In deze zaak gaat het om een kort geding tussen een man en een vrouw die een relatie hebben gehad en samen een dochter hebben. De vrouw is eigenaresse van de woning in Schiedam waar de man sinds 2015 woont. De vrouw heeft in mei 2024 aangekondigd terug te keren naar Nederland en de woning weer te willen betrekken. Na een drugsincident in de woning, waarbij de politie hennep en amfetamine aantrof, is de man tijdelijk elders gaan wonen. De man vordert dat de vrouw en haar kinderen de woning verlaten, terwijl de vrouw stelt dat er geen huurovereenkomst is en dat de man de woning moet verlaten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de man mogelijk recht heeft op gebruik van de woning, de belangenafweging in het voordeel van de vrouw uitvalt. De vrouw mag voorlopig in de woning blijven wonen, vooral vanwege de aanwezigheid van haar minderjarige kinderen. De man heeft recht op het ophalen van zijn persoonlijke spullen, maar zijn vorderingen om de vrouw te veroordelen de woning te verlaten zijn afgewezen. De vrouw wordt veroordeeld in de proceskosten van de man, omdat een deel van zijn vorderingen is toegewezen. De kantonrechter benadrukt dat de vrouw niet onvoorwaardelijk recht heeft op het gebruik van de woning en dat verdere juridische stappen mogelijk zijn.