ECLI:NL:RBROT:2024:8170

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/683049 / JE RK 24-1610 en C/10/683173 / JE RK 24-1642
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de kinderbescherming

Op 25 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken met betrekking tot de uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, waarbij de minderjarigen in verschillende voorzieningen zijn geplaatst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze verlenging, gezien de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De moeder van de kinderen, die momenteel in detentie zit, heeft erkend dat zij letsel heeft toegebracht aan [minderjarige 1], wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de opvoeding en verzorging van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beschikking omvat ook een trajectmachtiging voor [minderjarige 1] om haar in een pleegzorgvoorziening te plaatsen, met de mogelijkheid om aansluitend in een jeugdhulpaanbieder te verblijven. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de machtigingen tot uithuisplaatsing voor de andere minderjarigen verleend tot 21 oktober 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugd
Zaaknummers: C/10/683049 / JE RK 24-1610 en C/10/683173 / JE RK 24-1642
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats ] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2016,
hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2024 in [geboorteplaats ] ,
hierna te noemen [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.J.M. Vélu te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 juli 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken (zaaknummer C/10/683049 / JE RK 24-1610);
  • het verzoek van de Raad met bijlagen van 23 juli 2024 (zaaknummer C/10/683173 / JE RK 24-1642).
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat, bijgestaan door [naam 2] , tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 3] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 4] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld haar mening te geven; zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is, voor zover bekend, belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 4] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.
2.4.
Bij beschikking van 21 juli 2024 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] voorlopig onder toezicht gesteld tot 21 oktober 2024. Ook heeft de kinderrechter bij deze beschikking [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] met spoed uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken. Het overig verzochte is aangehouden.

3.De verzoeken

Zaaknummer C/10/683049 / JE RK 24-1610
3.1.
Er moet worden beslist of het verblijf van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg moet worden voortgezet voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 21 oktober 2024.
Zaaknummer C/10/683173 / JE RK 24-1642
3.2.
De Raad verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.3.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek met zaaknummer C/10/683049 / JE RK 24-1610 met betrekking tot de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 4] en het verzoek met zaaknummer C/10/683173 / JE RK 24-1642 met betrekking tot de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Ter zitting verzoekt de Raad een trajectmachtiging voor [minderjarige 1] waarbij zij in een voorziening voor pleegzorg zal verblijven en aansluitend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, zodat zij mogelijk bij haar broertje en zusje kan gaan verblijven. De vader van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , [naam 5] , is onderweg naar Nederland omdat hij hoorde dat zijn kinderen onder toezicht werden gesteld en uit huis werden geplaatst. Desgevraagd bevestigt de Raad dat nergens uit blijkt wie de juridische ouders zijn van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] ; de Raad beschikt niet over documenten waarin dit is vermeld. De kinderen zijn uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen; het is niet gelukt alle kinderen bij elkaar te plaatsen. Er wordt geprobeerd om [minderjarige 1] bij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te plaatsen omdat zij haar broertje en zusje erg mist. Deze week zullen er ook belmomenten tussen [minderjarige 1] en de andere kinderen worden gepland. [minderjarige 1] doet het wel goed in het pleeggezin waar zij momenteel verblijft. De andere kinderen doen het ook goed. Op 1 augustus 2024 staat er een studioverhoor gepland. De FARR-arts heeft oud letsel geconstateerd bij [minderjarige 2] . Er dient nog veel uitgezocht te worden. Ook nu [naam 5] onderweg is naar Nederland zal moeten worden gekeken wat zijn rol binnen het gezin is (geweest) en of er contact tussen hem en de kinderen zou moeten zijn.

4.De standpunten

4.1.
De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. [minderjarige 1] en [minderjarige 4] werden gezond verklaard in het ziekenhuis en zijn overgeplaatst naar een pleeggezin. De pols van [minderjarige 1] bleek niet gebroken. Naar omstandigheden gaat het goed met hen. [minderjarige 1] is wel erg verdrietig over de gebeurtenissen en ook omdat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wel bij elkaar zijn geplaatst. Zij wil graag bij haar broertje en zusje zijn en deze mogelijkheid wordt momenteel bekeken.
4.2.
De moeder verzet zich ter zitting, mede bij monde van haar advocaat, niet tegen het verzoek van de Raad. De moeder wenst wel dat alle kinderen bij elkaar worden geplaatst. De moeder beschikt over de geboorteaktes en paspoorten van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Alleen van [minderjarige 2] heeft zij enkel een ID-kaart omdat hij pas twee weken geleden naar Nederland is gebracht door [naam 5] , maar zonder papieren. Het is de moeder nog niet gelukt om zichzelf en de kinderen in te schrijven in Nederland. Wanneer de moeder daartoe de gelegenheid heeft is zij bereid alle papieren van de kinderen aan de GI te overleggen. [naam 5] is de vader van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De moeder heeft goed contact met hem. Hij gaat ook goed om met alle kinderen. De moeder woont in het huis van haar overleden moeder. De moeder begrijpt de zorgen rondom de kinderen en is bereid alle hulpverlening te accepteren voor haar en voor de kinderen. Zij erkent dat zij fouten heeft gemaakt en heeft daar erg veel spijt van. Ook wenst de moeder, met name nu zij in detentie verblijft, dat [naam 5] contact zal hebben met alle kinderen wanneer hij in Nederland zal zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] noodzakelijk is in het belang van hun opvoeding en verzorging (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Er bestaan grote zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen, aangezien de moeder heeft toegegeven haar dochter [minderjarige 1] letsel te hebben toegebracht. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat dit al vanaf haar 4e jaar speelt. De andere kinderen zijn hiervan oog- en oorgetuige geweest. De moeder lijkt zwaar overbelast te zijn. Geen van de vaders van de kinderen is momenteel in beeld en de moeder staat alleen voor de opvoeding en verzorging van haar vier kinderen. Ook het vertrek vanuit Polen is ingrijpend voor de kinderen, aangezien zij hun hele leven hebben moeten achterlaten. Ook het fysieke welzijn van baby [minderjarige 4] is zorgelijk, omdat er via [minderjarige 1] signalen naar voren gekomen zijn van fysieke mishandeling door moeder. De moeder zit momenteel in detentie vanwege verdenking van kindermishandeling. Hier wordt nog onderzoek naar gedaan. Om de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen te waarborgen dient de uithuisplaatsing van de kinderen te worden voortgezet. Nu [minderjarige 1] momenteel nog in een pleeggezin verblijft, maar zal worden overgeplaatst naar de instelling waar [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven indien dit mogelijk blijkt te zijn, zal de kinderrechter voor haar een trajectmachtiging verlenen. Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zal een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder worden verleend en voor [minderjarige 4] zal de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg worden verlengd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg en verleent aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 21 oktober 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 21 oktober 2024;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg tot 21 oktober 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2024, in aanwezigheid van mr. C.N. Arduin als griffier, en op schrift gesteld op 5 augustus 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.