In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-partners over de overname van een aandeel in de gezamenlijke woning. De partijen, een man en een vrouw, hebben in oktober 2018 een samenlevingsovereenkomst gesloten en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning in Schiedam. Na de beëindiging van hun relatie in oktober 2022 heeft de man de woning verlaten, terwijl de vrouw met hun drie minderjarige kinderen in de woning is blijven wonen. De man heeft de vrouw de mogelijkheid geboden om zijn aandeel in de woning over te nemen, maar dit is tot op heden niet gerealiseerd. De man heeft in juni 2024 aan de vrouw laten weten dat hij haar aandeel in de woning wil overnemen, of anders de woning aan een derde wil verkopen.
In het kort geding vordert de man onder andere dat de vrouw haar medewerking verleent aan de overname van de woning en dat zij een bedrag van € 51.066,66 aan hem vergoedt, dat hij in de woning heeft geïnvesteerd. De vrouw verzet zich tegen de vorderingen van de man en vordert in reconventie dat de man zijn aandeel in de woning aan haar overdraagt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen, gezien de langdurige onzekerheid over de verdeling van de woning.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld, omdat deze nauw met elkaar samenhangen. Uiteindelijk is de vrouw veroordeeld om mee te werken aan de overname van het aandeel van de man in de woning, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vordering van de man tot vergoeding van het bedrag van € 51.066,66 is afgewezen, omdat hij geen spoedeisend belang heeft aangetoond. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in procedures tussen ex-partners.