Op 25 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken met betrekking tot de uithuisplaatsing van vier minderjarigen, te weten [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, waarbij de minderjarigen in verschillende voorzieningen zijn geplaatst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze verlenging, gezien de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De moeder van de kinderen, die momenteel in detentie zit, heeft erkend dat zij letsel heeft toegebracht aan [minderjarige 1], wat heeft geleid tot ernstige zorgen over de opvoeding en verzorging van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beschikking omvat ook een trajectmachtiging voor [minderjarige 1] om haar in een pleegzorgvoorziening te plaatsen, met de mogelijkheid om aansluitend in een jeugdhulpaanbieder te verblijven. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de machtigingen tot uithuisplaatsing voor de andere minderjarigen verleend tot 21 oktober 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.