ECLI:NL:RBROT:2024:9702

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
10-158966-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging van hulpverleners en vernieling van eigendom in het kader van uithuisplaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1973, die betrokken was bij de bedreiging van meerdere hulpverleners en het vernielen van een ruit. De verdachte was ten tijde van de feiten preventief gedetineerd en had een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor de feiten hem in sterk verminderde mate konden worden toegerekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 mei 2024 medewerkers van het Crisis Interventie Team (CIT) had bedreigd en opzettelijk een ruit had vernield die toebehoorde aan een ander. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 131 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte en de impact van zijn gedrag op de hulpverleners. De verdachte werd vrijgesproken van twee van de ten laste gelegde feiten, maar de overige feiten werden bewezen verklaard. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding van de verdachte na zijn detentie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-158966-24
Datum uitspraak: 10 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1973,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. D.L. van Dam, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 9 september 2024 met uitzondering van het contactverbod;
  • dadelijke uitvoerbaarverklaring van die voorwaarden en het reclasseringstoezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feiten 2 en 4
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De feiten 2 en 4 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. Door de aanloop naar 10 en 11 mei 2024 en de vervolgens op die dagen gepleegde feiten kon bij de aangevers de redelijke vrees ontstaan dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen. Het verwarde, onberekenbare en agressieve gedrag van verdachte is naar objectieve maatstaven in algemene zin vrees aanjagend.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 10 mei 2024 in een telefoongesprek met een medewerker van Jeugdbescherming Rotterdam heeft gezegd: “Het is beter escalatie te vermijden. Ik ga het afronden (feit 2).” Op 11 mei 2024 heeft de verdachte tegen een medewerker van Enver gezegd: “Jij mag niet tegen mij liegen, jij zal er spijt van krijgen. Ik vertrouw niemand in Nederland. Ik laat ook jou traceren (feit 4)”. Deze uitlatingen zijn intimiderend, maar kunnen niet als bedreigingen als bedoeld in de ten laste legging worden gekwalificeerd.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 en 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1, 5 en 6
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde feiten onder 1, 5 en 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De aangevers verklaren allen dat zij de verdachte als zeer agressief ervoeren. De verdachte heeft verwezen naar zijn verleden als militair in de oorlog in Afghanistan en banden die hij zou hebben met inlichtingendiensten, waardoor de lading van zijn uitlatingen werd versterkt. De aangiften ondersteunen elkaar doordat uit de aangiften een zelfde dreigend beeld van de verdachte ontstaat en dragen over en weer bij aan de bewijsbaarheid van de feiten en de overtuiging dat de verdachte feiten 1, 5 en 6 heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 10 mei 2024 te Rotterdam medewerkers van het Crisis Interventie Team (CIT) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen dat hij iedereen bij de Jeugdbescherming en het CIT kapot zou gaan maken;
3
hij op 10 mei 2024 te Ridderkerk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield;
5
hij op 11 mei 2024 te Rotterdam aangever onder nummer [nummer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die aangever onder nummer dreigend de woorden toe te voegen "dat ik een leugenaar was en dat hij mij af zou komen maken als ik niet zei waar [persoon A] was" en "dat hij alle hulpverleners ging afmaken en bombarderen en dat hij geen spelletjes speelde";
6
hij op 10 mei 2024 te Rotterdam een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door die medewerker dreigend de woorden toe te voegen "dat hij die medewerker dood zou schieten wanneer hij niet voor een bepaalde tijd op dezelfde dag zijn
dochters terug zou brengen" en "fuck you, you are not God, i am God, you will see what i can do, i will find you and i will kill you".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;

3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

5.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

6.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft hulpverleners bedreigd die betrokken waren bij de uithuisplaatsing van zijn twee dochters. Daarnaast heeft de verdachte een ruit vernield van de woning waar een van zijn dochters tijdelijk verbleef. Het gedrag van de verdachte heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de hulpverleners, terwijl zij hun werk onbelemmerd en onder veilige omstandigheden moeten kunnen doen. Dat de verdachte een geëmotioneerde vader is met psychische problematiek, doet aan de ernst en de aard van de feiten niets af.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholooog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 juli 2024. De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van een manisch psychotische ontregeling. De stoornis die aan deze ontregeling ten grondslag ligt, heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde strafbare feiten beïnvloed. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in een sterk verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog schat het recidiverisico in als matig. Met behulp van een adequate behandeling, begeleiding en toezicht zal een manisch psychotische ontregeling kunnen worden voorkomen en dit kan het recidiverisico verlagen. Er wordt daarom geadviseerd de behandeling na detentie voort te zetten met een klinische fase binnen een forensische GGZ in een gesloten setting. Tijdens de klinische fase kan resocialisatie en verdere diagnostiek plaatsvinden. Aan de hand van de diagnostiek kan verdere behandeling (op poliklinische basis) geïndiceerd worden. Een verplicht contact met de reclassering kan de behandeling en begeleiding ondersteunen.
Reclassering Nederland heeft rapportages over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 mei 2024, 15 augustus 2024 en 9 september 2024. De reclassering sluit aan bij het hiervoor genoemde rapport van de psycholoog en adviseert de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, contactverbod en een locatieverbod. Voor de klinische behandeling is er op 16 augustus 2024 een indicatie afgegeven en de verdachte is aangemeld en geaccepteerd bij drie forensische psychiatrische afdelingen van Fivoor. Er is nog geen plaatsingsdatum bekend.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor de feiten hem in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte hulpverleners heeft bedreigd.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een contactverbod met de dochters, aangezien er al hulpverlening bij het gezin van de verdachte betrokken is. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Niet vast is komen te staan dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 131 (honderd eenendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
7 (zeven) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij de reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich opnemen op een forensische psychiatrische afdeling van Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door een forensische psychiatrische polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
4. de veroordeelde bevindt zich niet op de adressen [adres 1] te Rotterdam, [adres 2] te Rotterdam, [adres 3] te Rotterdam en in de straat [straatnaam] te Ridderkerk, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Tillema, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op 10 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Rotterdam een of meerdere medewerker(s) van het Crisis Interventie Team (CIT) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "dat hij iedereen bij de Jeugdbescherming en het CIT kapot zou gaan maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Rotterdam een onbekend gebleven medewerker van Jeugdbescherming Rotterdam heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die Jbrr dreigend de woorden toe te voegen "Het is beter escalatie te vermijden. Ik ga het afronden", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
3
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Ridderkerk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Rotterdam een medewerker van Instantie Enver onder nummer [nummer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die medewerker onder nummer dreigend de woorden toe te voegen "Jij mag niet tegen mij liegen, jij zal er spijt van krijgen. Ik vertrouw niemand in Nederland. Ik laat ook jouw traceren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Rotterdam aangever onder nummer [nummer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die aangever onder nummer dreigend de woorden toe te voegen "dat ik een leugenaar was en dat hij mij af zou komen maken als ik niet zei waar [persoon A] was" en/of "dat hij alle hulpverleners ging afmaken en bombarderen en dat hij geen spelletjes speelde", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6
hij op of omstreeks 10 mei 2024 te Rotterdam een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die medewerker dreigend de woorden toe te voegen "dat hij die medewerker dood zou schieten wanneer hij niet voor een bepaalde tijd op dezelfde dag zijn
dochters terug zou brengen" en/of "fuck you, you are not God, i am God, you will see what i can do, i will find you and i will kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.