ECLI:NL:RBROT:2024:8513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
C/10/678127 / JE RK 24-887
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van minderjarigen na positieve ontwikkeling in het gezin

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 29 mei 2024, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen opgeheven. De zaak betreft de kinderen [minderjarige 1], [minderjarige 2], [minderjarige 3] en [minderjarige 4], die onder toezicht waren gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen zorgen of ontwikkelingsbedreigingen meer zijn voor het gezin. De ouders hebben goed samengewerkt met de GI en de hulpverlening, en de kinderen zijn goed geïntegreerd in hun nieuwe schoolomgeving. De kinderrechter heeft op basis van de positieve ontwikkelingen en de samenwerking van de ouders met de GI besloten dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/678127 / JE RK 24-887
Datum uitspraak: 29 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een opheffing van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats 3] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2023 in [geboorteplaats 4] , hierna te noemen [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam 2],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van 17 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3] .
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 4] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij hun ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] bij beschikking van 9 november 2023 onder toezicht gesteld van de GI tot 9 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] op te heffen.
3.2.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge gehandhaafd en toegelicht dat er geen zorgen meer zijn over het gezin. Alles gaat goed in het gezin; het is mooi om te zien.

4.Het standpunt van de moeder

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het heel goed gaat met de kinderen. Zij hebben het erg naar hun zin op de nieuwe school.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat niet langer is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De afgelopen periode hebben de ouders de stijgende lijn die eind 2023 al was ingezet, weten vast te houden. Zij hebben goed samengewerkt met de GI en de overige hulpverlening. De medische afspraken worden nagekomen en de kinderen gaan elke dag naar school. Er worden geen zorgen en ontwikkelingsbedreigingen meer gezien. De ouders zitten op één lijn en ondersteunen elkaar in de opvoeding van de kinderen. De kinderrechter heeft er, met de GI, vertrouwen in dat de ouders dit ook zonder ondertoezichtstelling kunnen voortzetten. De ouders verdienen hiervoor een groot compliment.
5.3.
De kinderrechter zal op grond van vorenstaande de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:261 BW opheffen, met ingang van heden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft op de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] met ingang van heden;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier, en op schrift gesteld op 17 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.