ECLI:NL:RBROT:2024:8187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/678776 / FA RK 24-3556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van een moeder over een minderjarige die anoniem is afgestaan voor adoptie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juni 2024 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van een moeder over haar minderjarige kind, dat anoniem is afgestaan voor adoptie. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot voogdes te benoemen. De moeder, wiens identiteit onbekend is, heeft herhaaldelijk aangegeven geen verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te willen of kunnen dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, aangezien de moeder nooit voor het kind heeft gezorgd en ook niet de intentie heeft om dat te doen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om duidelijkheid te scheppen over haar toekomstperspectief. De GI is benoemd tot voogdes, omdat zij al sinds de geboorte van het kind betrokken is en bereid is om deze rol op zich te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder verantwoording moet afleggen over het gevoerde bewind over het vermogen van het kind.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/678776 / FA RK 24-3556
Datum uitspraak: 11 juni 2024
Beschikking van de rechtbank over gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
de moeder: voor- en achternaam onbekend,
domicilie kiezende bij: [adres] ,
advocaat: mr. G.E. van der Pols, kantoorhoudende in Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt het verzoekschrift van de Raad met bijlagen, ontvangen op
2 mei 2024, mee in haar beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2] .
De moeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van [geboortedatum] 2024 is de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . Bij beschikking van 30 april 2024 is de GI opnieuw belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] , omdat de eerdere beslissing per abuis was verlopen.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij haar aspirant-adoptiefouders.
2.3.
De GI heeft zich bij brief van 3 mei 2024 bereid verklaard om de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt primair het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes over [minderjarige] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Subsidiair verzoekt de Raad om de GI tot de tijdelijke voogdes te benoemen van [minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het (primaire) verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. [minderjarige] doet het goed waar ze nu zit. De moeder heeft duidelijk aangegeven dat zij geen verantwoordelijkheid voor [minderjarige] wil en kan dragen en dat de vader van [minderjarige] dat ook niet wil.
4.2.
De GI stemt in met het verzoek van de Raad. [minderjarige] zit inmiddels in een perspectief biedend, aspirant adoptie(pleeg)gezin. Zij heeft het daar goed. [minderjarige] is een heel blije en tevreden baby. De medewerker van de Beschermde Wieg heeft geprobeerd om de moeder zo ver te krijgen om minstens haar gegevens achter te laten voor [minderjarige] voor een later moment, maar zonder succes.
4.3.
De advocaat van de moeder heeft aangegeven geen rechtstreeks contact met de moeder te hebben gehad. Hij heeft een brief aan de moeder geschreven met een uitleg. Via de Beschermde Wieg heeft de moeder laten weten geen gebruik te willen maken van een advocaat. De advocaat heeft tijdens de zitting nog met de Beschermde Wieg gebeld over de huwelijkse staat van de moeder; de moeder is niet getrouwd (geweest).

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank - voor zover hier van belang - het gezag van een ouder beëindigen, indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2.
Voor, tijdens en na de zwangerschap heeft moeder herhaaldelijk aangegeven dat zij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] niet wil en niet kan dragen. Zij heeft bewust de keuze gemaakt om [minderjarige] anoniem af te staan voor adoptie. De moeder is een alleenstaande moeder van meerdere kinderen; zij kan de zorg voor [minderjarige] daar niet bij hebben. De moeder heeft volgens de Raad aangegeven dat zij weet wie de biologische vader van [minderjarige] is, maar zij wil die gegevens evenmin delen. De moeder heeft het bestaan van [minderjarige] geheim gehouden. [minderjarige] is na haar geboorte in een crisispleeggezin geplaatst en verblijft inmiddels bij haar aspirant-adoptiefouders; zij is daar zeer welkom. Gebleken is dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt, nu haar ouders sinds haar geboorte niet voor haar willen en/of kunnen zorgen.
5.4.
Gelet op het feit dat [minderjarige] inmiddels ruim 4 maanden oud is en de (gezaghebbende) moeder nooit voor haar gezorgd heeft en ook niet de intentie heeft om dat te gaan doen, stelt de rechtbank verder vast dat de moeder niet binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid te dragen voor haar verzorging en opvoeding, als bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW. [minderjarige] heeft belang bij duidelijkheid over haar toekomstperspectief, zodat zij en haar aspirant-adoptiefouders zich onbelast aan elkaar kunnen hechten.
5.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder. Ook is voldaan aan de geldende Europese jurisprudentie, waaruit volgt dat deze inbreuk op het gezinsleven noodzakelijk is en dat een lichtere maatregel niet in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank zal het verzoek, dat niet is weersproken, daarom toewijzen en overgaan tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder.
5.6.
Omdat de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd(es) over haar te benoemen.
5.7.
De rechtbank overweegt dat de Raad adviseert om de GI te benoemen tot voogdes over [minderjarige] , dat er een bereidheidsverklaring van de GI is ingediend en dat ook ter zitting nogmaals door de GI is aangegeven dat zij daartoe bereid is. Ook is de GI al sinds de geboorte van [minderjarige] betrokken als uitvoerder van de voorlopige voogdijmaatregel, waardoor zij goed op de hoogte is van de situatie van [minderjarige] . De rechtbank zal daarom de GI benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
5.8.
De rechtbank overweegt dat de moeder, met of zonder gezag, altijd de (biologische) moeder van [minderjarige] zal blijven en daarom belangrijk is in het leven van [minderjarige] . De rechtbank hoopt dan ook dat de moeder er op enig moment voor zal kiezen om enige gegevens bij de notaris of via haar advocaat vast te leggen, zodat [minderjarige] op een later moment kan weten, als zij dat wenst, wie haar moeder is, wie haar vader en wie haar broertjes en/of zusjes. Informatie over haar afstamming is voor [minderjarige] onder meer van belang voor het vormen en ontwikkelen van haar eigen identiteit en persoonlijkheid.
5.9.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] en haar aspirant-adoptiefouders dat er zo snel mogelijk zo definitief mogelijk beslist wordt over haar toekomst, wat de rust en stabiliteit in haar opvoeding en verzorging ten goede komt.
5.10.
Gelet op de beslissing van de rechtbank inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de bepaling van de voogdij over [minderjarige] komt de rechtbank niet toe aan het subsidiaire verzoek.
5.11.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder nu haar gezag wordt beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan haar opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [minderjarige] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder: voor- en achternaam onbekend, geboorteplaats en -datum onbekend, over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ;
6.2.
benoemt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd in Rotterdam, tot voogdes over [minderjarige] ;
6.3.
veroordeelt de moeder aan de voogdes rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [minderjarige] te doen;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.6.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 8 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.