ECLI:NL:RBROT:2024:827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
10739046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering tot betaling van premie en kosten in zorgverzekeringskwestie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AnderZorg N.V. en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, AnderZorg, vorderde betaling van een openstaande premie van € 51,25, die volgens haar nog niet was voldaan door [gedaagde01]. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten en beweerde dat zij de premie al had betaald, maar de rechter oordeelde dat dit niet het geval was. De rechter stelde vast dat [gedaagde01] op 15 september 2023 een bedrag van € 134,75 had betaald, maar dat dit bedrag niet volledig was toegewezen aan de openstaande premie van april 2023. De rechter legde uit dat de betaling van [gedaagde01] niet correct was toegewezen aan de juiste premie, waardoor er nog een bedrag van € 51,25 openstond.

Daarnaast oordeelde de rechter dat [gedaagde01] ook wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten moest betalen. De rechter wees de vordering van AnderZorg toe en veroordeelde [gedaagde01] om het openstaande bedrag van € 51,25 te betalen, met rente vanaf 15 september 2023. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter zijn begroot op € 358,48. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde het bedrag onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10739046 CV EXPL 23-27256
datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
AnderZorg N.V.,
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Anderzorg’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 september 2023, met een bijlage;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde01] , met de bijlagen die ze toen heeft overhandigd;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de mail van [gedaagde01] van 6 december 2023, met bijlagen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde01] heeft een zorgverzekering afgesloten bij AnderZorg. Voor de maand april 2023 moest ze € 134,75 premie betalen. Volgens AnderZorg heeft [gedaagde01] dat bedrag pas in de loop van deze procedure betaald. Ze eist nu nog een bedrag van € 51,25, met rente en proceskosten. Dat komt omdat [gedaagde01] volgens AnderZorg ook rente en buitengerechtelijke kosten moest betalen. [gedaagde01] is het niet eens met de eis. Ze voert aan dat ze dacht zij de premie van april 2023 al betaald had. Ze vindt dat AnderZorg te snel deze procedure is gestart. De rechter wijst de eis van AnderZorg toe. In dit vonnis legt ze dat uit.
[gedaagde01] moet € 51,25 aan premie betalen
2.2.
[gedaagde01] moet nog € 51,25 aan premie betalen. Zij heeft namelijk pas op 15 september 2023 het bedrag van € 134,75 betaald. Op dat moment moest zij ook al € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten en € 2,85 aan rente betalen. Met haar betaling heeft [gedaagde01] die buitengerechtelijke kosten en rente betaald (artikel 6:44 BW). Het restbedrag van € 83,50 gaat van de premie af. Er staat dus nu nog € 51,25 open (€ 134,75 - € 83,50). Hierna licht de rechter dat toe.
[gedaagde01] heeft op 15 september 2023 betaald
2.3.
Op 15 september 2023 heeft [gedaagde01] de premie van april 2023 betaald. Volgens [gedaagde01] had zij die op 4 augustus 2023 al betaald. Dat verweer slaagt niet. [gedaagde01] heeft op die dag wel een bedrag overgeboekt, maar daarbij heeft zij het kenmerk [kenmerknummer01] vermeld. Dat is het kenmerk van de premie van augustus 2023. Dit blijkt uit de mail die [gedaagde01] zelf heeft overhandigd bij haar mail van 6 december 2023. Die betaling moest AnderZorg dus koppelen aan de premie van augustus 2023 (artikel 6:43 BW).
[gedaagde01] moest € 48,40 aan incassokosten betalen
2.4.
[gedaagde01] moest op 15 september 2023 al € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten betalen. Op 27 juli 2023 heeft LAVG namens AnderZorg namelijk een aanmaning gemaild aan [gedaagde01] . Die aanmaning voldoet aan de wettelijke eisen (artikel 6:96 BW). [gedaagde01] heeft niet binnen 15 dagen daarna betaald, zoals in die mail staat. Daarom moest ze vanaf 12 augustus 2023 ook € 48,40 aan incassokosten betalen. Door haar betaling van 15 september 2023 heeft ze deze inmiddels dus betaald.
[gedaagde01] moet wettelijke rente betalen
2.5.
[gedaagde01] moet rente betalen over de niet tijdig betaalde premie. AnderZorg heeft namelijk onbetwist gesteld dat zij met [gedaagde01] heeft afgesproken dat zij de premie steeds uiterlijk op de eerste dag van de maand zou betalen. [gedaagde01] heeft dat in april 2023 niet gedaan. Daarom moest zij vanaf 1 april 2023 wettelijke rente betalen over de premie (artikel 6:83 sub a en 6:119 BW). Volgens AnderZorg bedroeg de rente tot 15 september 2023 € 2,85. Dat bedrag heeft [gedaagde01] betaald, door haar betaling die dag.
2.6.
[gedaagde01] wordt veroordeeld om wettelijke rente te betalen over € 51,25 vanaf 15 september 2023. Ze moet daarom vanaf 15 september 2023 rente betalen over de resterende premie.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen
2.7.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van AnderZorg op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 358,48. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
2.8.
De rechter merkt nog het volgende op. [gedaagde01] vindt dat AnderZorg deze procedure te snel gestart is, omdat ze na de aanmaning van 27 juli 2023 niet nog een aanmaning heeft gestuurd. Dat verweer gaat niet op. AnderZorg is namelijk niet verplicht om eerst meerdere aanmaningen te sturen. Daarom maakt het voor de proceskosten niet uit dat AnderZorg maar één brief heeft gestuurd.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan AnderZorg € 51,25 te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 15 september 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van AnderZorg worden begroot op € 358,48;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
33394