiermee akkoord gegaan en de bezoeken verlopen nu via Agathos. Na de bezoeken wordt gezien dat [minderjarige] daar last van heeft. De pleegouders hebben daar zorgen over geuit en daar zal op worden ingezet. [minderjarige] verblijft in een perspectiefbiedend pleeggezin. De Raad heeft recent een verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder ingediend bij de rechtbank.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is primair verzocht de schriftelijke aanwijzing niet te bekrachtigen en subsidiair geen dwangsom op te leggen. De moeder is momenteel uit het contact gegaan met de advocaat. De advocaat heeft begrepen van de moeder dat zij haar eigen paspoort en verblijfsvergunning kwijt is geraakt. Daarnaast was het voor de moeder onduidelijk hoe zij het paspoort van [minderjarige] had kunnen regelen. Zij heeft gebeld met de ambassade, maar daar kwam zij niet verder. Wat zij daarna nog heeft geprobeerd is onduidelijk. Wanneer het verzoek zal worden toegewezen is de kans klein dat daarmee het paspoort van [minderjarige] wel wordt geregeld. Een dwangsom is ook niet in het belang van de moeder, dit zal haar enkel verder in de problemen brengen.
4.2.
De pleegouders ondersteunen het verzoek van de GI en hebben ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] de bezoeken met de moeder erg moeilijk en spannend vindt; met name het laatste bezoek omdat het KSCD heeft beoordeeld dat het beter is dat [minderjarige] niet meer bij de moeder gaat wonen. [minderjarige] vond het bezoek leuk, maar daarna heeft ze helaas een enorme terugval gehad in gedrag. Ook worden tijdens de bezoeken omgekeerde rollen gezien waarbij [minderjarige] zorgt voor de moeder. Daarnaast is het erg pijnlijk voor [minderjarige] dat ze niet mee kan met het pleeggezin op vakantie naar het buitenland.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid van dat artikel dienen de met het gezag belaste ouder(s) en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen. De GI kan de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, aldus lid 3 van artikel 1:263 BW.
5.2.
De kinderrechter moet eerst beoordelen of sprake is van een schriftelijke aanwijzing die een besluit inhoudt. Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader moet de kinderrechter beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, of de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en of het besluit deugdelijk is gemotiveerd. Een aanwijzing behoort pas dan te worden gegeven als door middel van overleg en overreding de gewenste medewerking van ouder en/of minderjarige niet wordt verkregen. De kinderrechter is van oordeel dat daar in dit geval sprake van is; er is op dat punt ook geen verweer gevoerd. De kinderrechter kan daarom overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
5.3.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling overweegt de kinderrechter als volgt. Al geruime tijd (sinds juli 2022) heeft de GI met moeder contact gehad over het verkrijgen van het paspoort van [minderjarige] . De moeder wilde hier in eerste instantie niet aan meewerken, maar op 20 januari 2023 heeft de moeder te kennen gegeven bij de GI graag hulp te ontvangen om haar te ondersteunen bij het verkrijgen van het paspoort van [minderjarige] . De moeder gaf ook aan de wens te hebben dat [minderjarige] een Frans paspoort zou behouden. De GI heeft geholpen met het faciliteren van de geboorteakte van [minderjarige] en aangegeven dat zij een afspraak moest maken bij de Franse ambassade. Eind 2023 liet de moeder weten dat zij een afspraak had gemaakt bij de Franse ambassade. Op 23 januari 2024 heeft de moeder laten weten dat zij haar eigen paspoort was kwijtgeraakt; zij had deze nodig voor de afspraak bij de Franse ambassade. De GI heeft de moeder laten weten wat zij kon doen. De moeder heeft hier echter niet meer op gereageerd en [minderjarige] heeft tot op vandaag geen paspoort.
5.4.
Aangezien de moeder haar medewerking hierin onvoldoende heeft verleend, heeft de GI de moeder op 18 april 2024 een vooraankondiging verstuurd met daarin de onderbouwing voor het voornemen om haar een schriftelijke aanwijzing te geven. Deze schriftelijke aanwijzing is op 2 mei 2024 definitief gegeven aan de moeder.
5.5.
[minderjarige] heeft voor diverse zaken een paspoort nodig, om zich te kunnen identificeren voor bijvoorbeeld medische kwesties en om naar het buitenland te kunnen reizen. De moeder dient als gezagdragende ouder in het belang van haar dochter een paspoort te regelen. De GI heeft haar op verschillende manieren ondersteund bij de aanvraag. Desondanks lukt het de moeder niet om een paspoort aan te vragen. Zij onderhoudt ook onvoldoende contact met de GI om de juiste stappen te zetten om het paspoort aan te vragen. De moeder heeft daarmee onvoldoende medewerking verleend aan de GI, waardoor de schriftelijke aanwijzing noodzakelijk was in het belang van de zorg voor [minderjarige] . Ondanks de schriftelijke aanwijzing werkt de moeder nog steeds niet mee aan het verkrijgen van een paspoort. De redenen daarvoor zijn onbekend; de moeder is ook niet op de zitting verschenen om dit uit te leggen. Alles overziend ziet de kinderrechter daarom aanleiding om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.6.
Met betrekking tot de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing oordeelt de kinderrechter als volgt. Het is en blijft onduidelijk of bij de moeder sprake is van onmacht of onwil. De moeder lijkt moeite te hebben om zich in het leven staande te houden. Een dwangsom zou haar verder in de problemen kunnen brengen, wat niet in het belang is van [minderjarige] . Inmiddels is bekend geworden dat de Raad voor de Kinderbescherming een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend tot beëindiging van het gezag van de moeder. Mocht dit verzoek worden toegewezen, dan kan de instantie of persoon die het gezag over [minderjarige] gaat dragen stappen ondernemen om een identiteitsbewijs voor haar te verkrijgen. Nu dit alternatief er wellicht op niet al te lange termijn zal zijn, bestaat er – bij afweging van alle belangen - onvoldoende aanleiding om een dwangsom op te leggen. Dit onderdeel van het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI, gericht aan de moeder, van
2 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C.N. Arduin als griffier, en op schrift gesteld op 5 augustus 2024.