ECLI:NL:RBROT:2024:9765

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
11169447 CV EXPL 24-15859
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake factuur tandarts en oproeping in vrijwaring

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 27 september 2024, heeft Infomedics B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij met betrekking tot een onbetaalde factuur voor tandartsbehandeling. Infomedics, vertegenwoordigd door mr. H.R. Yücesan, eist een betaling van € 2.195,01, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.G.C.P. Smits, heeft de factuur betwist en verzocht om toestemming om derden in vrijwaring op te roepen, waaronder de tandartspraktijk en de zorgverzekeraar VGZ.

De kantonrechter heeft de eis van de gedaagde om de tandartspraktijk in vrijwaring op te roepen afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de tandarts of de praktijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de onbetaalde factuur. Echter, de verzoeken om VGZ in vrijwaring op te roepen zijn toegewezen, omdat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat VGZ mogelijk verantwoordelijk is voor de vergoeding van het restantbedrag van de factuur. De rechter heeft bepaald dat de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De hoofdzaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de zaak zal op 7 november 2024 opnieuw worden behandeld, waarbij de gedaagde de gelegenheid krijgt om te reageren op de dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11169447 CV EXPL 24-15859
datum uitspraak: 27 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Infomedics B.V.,
vestigingsplaats: Almere,
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. H.R. Yücesan,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
gemachtigde: mr. P.G.C.P. Smits.
De partijen worden hierna ‘Infomedics’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 juni 2024, met bijlagen;
  • de eis in het incident, met bijlagen;
  • het antwoord in het incident, met bijlagen.

2.De eis in de hoofdzaak

2.1.
Infomedics eist in de hoofdzaak samengevat:
- [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.195,01 met de wettelijke rente over
€ 1.851,78;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met de wettelijke rente daarover;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.851,78, rente van € 65,46 (berekend tot 27 mei 2024) en buitengerechtelijke kosten van € 277,77.
2.2.
Infomedics baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft op 27 juli 2023 een tandartsbehandeling ondergaan bij of via [naam praktijk] in [plaatsnaam] . Voor deze behandeling heeft Infomedics - dat de vordering in eigendom van de tandartspraktijk overgedragen heeft gekregen - op 19 oktober 2023 een factuur aan [gedaagde] gestuurd van € 1.851,78. Die factuur heeft [gedaagde] niet betaald.

3.De eis en het verweer in het incident

3.1.
[gedaagde] eist toestemming om ‘ [naam 1] van de [naam praktijk] ’ en ‘ [naam 2] van Zorgverzekeraar VGZ’ in vrijwaring op te roepen. [gedaagde] baseert de eis op het volgende. De factuur ziet op een restantbedrag van
€ 1.851,78 van de totale behandelkosten van € 4.245,28. Het restantbedrag is niet vergoed door de zorgverzekeraar van [gedaagde] , te weten VGZ. [gedaagde] is van mening dat, als het restantbedrag verband houdt met de behandeling, het alsnog bij VGZ in rekening moet worden gebracht, althans door haar moet worden vergoed. Voor het geval de vordering van Infomedics wordt toegewezen, heeft [gedaagde] er dan ook belang bij VGZ in vrijwaring op te roepen.
3.2.
Infomedics is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Voor zover [gedaagde] met zijn eis heeft bedoeld [naam praktijk] in vrijwaring te willen oproepen, moet die eis worden afgewezen. [naam praktijk] heeft niet onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld. [gedaagde] heeft zelf opdracht gegeven voor het uitvoeren van de behandeling en is dus als opdrachtgever aan te merken. Wat [gedaagde] aanvoert kan er niet toe leiden dat [naam praktijk] de onderhavige factuur zou moeten betalen.
3.3.
Voor zover [gedaagde] daarnaast met zijn eis heeft bedoeld VGZ in vrijwaring te willen oproepen omdat hij van mening is dat VGZ het volledige factuurbedrag had moeten vergoeden, voert Infomedics daartegen geen verweer en refereert zij zich aan het oordeel van de kantonrechter.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
Op grond van artikel 210 Rv kan een gedaagde partij in de hoofdzaak een derde partij in vrijwaring oproepen indien zij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat door [gedaagde] als gedaagde partij in de hoofdzaak wordt gesteld dat hij krachtens zijn rechtsverhouding tot de derde partij, die hij in vrijwaring wil oproepen, recht en belang heeft de nadelige gevolgen van een voor hem ongunstige afloop van de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk op die derde partij te verhalen.
4.2.
[gedaagde] heeft ten eerste geëist dat het hem toegestaan wordt om ‘ [naam 1] van [naam praktijk] ’ in vrijwaring op te roepen.
[gedaagde] heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een veroordeling van hem in de hoofdzaak tot gevolg kan hebben dat hij op grond van zijn rechtsverhouding met de tandarts dan wel de tandartspraktijk geheel of gedeeltelijk regres zal kunnen nemen op de tandarts en/of de tandartspraktijk. Niet valt in te zien om welke reden de tandarts en/of de tandartspraktijk veroordeeld zouden moeten worden tot betaling van de door hen zelf gemaakte behandelkosten, zoals opgenomen in de factuur van 19 oktober 2023. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen daar in elk geval een concrete en deugdelijke rechtsgrond voor aan te voeren, maar dat kan uit hetgeen hij heeft gesteld niet worden afgeleid. De incidentele eis tot oproeping in vrijwaring van [naam 1] van [naam praktijk] wordt daarom afgewezen.
4.3.
Hoewel [gedaagde] daarnaast aan het slot van zijn eis in incident heeft geëist dat het hem toegestaan wordt om ‘ [naam 2] van Zorgverzekeraar VGZ’ in vrijwaring op te roepen, begrijpt de kantonrechter dit deel van de eis van [gedaagde] zo dat hij bedoeld heeft toestemming te vragen om VGZ in vrijwaring te mogen oproepen. Uit de inhoud van zijn incidentele conclusie volgt immers dat [gedaagde] van mening is dat VGZ hem dient te vrijwaren voor de kosten van de tandartspraktijk en dat de door [gedaagde] genoemde ‘ [naam 2] ’ slechts als eventuele getuige in de procedure zou kunnen optreden. De kantonrechter gaat er in het vervolg van de beoordeling dan ook van uit dat [gedaagde] heeft beoogd VGZ in vrijwaring te willen oproepen.
4.4.
[gedaagde] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat tussen hem en VGZ een rechtsverhouding bestaat die mogelijk tot vrijwaring door VGZ verplicht. Indien immers juist is hetgeen [gedaagde] heeft gesteld en VGZ in haar hoedanigheid van zorgverzekeraar ook het restantbedrag van de factuur zou moeten vergoeden, zal [gedaagde] de nadelige gevolgen van het eventuele verlies in de hoofdzaak geheel of ten dele kunnen afwentelen op VGZ. Dat betekent dat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan. Nu Infomedics zich daarnaast heeft gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter, zal de incidentele vordering voor zover deze betrekking heeft op het in vrijwaring oproepen van VGZ worden toegewezen, zoals hierna vermeld.
4.5.
Volgens [gedaagde] moet Infomedics in de proceskosten in het incident worden veroordeeld omdat Infomedics onnodig een procedure tegen hem is gestart. De vraag of Infomedics al dan niet terecht een procedure is gestart tegen [gedaagde] komt echter aan de orde in de hoofdzaak en is dus niet van invloed op een eventuele proceskostenveroordeling in dit incident. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten in het incident worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In de hoofdzaak
4.6.
[gedaagde] heeft nog niet gereageerd op de dagvaarding. Dat mag hij nog doen. De zaak wordt daarvoor verwezen naar de hierna bij de beslissing genoemde rolzitting.
4.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
staat toe dat VGZ door [gedaagde] wordt gedagvaard tegen de rolzitting van
donderdag 7 november 2024 om 11:30 uur;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de hoofdzaak naar de rolzitting van
donderdag 7 november 2024 om 11.30 uurvoor conclusie van antwoord door [gedaagde] ;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
44487