ECLI:NL:RBROT:2024:8135

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/668746 / HA RK 23-1104
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, Mosa Industrial Corporation, gevestigd in Taiwan, heeft dit verzoek ingediend tegen Holywell Enterprises B.V., gevestigd in Rotterdam. Mosa heeft goederen geleverd aan Holywell, maar de betaling van de facturen is niet volledig voldaan. Mosa verzoekt om een voorlopig getuigenverhoor om meer inzicht te krijgen in haar rechtspositie en om te onderzoeken of er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Mosa onvoldoende belang heeft bij het verzoek, omdat Holywell al antwoorden heeft gegeven op de vragen van Mosa en documenten heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat het voorlopig getuigenverhoor hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe informatie zal opleveren, terwijl het wel een belasting voor de betrokkenen en de rechtspraak met zich meebrengt. Daarom wordt het verzoek afgewezen.

Daarnaast heeft Holywell verzocht om Mosa in de proceskosten te veroordelen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen, aangezien het verzoek van Mosa noodzakelijk was om duidelijkheid te krijgen over de feiten. De rechtbank heeft de kosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/668746 / HA RK 23-1104
Beschikking van 21 augustus 2024
in de zaak van
MOSA INDUSTRIAL CORPORATION,
gevestigd in Taiwan,
verzoekster,
advocaat mr. V. van Oosteren te Amsterdam,
tegen
HOLYWELL ENTERPRISES B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
verweerster,
advocaat mr. J.A. Biermasz te Rotterdam.
Partijen worden hierna Mosa en Holywell genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift dat bij de rechtbank is binnengekomen op 15 november 2023, met producties 1 tot en met 12;
  • het verweerschrift, met producties 1 tot en met 9;
  • de mondelinge behandeling van 16 mei 2024 en de daarbij door beide partijen overgelegde spreekaantekeningen;
  • de akte van 13 juni 2024 van Holywell, met producties 10 tot en met 16;
  • de e-mail van de advocaat van Mosa van 14 juni 2024, waarin hij beschikking heeft gevraagd.

2.De achtergrond

2.1.
Mosa heeft goederen verkocht en geleverd aan Holywell. Holywell heeft niet alle facturen hiervoor betaald. Mosa wil ofwel betaling van de facturen ofwel teruglevering van de goederen. In haar verzoekschrift heeft Mosa aangegeven dat zij alleen niet weet waar de goederen zich bevinden; volgens Holywell zou een deel van de goederen namelijk in beslag zijn genomen door de Britse douane. Mosa verzoekt een voorlopig getuigenverhoor om een beter beeld te krijgen van haar rechtspositie om acties in te stellen ten aanzien van de betaling van het openstaande bedrag of teruglevering van de goederen. Mosa wil graag [persoon A] en [persoon B] , beiden [naam functie] van Holywell, laten horen.
2.2.
Holywell heeft in haar verweerschrift verweer gevoerd tegen het verzoek.
2.3.
Ter zitting heeft Mosa haar verzoek aangevuld. Het verzochte voorlopig getuigenverhoor is volgens haar ook bedoeld om te onderzoeken of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en of verhaal mogelijk is voor haar vordering op Holywell. De rechtbank heeft Holywell de gelegenheid gegeven om bij akte op deze aanvulling van het verzoek te reageren. Daarnaast hebben partijen ter zitting afgesproken dat Mosa een lijst met vragen aan Holywell zou sturen.
2.4.
Holywell heeft bij akte van 13 juni 2024 gereageerd op de aanvulling van Mosa’s verzoek. Uit de akte blijkt ook dat Mosa een vragenlijst aan Holywell heeft gestuurd en dat Holywell die vragen heeft beantwoord en stukken aan Mosa heeft gestuurd. In de bij die akte overgelegde ingevulde vragenlijst staat onder andere het volgende:

2. FINANCIALS
(…)
2.6.
Does Holywell currently owe any debts to other parties? If so, to whom, for how much, and for what product/service?
No.
(…)
2.9.
Did any creditor of Holywell file for bankruptcy of Holywell in 2022, 2023 or 2024?
To the best of our knowledge we do not think so.
(…)
3.2.
Where are the goods pertaining to the aforementioned invoices which Holywell received from Mosa?
From the UK sale siezure [Rechtbank: seizure] we do not know. All other goods would have been sold or disposed of because they were damaged and costing us sotrage fees [Rechtbank: storage fees]
(…)
(b) Holywell claimed that the goods were seized by the UK border force. How many of
the goods were seized?
48 pallets.
(…)
(ii) Where are the remaining goods?
We do not know.
(…)
(d) Has Holywell been in contact with the authorities of the United Kingdom?
No - they will only communicate with the UK company.
3.3.
What work has Holywell performed regarding the return of the goods to Mosa?
[persoon A] did have conversations with [persoon C] at Mosa to try and arrange a collection.
(…)
4.6.
Did you receive the goods that were subject of these invoices? If so:
Yes.
(a) How did you receive the goods?
Shipping containers on lorries.
(b) Where did you store them?
They were stored in a thirdparty warehouse in Rotterdam.”
2.5.
Mosa heeft op 14 juni 2024 beschikking gevraagd.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

3.1.
Op grond van artikel 187 lid 1 Rv wordt het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen, of aan de rechter tot wiens absolute bevoegdheid de zaak behoort en binnen wiens rechtsgebied de personen die men als getuigen wil doen horen, of het grootste aantal van hen, woonachtig zijn of verblijven.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat zij vermoedelijk bevoegd zal zijn in de eventueel door Mosa aanhangig te maken bodemprocedure en dus ook in onderhavige procedure, zoals Mosa stelt. Omdat Holywell als gedaagde in die procedure in Nederland is gevestigd, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis-Vo) rechtsmacht in de bodemprocedure (en daarmee ook in onderhavige procedure). Holywell is gevestigd in Rotterdam, zodat deze rechtbank op grond van artikel 99 lid 1 Rv bevoegd zal zijn. Weliswaar staat vast dat partijen een arbitragebeding zijn overeengekomen, maar Mosa twijfelt of dit van toepassing is op de in te stellen vordering én zij heeft aangegeven dat zij dit beding mogelijk zal aanvechten. De rechtbank kan er daarom niet van uitgaan dat in plaats van een procedure bij de rechtbank een arbitrage moet plaatsvinden.
Toepasselijk recht
3.3.
Het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor heeft een procesrechtelijk karakter en moet daarom op grond van artikel 10:3 BW worden beoordeeld naar Nederlands recht.
Het beoordelingskader
3.4.
Het verzoek moet in beginsel worden toegewezen indien het voldoet aan de eisen die de wet – in het bijzonder artikel 187 lid 3 aanhef en sub a en b Rv – daaraan stelt, tenzij (i) de verzoeker geen belang heeft bij het voorlopig getuigenverhoor, (ii) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, (iii) er misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken of (iii) er een ander, zwaarwichtig bezwaar is tegen toewijzing van het verzoek.
Het oordeel: het verzoek wordt afgewezen
3.5.
Holywell heeft als verweer gevoerd dat Mosa onvoldoende belang heeft bij haar verzoek, nu Mosa is voorzien van antwoorden op al haar vragen en in het bezit is van extra documenten. De rechtbank volgt Holywell daarin. In de spreekaantekeningen voor de zitting van 16 mei 2024 heeft Mosa aangegeven welke feiten zij wil bewijzen met behulp van het voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek van Mosa is erop gericht om duidelijkheid te verkrijgen over de locatie van de goederen, hoe en waar deze zijn ontvangen, wat er is en wordt gedaan om de goederen terug te krijgen en over de financiële staat van Holywell. Zij had over deze feiten geen enkele informatie, omdat Holywell en in het bijzonder bestuurders [persoon A] en [persoon B] , haar hierover geen informatie verstrekte. Mosa wilde met het voorlopig getuigenverhoor deze feiten boven water krijgen. De rechtbank is van oordeel dat Holywell inmiddels duidelijkheid heeft gegeven over deze feiten door het beantwoorden van de vragen (zie onder andere de vragen en antwoorden onder 2.4) en het overleggen van stukken (waaronder bankrekeningafschriften en de brief van de Britse douane). Dat dit geen verklaring onder ede betreft, levert onvoldoende belang op. Gelet op de antwoorden van Holywell op de vragen van Mosa levert een voorlopig getuigenverhoor van de heren [persoon A] en [persoon B] hoogstwaarschijnlijk niets nieuws op, terwijl dat anderzijds wel voor de nodige belasting van hen, partijen en de rechtspraak zorgt. Het verzoek wordt dus afgewezen.
Proceskosten
3.6.
Holywell heeft verzocht om Mosa in de proceskosten te veroordelen, maar de rechtbank is van oordeel dat iedere partij zijn eigen proceskosten dient te dragen. Immers is het starten van deze procedure nodig geweest voor Mosa om duidelijkheid te krijgen over de feiten waarop het verzoekschrift ziet. Eerder wilde Holywell deze vragen van Mosa kennelijk niet beantwoorden, daarvoor was de zitting van 16 mei 2024 en tussenkomst van de huidige advocaat van Holywell nodig, die - zo is toegelicht op de zitting - pas na het indienen van het verzoekschrift begin 2023 bij de zaak betrokken is geraakt.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af,
4.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.3726/2990