ECLI:NL:RBROT:2024:9701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
71-027618-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van de invoer van bijna 900 kilogram cocaïne, deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van bijna 900 kilogram cocaïne, deelname aan een criminele organisatie en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne vanuit Ecuador en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel. De verdachte werd ook beschuldigd van witwassen, waarbij grote contante bedragen en goederen in zijn woning werden aangetroffen die niet konden worden verklaard uit legale inkomsten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 33 maanden geëist, maar de rechtbank vond deze straf niet passend gezien de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank benadrukte dat de straffen voor drugsfeiten variëren, maar dat de opgelegde straf in dit geval noodzakelijk was voor de preventie en vergelding van de gepleegde misdrijven. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten en legde daarnaast verbeurdverklaringen op voor de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71-027618-22
Datum uitspraak: 24 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten dat hij betrokken is geweest bij de invoer van bijna 900 kilogram cocaïne, dat hij deel heeft genomen aan een organisatie die tot doel had opiumwetdelicten ten aanzien van harddrugs te plegen en dat hij een grote hoeveel geld en goederen heeft witgewassen.

3.Eis officier van justitie en standpunt verdediging

De officieren van justitie mrs. C.D. Kardol en C. Goedegebuure (hierna: de officier van justitie) hebben overeenkomstig de met de verdachte gemaakte procesafspraken de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevorderd en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de inhoud van de procesafspraken, geen verweer gevoerd en de rechtbank verzocht de eis te volgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie gebruiker EncroChat-, PGP- en SKY-accounts
De verdachte is door de politie geïdentificeerd als de gebruiker van de EncroChat-accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] , het PGP-account [accountnaam 3] en de Sky-ID’s [ID-naam 1] en [ID-naam 2] . De feiten die tot de identificatie van de verdachte als de gebruiker van deze accounts hebben geleid moeten in onderlinge samenhang worden beschouwd en de bewijswaarde daarvan moet ook op die wijze worden beoordeeld. De gebruiker van deze accounts wordt door tegencontacten met ‘ [voornaam verdachte] ’ aangesproken en de gebruiker noemt zichzelf ‘ [voornaam verdachte] ’. Ook blijkt uit chats dat de gebruiker betrokken is bij de voetbalclub [naam voetbalclub] . De verdachte heet [voornaam verdachte] en is actief bij de voetbalclub [naam voetbalclub] .
De rechtbank is van oordeel dat buiten redelijke twijfel is bewezen dat de verdachte de gebruiker is van de EncroChat-accounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] , het PGP-account [accountnaam 3] en de Sky-ID’s [ID-naam 1] en [ID-naam 2] .
De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte gedurende de onderzochte periode steeds de gebruiker was van de aan hem gekoppelde accounts en dat alle berichten van en naar dit account van de verdachte afkomstig en voor hem bestemd waren.
4.2.
Feit 1: invoer cocaïne
Uit chats kan worden afgeleid dat de verdachte met de medeverdachten in de periode april-mei 2016 communiceerde over (de financiering van) de invoer vanuit Ecuador van een partij van bijna 900 kilo cocaïne. In de chats werd gesproken over een partij van bijna 900 kilo cocaïne die op 25 mei 2016 door de douane in de Rotterdamse haven in beslag was genomen. De verdachte schrijft op 31 mei 2016, met verwijzing naar websites die over de inbeslaggenomen drugs berichten, dat de politie ‘de 900’ ‘van ons’ heeft gepakt.
De communicatie voorafgaand aan, tijdens en na het transport geeft een beeld van een organisatie waarbinnen iedere deelnemer zijn eigen rol heeft. De verdachte was betrokken bij de financiering van het transport. Hij communiceerde met ‘ [naam] ’, die in opdracht van de verdachte regelde dat er betalingen werden verricht in – onder meer – Ecuador. Over deze betalingen wisselden de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] informatie uit. Uit de chats blijkt dan ook dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 1] en anderen. De verdachte had daarbij een eigen rol van voldoende gewicht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.3.
Feit 2: deelname criminele organisatie
Een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet vereist een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad dat als oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 lid 3-5, artikel 10a lid 1 of artikel 11 lid 3-5 van de Opiumwet. Niet vereist is dat een betrokkeneverdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is. Van deelneming aan het samenwerkingsverband kan slechts dan sprake zijn, indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Op grond van de chatberichten in het dossier concludeert de rechtbank dat de verdachte in de periode van maart 2020 tot en met 10 mei 2022 (de dag van de aanhouding van de verdachte) zich in een georganiseerd verband heeft beziggehouden met de invoer, doorvoer en uitvoer van verdovende middelen. Ook [medeverdachte 1] , met wie de verdachte in 2016 had samengewerkt (feit 1), en andere niet geïdentificeerde personen maakten behoorden tot het samenwerkingsverband. De verdachte had een aandeel had in de feiten die door de organisatie werden gepleegd. Zo zorgde hij voor betalingen in diverse landen en was hij betrokken bij de logistiek rondom de import en export van drugs en onderhandelde hij over prijzen. De rechtbank acht daarom bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.4.
Feit 3: witwassen
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vaststaat dat een voorwerp – middellijk of onmiddellijk – afkomstig is uit enig misdrijf. Dat hoeft niet een nauwkeurig aangeduid misdrijf te zijn. Als er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een delict, kan toch bewezen worden geacht dat het ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het is aan het Openbaar Ministerie om dergelijke feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Als de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het betreffende voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Uit het dossier blijkt dat er in de periode van maart 2020 tot en met 10 mei 2022 diverse geldtransacties hebben plaatsgevonden in Engeland en Nederland waarbij de verdachte betrokken was. Hij had zicht had op de totale verrekening van de bedragen in Nederland en Engeland. In en bij zijn woning zijn grote contante geldbedragen en/of voorwerpen aangetroffen die niet kunnen worden verklaard uit het legale vermogen en/of inkomen van de verdachte en zijn partner. Op grond van dit beeld is sprake van een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Uit het dossier en de voorgaande bewezenverklaringen volgt dat de verdachte wist dat het geld waar in de chats over gesproken werd afkomstig moet zijn geweest enig misdrijf, namelijk de drugshandel van de organisatie waartoe hij behoorde.
De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de herkomst van de aangetroffen gelden en goederen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld. Ook heeft hij niets willen zeggen over de bedragen waar in de chats over gesproken werd. Er is dus geen verklaring waarnaar nader onderzoek had kunnen plaatsvinden en waardoor het vermoeden van witwassen had kunnen worden ontkracht. Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 via Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 900 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 10 mei 2022 te Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en anderen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet;
3
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 10 mei 2022 te Amsterdam, en Birmingham, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag met een totale waarde van 1.700.000 euro en/of 2.000.000 Britse ponden en een VW Polo en horloges (Jaeger Le Coultre en Rolex Yacht Master Horloge),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;

2. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in art. 10 lid 3-5, art. 10a lid 1, of art. 11 lid 3-5 van de Opiumwet;

3.van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.1.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van bijna 900 kilo cocaïne in 2016 en deelname aan een criminele organisatie die zich bezig hield met de invoer en de handel in (hard)drugs tussen 2020 en 2022. De rol van de verdachte daarbij was structureel en niet te onderschatten: steeds was hij betrokken bij omvangrijke geldstromen ten behoeve van diverse drugstransporten of bij het opzetten en (doen) uitvoeren van de transporten zelf. De (internationale) handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien gaat deze handel in binnen- en buitenland gepaard met geweld. De maatschappelijke gevolgen zijn groot en het leidt tot ontwrichting van de samenleving. Hiertegen dient streng te worden opgetreden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, hetgeen een bedreiging vormt voor de legale economie en de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Met geld van criminele herkomst worden ook weer andere strafbare feiten gepleegd en mogelijk gemaakt. Daarnaast profiteren criminelen doordat geld dat verdiend is met criminele activiteiten omgezet kan worden in legaal vermogen. De verdachte heeft zich van deze maatschappelijke gevolgen niets aangetrokken en heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
7.2.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.
Procesafspraken
Op 30 augustus 2024 ontving de rechtbank de ondertekende procesafspraken tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie. Op de zitting van 10 september 2024 zijn deze procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt en besproken. De verdachte is daarbij gehoord.
De procesafspraken die aan de rechtbank zijn voorgelegd, houden onder meer in dat de verdediging geen verweren voert op de terechtzitting en af ziet van het indienen van onderzoekswensen. Ook zal de verdachte afstand doen van de onder hem in beslag genomen voorwerpen en geldbedragen, zoals die voorkomen op de beslaglijst. De officier van justitie zal een straf eisen van 33 maanden voor alle ten laste gelegde feiten en zal geen ontnemingsvordering indienen.
De rechtbank is mede op grond van de bespreking ter zitting van oordeel dat de verdachte
vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten (HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank heeft de inhoud van het dossier aan de verdachte voorgehouden en hem de gelegenheid gegeven daarop te reageren. Hiervan heeft de verdachte geen gebruik gemaakt. Ook heeft hij geen vragen willen beantwoorden.
De rechtbank heeft voor de zitting aan de procespartijen laten weten dat de hoogte van de strafeis haar was opgevallen. Op de zitting hebben de officier van justitie en de verdediging zich nader uitgelaten over de strafeis. De rechtbank heeft op de zitting van 10 september 2024 benadrukt dat zij niet gebonden is aan de door de verdachte met de officier van justitie gemaakte procesafspraken.
Partijen hebben geen verzoeken gedaan met betrekking tot de procedure wanneer de rechtbank de strafeis niet zou volgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten.
Het gegeven dat feit 1 uit 2016 stamt, is daarbij geen strafverminderende omstandigheid, eerder een strafverzwarende. Het toont aan dat de verdachte zich toen al bezig hield met drugstransporten en hier, gezien de bewezenverklaring van de overige feiten, niet blijvend mee is gestopt. De rechtbank houdt rekening met een (beperkte) overschrijding van de redelijke termijn van 4 maanden.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 33 maanden, zoals tussen partijen overeengekomen in de procesafspraken, niet passend. Het is de rechtbank bekend dat de straffen voor drugsfeiten variëren en een relatief grote bandbreedte beslaan, maar een dergelijke straf voor dit feitencomplex zou zodanig door de ondergrens zakken dat de rechtbank dit – gelet op de strafdoelen van preventie en vergelding – niet aan de samenleving kan uitleggen. De rechtbank zal de strafeis dan ook niet volgen.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van 60 maanden een passende reactie zou zijn op de door de verdachte gepleegde feiten. De rechtbank heeft zich, tegen de achtergrond van de beoogde doelen van procesafspraken, de vraag gesteld welke straf in dat kader wél passend zou zijn geweest. Mede in dit licht bezien acht de rechtbank een gevangenisstraf van 48 maanden en de hieronder besproken verbeurdverklaringen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

De volgende in beslag genomen goederen zullen, als bijkomende straf, verbeurd worden verklaard:
  • 400 euro, omschrijving [beslagnummer 1] ;
  • 2500 euro, omschrijving [beslagnummer 2] ;
  • 3200 euro, omschrijving [beslagnummer 3] ;
  • 6000 euro, omschrijving [beslagnummer 4] ;
  • 19.900 euro, omschrijving [beslagnummer 5] ;
  • 10.000 euro, omschrijving [beslagnummer 6] ;
  • 710 euro, omschrijving [beslagnummer 7] ;
  • 4000 euro, omschrijving [beslagnummer 8] ;
  • 450 euro, omschrijving [beslagnummer 9] ;
  • 500 euro, omschrijving [beslagnummer 10] ;
  • 4550 euro, omschrijving [beslagnummer 11] ;
  • 7000 euro, omschrijving [beslagnummer 12] ;
  • Armband, omschrijving [beslagnummer 13] ;
  • Horloge, omschrijving [beslagnummer 14] ;
  • Horloge, omschrijving [beslagnummer 15] ;
  • 93,67 euro, omschrijving [beslagnummer 16] ;
  • Rekenmachine, omschrijving [beslagnummer 17] ;
  • Administratie, omschrijving [beslagnummer 17] ;
  • Administratie, omschrijving [beslagnummer 18] ;
  • Simkaart van zaktelefoon, omschrijving [beslagnummer 19] .
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De verdachte kan de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden, de voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen of de bewezen feiten zijn met betrekking tot of met behulp van deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10, en 11b van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt. Verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1, 2 en 3:
  • 400 euro, omschrijving [beslagnummer 1] ;
  • 2500 euro, omschrijving [beslagnummer 2] ;
  • 3200 euro, omschrijving [beslagnummer 3] ;
  • 6000 euro, omschrijving [beslagnummer 4] ;
  • 19.900 euro, omschrijving [beslagnummer 5] ;
  • 10.000 euro, omschrijving [beslagnummer 6] ;
  • 710 euro, omschrijving [beslagnummer 7] ;
  • 4000 euro, omschrijving [beslagnummer 8] ;
  • 450 euro, omschrijving [beslagnummer 9] ;
  • 500 euro, omschrijving [beslagnummer 10] ;
  • 4550 euro, omschrijving [beslagnummer 11] ;
  • 7000 euro, omschrijving [beslagnummer 12] ;
  • Armband, omschrijving [beslagnummer 13] ;
  • Horloge, omschrijving [beslagnummer 14] ;
  • Horloge, omschrijving [beslagnummer 15] ;
  • 93,67 euro, omschrijving [beslagnummer 16] ;
  • Rekenmachine, omschrijving [beslagnummer 17] ;
  • Administratie, omschrijving [beslagnummer 17] ;
  • Administratie, omschrijving [beslagnummer 18] ;
  • Simkaart van zaktelefoon, omschrijving [beslagnummer 19] .
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op 24 september 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 via de Westerschelde en/of de Nederlandse territoriale wateren en/of te Rotterdam en/of te Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 900 kilogram cocaïne, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 10 mei 2022 te Amsterdam en/of te Amstelveen en/of te Rotterdam, althans te Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of één of meer anderen welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid en/of 10a eerste lid Opiumwet;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 10 mei 2022 te Amsterdam, althans te Nederland en/of Birmingham, althans elders in het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen althans eenmaal
(van) een voorwerp, te weten een geldbedrag met een totale waarde van 1.700.000 euro en/of 2.000.000 Britse ponden en/of een VW Polo en/of horloges (Jaeger Le Coltre en/of Rolex Yacht Master Horloge), althans enig(e) voorwerp(en)
Sub a)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was en/of wie het voorhanden had,
Sub b)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen aldus een gewoonte heeft gemaakt.