In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, Mosa Industrial Corporation, gevestigd in Taiwan, heeft dit verzoek ingediend tegen Holywell Enterprises B.V., gevestigd in Rotterdam. Mosa heeft goederen geleverd aan Holywell, maar de betaling van de facturen is niet volledig voldaan. Mosa verzoekt om een voorlopig getuigenverhoor om meer inzicht te krijgen in haar rechtspositie en om te onderzoeken of er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Mosa onvoldoende belang heeft bij het verzoek, omdat Holywell al antwoorden heeft gegeven op de vragen van Mosa en documenten heeft overgelegd. De rechtbank oordeelt dat het voorlopig getuigenverhoor hoogstwaarschijnlijk geen nieuwe informatie zal opleveren, terwijl het wel een belasting voor de betrokkenen en de rechtspraak met zich meebrengt. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
Daarnaast heeft Holywell verzocht om Mosa in de proceskosten te veroordelen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen, aangezien het verzoek van Mosa noodzakelijk was om duidelijkheid te krijgen over de feiten. De rechtbank heeft de kosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.