In deze beschikking van 2 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de hoofdverblijfplaats en de uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.A. Hoogendijk, verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar zal zijn. De man, vertegenwoordigd door mr. H. de Jong, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar heeft zijn bezwaren tegen het verzoek van de vrouw geuit. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel bij de vrouw wonen en dat het in hun belang is dat zij daar blijven, gezien hun sociale omgeving en school. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming ondersteunen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw vastgesteld. Tevens is het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen afgewezen, omdat er geen belang meer is bij deze verlenging nu de hoofdverblijfplaats is vastgesteld. De rechtbank heeft bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt.