Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.DE VERENIGING VAN EIGENAARS [gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 5],
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord van de VvE en gedaagden 3 en 4,
- de conclusie van antwoord van gedaagde 5,
- de overgelegde producties,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van RSA.
3.De feiten
Handtekening voor akkoord: Datum, Plaats
opleveringis, wat gedaagden betwisten), op 5 maart 2024 en 12 april 2024.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Een schuldeiser kan, voor zover hier van belang, slechts retentierecht op een zaak uitoefenen, indien hij houder van die zaak is — dat wil zeggen daarover direct of indirect de naar verkeersopvatting, wet en uiterlijke omstandigheden te beoordelen feitelijke macht uitoefent — in dier voege dat, in de terminologie van het huidige art. 3:290 BW, 'afgifte' nodig is om de zaak weer in de macht van de schuldenaar of de rechthebbende te brengen. Het houderschap van de (lees:) schuldeiser eindigt — zoals het huidige art. 3:294 naar analogie van art. 3:117 lid 2 meebrengt — niet zolang de zaak niet in de macht van de schuldenaar of de rechthebbende komt. Deze regels gelden ook indien het gaat om een retentierecht op een onroerende zaak met dien verstande dat hier in de regel de afgifte, waardoor de zaak weer in de macht van de schuldenaar of de rechthebbende moet worden gebracht, geschiedt door haar te ontruimen.”.
doordat de zaak in de macht komt van de schuldenaar of de rechthebbende, tenzij de schuldeiser haar weer uit hoofde van dezelfde rechtsverhouding onder zich krijgt.”
binnendoordoor RSA verhindert gedaagden dus niet om het dakterras via de trappen
buitenomte bereiken.
opeisbarevordering heeft, wat niet aannemelijk is. Het is eerder aannemelijk dat aan gedaagden een opschortingsrecht toekomt. Niet betwist is dat het dak nu lekt en dat het dak nog niet lekte voordat RSA met haar werk begon. Volgens RSA wordt de lekkage niet veroorzaakt door de, door haar aangebrachte, bitumen daklaag maar door de daaronder gelegen constructie, die volgens RSA niet deugt. Dit standpunt overtuigt niet. Om bij de onderste daklaag te kunnen komen moet het (regen)water immers eerst de door RSA aangebrachte buitenste bitumen laag passeren voordat de constructie daaronder wordt bereikt. Waartoe het betoog van RSA dat het aanbrengen van de bitumen laag maar een gering onderdeel van haar werk vormde en slechts € 950 kostte, moet leiden is de voorzieningenrechter niet duidelijk. Als bedoeld is te betogen dat een bitumen laag die ‘maar’ € 950 kost, mag lekken dan is relevant dat het werk van een aannemer in beginsel een resultaatsverbintenis is, wat wil zeggen dat het werk goed moet zijn. Daar komt bij dat er geen serieuze aanwijzing van een andere oorzaak van de lekkage is. Daarom is aannemelijk dat het werk van RSA niet (volledig) deugdelijk is en dat gedaagden hun betalingsverplichting mogen opschorten in afwachting van herstel. Het verweer van gedaagden dat het werk nog veel meer gebreken vertoont, kan dan in het midden blijven, ook al duiden de rapporten die gedaagden in het geding hebben gebracht daar wel op.