ECLI:NL:RBROT:2024:9452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/10/684468 / KG ZA 24-802
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-partners over de overname van een aandeel in de gezamenlijke woning na beëindiging van de relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-partners over de overname van een aandeel in de gezamenlijke woning. De partijen, een man en een vrouw, hebben in oktober 2018 een samenlevingsovereenkomst gesloten en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning in Schiedam. Na de beëindiging van hun relatie in oktober 2022 heeft de man de woning verlaten, terwijl de vrouw met hun drie minderjarige kinderen in de woning is blijven wonen. De man heeft de vrouw de mogelijkheid geboden om zijn aandeel in de woning over te nemen, maar dit is tot op heden niet gerealiseerd. De man heeft in juni 2024 aan de vrouw laten weten dat hij haar aandeel in de woning wil overnemen, of anders de woning aan een derde wil verkopen.

In het kort geding vordert de man onder andere dat de vrouw haar medewerking verleent aan de overname van de woning en dat zij een bedrag van € 51.066,66 aan hem vergoedt, dat hij in de woning heeft geïnvesteerd. De vrouw verzet zich tegen de vorderingen van de man en vordert in reconventie dat de man zijn aandeel in de woning aan haar overdraagt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen, gezien de langdurige onzekerheid over de verdeling van de woning.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld, omdat deze nauw met elkaar samenhangen. Uiteindelijk is de vrouw veroordeeld om mee te werken aan de overname van het aandeel van de man in de woning, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vordering van de man tot vergoeding van het bedrag van € 51.066,66 is afgewezen, omdat hij geen spoedeisend belang heeft aangetoond. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in procedures tussen ex-partners.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684468 / KG ZA 24-802
Vonnis in kort geding van 26 september 2024
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. C.C.J. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
tegen
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M. Leimena te Dordrecht.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 september 2024;
  • de 19 producties van de man;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
  • de 12 producties van de vrouw;
  • de mondelinge behandeling op 12 september 2024;
  • de ter zitting overgelegde productie van de man.

2.De feiten

2.1.
Partijen hadden een affectieve relatie en hebben in oktober 2018 een samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten. Samen hebben zij drie (nog minderjarige) kinderen.
2.2.
Partijen zijn, ieder voor de helft, gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] in Schiedam (hierna: de woning).
2.3.
In oktober 2022 is de relatie tussen partijen verbroken. De man heeft de woning verlaten. De vrouw is met de drie kinderen in de woning blijven wonen.
2.4.
De man heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om te onderzoeken of zij het aandeel van de man in de woning kon overnemen. Tot een overname is het nog niet gekomen.
2.5.
Bij brief van 6 juni 2024 heeft de advocaat van de man aan de vrouw meegedeeld dat de man het aandeel van de vrouw in de woning wenst over te nemen en, als dat niet lukt, de woning aan een derde moet worden verkocht.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1.
primair
I. de vrouw te veroordelen binnen twee weken na het te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de overname van de woning aan de [adres] te Schiedam via een door de man aan te wijzen notaris, waarbij onder overname mede moet worden begrepen het tekenen van de door de notaris op te stellen akte door de vrouw, op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag vanaf het moment dat de vrouw in gebreke is;
II. voor zover de vrouw in gebreke blijft de vorengenoemde medewerking te verlenen, aan de man vervangende toestemming te verlenen voor hetgeen in bovengenoemde vordering is genoemd en dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW mede in de plaats zal treden van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot de woning, voor zover het betreft het verlenen van toestemming van de vrouw tot die levering.
subsidiair
I. de vrouw te gelasten haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, zoals omschreven onder randnummers 27 tot en met 29 van de dagvaarding onder de gestelde termijn in voornoemde punten;
II. de vrouw te veroordelen de woning te verlaten en te ontruimen binnen twee weken na betekening van dit vonnis indien de vrouw haar medewerking aan de verkoop en levering van de woning niet verleent zoals omschreven in randnummers 27 tot en met 29 van de dagvaarding;
III. de man te machtigen om de woning in de verkoop te plaatsen en alle handelingen te verrichten die nodig zijn tot verkoop en levering van de woning waarbij het vonnis in onderhavige procedure in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw;
2. de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen aan het voldoen van een bedrag van € 51.066,66 vanuit de gemeenschap, zijnde het bedrag dat de man vanuit zijn privévermogen in de woning heeft geïnvesteerd, alvorens de eventuele overwaarde van de woning wordt verdeeld;
3. de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
De vrouw vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter oordeelt dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en de verdeling van de woning niet langer uitgesteld kan worden
I. te bevelen dat de vrouw op grond van artikel 3:174 lid 1 tweede volzin BW het aandeel van de man in de woning [adres] te Schiedam zal overnemen tegen vergoeding van een door Ooms Makelaar geschatte waarde althans een door de voorzieningenrechter te benoemen erkende taxateur in de regio geschatte waarde en mits de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden ontslagen, binnen een termijn van drie maanden na het te wijzen vonnis, althans binnen een termijn door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
II. bij gebreke van vrijwillige medewerking van de man binnen twee weken na betekening van dit vonnis, dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de vereiste toestemming van de man voor de akte tot levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw;
III. de man te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2.
De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie zijn spiegelbeeldig aan elkaar: in conventie wenst de man het aandeel van de vrouw in de woning over te nemen, in reconventie wenst de vrouw het aandeel van de man in de woning over te nemen. Vanwege deze nauwe samenhang worden de vorderingen gezamenlijk behandeld.
Medewerking aan verkoop van aandeel in woning
Spoedeisend belang
5.2.
De man stelt dat het spoedeisend belang bij zijn vorderingen is gelegen in het feit dat de verdelingskwestie zonder goede reden aan de zijde van de vrouw te lang duurt en dat hij al bijna 2 jaar niet over eigen woonruimte beschikt. De vrouw voert daartegen aan dat zij niet stil heeft gezeten terwijl de man er veel aan heeft gedaan om zaken tegen te houden, zodat de man geen spoedeisend belang heeft. De vrouw heeft de vordering in reconventie ingesteld om zekerheid te krijgen over de woning.
5.3.
Uitgangspunt is dat niemand kan worden gedwongen om in een onverdeelde gemeenschap te blijven zitten. Duidelijk is dat beide partijen zekerheid willen krijgen over de wijze waarop de woning wordt verdeeld, zodat zij verder kunnen met hun leven. Daarmee is het spoedeisend belang van beide partijen bij hun vorderingen gegeven.
5.4.
Dat de verdeling van de gemeenschap tussen partijen niet is vastgesteld in een bodemprocedure, staat er niet aan in de weg dat in kort geding een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak wordt uitgesproken of dat aan een deelgenoot machtiging wordt verleend tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt (HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499).
Voorwaarde van de reconventionele vordering
5.5.
Met het aannemen van een spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen (vooruitlopend op de verdeling), is de voorwaarde die is verbonden aan de reconventionele vordering vervuld, zodat die vordering als ingesteld wordt beschouwd.
Inhoudelijke overwegingen
5.6.
Vaststaat dat partijen de bedoeling hadden dat de vrouw het aandeel van de man in de woning zou overnemen. Tot op heden is dat niet gelukt. De voorzieningenrechter begrijpt dat de discussie tussen partijen over het bestaan en de hoogte van bepaalde verrekenposten
– iedere partij stelt kosten te hebben gemaakt met betrekking tot de woning die zij met de ander wenst te verrekenen – daarbij een grote rol speelt. Verder stellen partijen over en weer dat de ander niet heeft laten blijken financieel in staat te zijn om de woning over te nemen.
5.7.
Beide partijen stellen dat zij financieel in staat zijn het aandeel van de ander in de woning over te nemen en voeren over en weer aan dat de ander daarvoor niet de financiële middelen heeft. In dit kort geding kan op basis van de stukken en de betwisting over en weer niet worden vastgesteld welke partij gelijk heeft. Het antwoord op die vraag kan echter in het midden blijven. Ter zitting is gebleken dat de man er in beginsel geen bezwaar tegen heeft als zijn aandeel in de woning door de vrouw wordt overgenomen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat ook in het belang van de kinderen van partijen, omdat zij nu al in de woning verblijven met de vrouw en hun sociale leven zich rondom die woning afspeelt. Partijen zijn het bovendien eens over de marktwaarde van de woning. De man heeft ter zitting een taxatierapport van Ooms Makelaars van 12 september 2024 overgelegd. In dat rapport is de marktwaarde van de woning bepaald op € 1.075.000,00.
5.8.
Dat leidt tot de volgende beslissingen in conventie en in reconventie.
Veroordeling in reconventie
5.9.
De vordering in reconventie wordt uitgelegd als een vordering om de man te veroordelen, gedurende een termijn van drie maanden na de uitspraak van dit vonnis, mee te werken aan de overname door de vrouw van het aandeel van de man in de woning, onder de voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vordering in reconventie wordt in die zin toegewezen.
5.10.
Wanneer de man na de betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling voldoet, treedt dit vonnis in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats van de toestemming en/of handtekening van de man tot levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw ten behoeve van de notariële leveringsakte.
Veroordeling in conventie
5.11.
Wanneer het de vrouw niet lukt om binnen de termijn van drie maanden (dus uiterlijk op 26 december 2024) het aandeel van de man, onder de gegeven voorwaarden, over te nemen, moet de vrouw de man in de gelegenheid stellen om haar aandeel in de woning over te nemen. Voor dat geval wordt de vrouw in conventie veroordeeld om, gedurende een termijn van drie maanden ingaande op 27 december 2024, mee te werken aan de overname door de man van het aandeel van de vrouw in de woning, onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
5.12.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen bij gebrek aan belang. Wanneer de vrouw na de betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling voldoet, treedt dit vonnis in de zin van artikel 3:300 lid 1 BW in de plaats van de toestemming en/of handtekening van de vrouw tot levering van haar aandeel in de woning aan de man ten behoeve van de notariële leveringsakte.
5.13.
Met de toewijzing van de primaire vordering, wordt niet toegekomen aan de subsidiaire vordering van de man.
5.14.
Als de man er ook niet in slaagt om binnen de gegeven termijn en voorwaarden het aandeel van de vrouw over te nemen, ligt het voor de hand dat de woning wordt verkocht.
Geldvordering van de man van € 51.066,66
5.15.
De man legt aan deze vordering ten grondslag dat hij een bedrag van € 51.066,66 heeft geïnvesteerd in de woning en dat dit bedrag verrekend moet worden bij de verdeling van de overwaarde bij de overname van de woning.
5.16.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats en moet de eisende partij feiten en/of omstandigheden stellen die meebrengen dat een zodanige voorziening vanwege onverwijlde spoed gerechtvaardigd is (HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5519). De man heeft geen (apart) spoedeisend belang gesteld bij de geldvordering. Alleen al om die reden is de vordering niet toewijsbaar.
5.17.
Daar komt bij dat de vrouw betwist dat de man de gestelde investeringen heeft gedaan. Zij stelt daartegenover dat zij juist een vordering op de man heeft omdat zij een bedrag van € 124.016,84 heeft geïnvesteerd in de woning. Dit geschilpunt moet in een bodemprocedure, waar gelegenheid is tot het leveren van nader bewijs, opgehelderd worden. Een kort geding leent zich daar niet voor. Er is geen grond om op een beslissing in de bodemprocedure vooruit te lopen door bij de afhandeling van de overname van het aandeel in de woning rekening te houden met verrekeningen als gevolg van de gestelde investeringen. Ongeacht welke partij uiteindelijk het aandeel van de ander overneemt, ligt het voor de hand dat de overwaarde – uitgaande van een marktwaarde van de woning van € 1.075.000,00 – op dit moment gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld.
5.18.
De geldvordering van de man in conventie wordt dus afgewezen.
Proceskosten
5.19.
In procedures tussen ex-partners die verband houden met de verdeling van de gemeenschap is het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd. Geen van partijen heeft bijzondere omstandigheden aangevoerd die reden geven om van dat uitgangspunt af te wijken. Dat betekent dat partijen, zowel in conventie als in reconventie, de eigen proceskosten moeten dragen.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
veroordeelt de vrouw om, in het geval het haar niet lukt om uiterlijk op 26 december 2024 het aandeel van de man in de woning – onder de voorwaarde van ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid – over te nemen, gedurende een termijn van drie maanden ingaande op 27 december 2024 mee te werken aan de overname door de man van het aandeel van de vrouw in de woning, onder de voorwaarde van ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
6.2.
bepaalt dat, als de vrouw na de betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling in r.o. 6.1. voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of handtekening van de vrouw tot levering van haar aandeel in de woning aan de man ten behoeve van de notariële leveringsakte;
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.6.
veroordeelt de man om gedurende een termijn van drie maanden na de uitspraak van dit vonnis mee te werken aan de overname door de vrouw van het aandeel van de man in de woning, onder de voorwaarde van ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid;
6.7.
bepaalt dat, als de man na de betekening van dit vonnis niet aan de veroordeling onder r.o. 6.6. voldoet, dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en/of handtekening van de man tot levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw ten behoeve van de notariële leveringsakte;
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2024.
2091 / 2009