ECLI:NL:RBROT:2024:979

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
10551451 CV EXPL 23-16596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van een overeenkomst tot verbouwingswerkzaamheden met geschil over de uitvoering en schikkingsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2024, gaat het om een vordering van [eiser01] tegen [gedaagde01] in het kader van een overeenkomst voor verbouwingswerkzaamheden. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. Rezaie, eist betaling van een bedrag van € 7.726,52, bestaande uit een hoofdsom van € 7.001,45 en buitengerechtelijke kosten van € 725,07. De eiser stelt dat de gedaagde een deel van de aanneemsom en een bedrag voor meerwerk onbetaald heeft gelaten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.F. van Leeuwen, betwist de vordering en beroept zich op een eerder gesloten schikkingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat de gedaagde maximaal € 7.000,00 verschuldigd zou zijn, afhankelijk van de uitvoering van de werkzaamheden.

Tijdens de procedure is gebleken dat er geen formele oplevering of eindinspectie heeft plaatsgevonden, en dat de gedaagde stelt dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de eiser geen aanspraak kan maken op het bedrag van € 2.000,00 dat in de schikkingsovereenkomst is genoemd, omdat de voorwaarden voor betaling niet zijn vervuld. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de kant van de gedaagde worden vastgesteld op € 792,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10551451 CV EXPL 23-16596
datum uitspraak: 12 januari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01], die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. D. Rezaie,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.F. van Leeuwen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 juni 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 4 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig de gemachtigde van [eiser01] , [gedaagde01] en de gemachtigde van [gedaagde01] .

2.De feiten

2.1.
Tussen [gedaagde01] als opdrachtgever en [eiser01] als opdrachtnemer is in februari 2022 een overeenkomst tot stand gekomen op basis waarvan [eiser01] verbouwingswerkzaamheden zou (laten) uitvoeren in, op of aan de woning van [gedaagde01] . Daarbij werd conform een offerte van [eiser01] afgesproken dat [gedaagde01] een aanneemsom van in totaal € 17.395,00 aan [gedaagde01] zou betalen.
2.2.
Op 28 maart 2022 ontving [gedaagde01] van [eiser01] een factuur met betrekking tot extra werkzaamheden.
2.3.
Op 29 mei 2022 hebben partijen een regeling (hierna ook: schikkingsovereenkomst) met elkaar getroffen, die zij als volgt hebben vastgelegd:
“(…)
Middels het ondertekenen van dit document verklaren beide partijen, [eiser01] en [gedaagde01] , tot een schikking te zijn gekomen omtrent de werkzaamheden welke zijn volbracht en nog dienen te worden opgeleverd aan [adres01] te [plaats01] .
Beide partijen komen overeen tot een schikkingsbedrag van €7000,-. Dit genoemde bedrag zal in twee delen contant worden voldaan van €5000,- en €2.000,-. Bij uitbetaling en inontvangstneming tekenen beide partijen dit document. (…)
Met het voldoen van €7000,- heeft [gedaagde01] alle facturen, welke [eiser01] heeft opgesteld jegens [gedaagde01] , voldaan. Deze facturen bestaan uit documenten met factuurnummers: 20220001, 20220002, 20220003, 20220004, 20220005 (bijlage 3) en 20220006 (bijlage 2). Beide partijen komen overeen dat er buiten de genoemde factuurnummers geen andere facturen nog openstaande bedragen bestaan of bekend zijn.
De voorwaarde welke aan deze schikking zijn gebonden, zijn als volgt:
1) [eiser01] voltooid het volgende:
(…)
1.4)Alle hierboven genoemde werkzaamheden dienen binnen 30 kalenderdagen, na eerste handtekening onder dit document, te worden voldaan. Wanneer [eiser01] niet binnen de gestelde termijn aan deze voorwaarden voldoet, behoud [gedaagde01] het recht voor om het herstel door een andere partij te laten uitvoeren en de kosten daarvan op [eiser01] te verhalen.
[gedaagde01] voltooid het volgende:
2.1) Er zal een bedrag van €5000,- contant worden voldaan bij het ondertekenen van dit document.
2.2) Na oplevering van de genoemde punten 1.1 tot en met 1.3 zal er een algehele inspectie plaatsvinden waar beide partijen bij aanwezig zijn. Mits alle werkzaamheden voldoen aan de voorwaarden zal het laatste bedrag van €2000,- worden voldaan in contanten. Bij eventuele gebreken zal er pas worden overgegaan tot betaling bij het oplossen of corrigeren van deze gebreken. Hierbij dient rekening gehouden te worden me de gestelde termijn in 1.4 en de daaraan gebonden voorwaarden.
(…)
2.4.
[gedaagde01] heeft € 5.000,00 contant aan [eiser01] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 7.726,52 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 7.001,45 en buitengerechtelijke kosten van € 725,07.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende.
[gedaagde01] heeft een deel van de oorspronkelijke aanneemsom en een bedrag dat in rekening bij hem is gebracht voor meerwerk onbetaald gelaten. In totaal moet [gedaagde01] nog een bedrag van € 7.001,45 aan hoofdsom aan [eiser01] voldoen. Verder maakt [eiser01] aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 725,07 en wettelijke rente.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en stelt zich op het standpunt dat hij niets meer aan [eiser01] hoeft te betalen. Volgens [gedaagde01] geldt de schikkingsovereenkomst tussen partijen en kan [eiser01] zijn eis niet baseren op de oorspronkelijke overeenkomst en de daaruit voortvloeiende facturen. [eiser01] is zijn verplichtingen op grond van de schikkingsovereenkomst niet nagekomen, zodat [gedaagde01] het resterende bedrag van
€ 2.000,00, zoals bedoeld in de schikkingsovereenkomst, niet aan [eiser01] verschuldigd is geworden, aldus [gedaagde01] .

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] heeft in de dagvaarding de schikkingsovereenkomst niet genoemd. [gedaagde01] heeft zijn verweer op de schikkingsovereenkomst gebaseerd en de schikkingsovereenkomst bij antwoord in het geding gebracht. Daarmee geconfronteerd heeft [eiser01] zich op het standpunt gesteld dat teruggevallen moet worden op de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen, nu de oorspronkelijke overeenkomst niet is ontbonden door de wederpartij én [gedaagde01] het in de schikkingsovereenkomst genoemde bedrag van € 2.000,00 niet aan hem heeft voldaan.
De kantonrechter volgt [eiser01] niet in dit standpunt.
Uit de schikkingsovereenkomst blijkt duidelijk dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat [eiser01] afstand deed van de aanspraak op betaling van facturen, waarvan hij in eerste instantie betaling wenste op grond van de oorspronkelijke overeenkomst én dat [gedaagde01] in plaats daarvan nog hooguit een bedrag van € 7.000,00 verschuldigd zou zijn aan [eiser01] . Dat [gedaagde01] het bedrag van € 2.000,00 niet aan [eiser01] heeft betaald kan ook niet tot de conclusie leiden dat om die reden teruggevallen moet worden op de oorspronkelijke overeenkomst. De kantonrechter acht daar in schikkingsovereenkomst en ook overigens geen grond voor aanwezig. Het niet betalen van het bedrag van € 2.000,00 is in ieder geval niet als ontbindende voorwaarde in de schikkingsovereenkomst opgenomen.
De kantonrechter neemt de inhoud van de schikkingsovereenkomst dan ook als uitgangspunt voor de rechten en verplichtingen van beide partijen. Doordat partijen met elkaar de schikkingsovereenkomst hebben gesloten, is geen sprake van een door [gedaagde01] aan [eiser01] verschuldigd bedrag op grond van de oorspronkelijke overeenkomst.
4.2.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser01] zich - naar aanleiding van het verweer van [gedaagde01] - subsidiair op het standpunt stelt dat [gedaagde01] op grond van de schikkingsovereenkomst een bedrag (van minimaal € 1.200,00) aan [eiser01] verschuldigd is.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde01] het bedrag van € 5.000,00 aan [eiser01] heeft betaald op grond van de schikkingsovereenkomst. Dit betekent dat [gedaagde01] nog hooguit een bedrag van
€ 2.000,00 verschuldigd kan zijn aan [eiser01] . Aan de verschuldigdheid van dat bedrag is in de schikkingsovereenkomst de voorwaarde verbonden dat alle in de schikkingsovereenkomst opgesomde werkzaamheden zijn verricht door [eiser01] . Als bij de oplevering van het werk nog gebreken zouden worden vastgesteld, dan zou [gedaagde01] het bedrag van € 2.000,00 pas moeten betalen na het herstel van de gebreken. Dit in samenhang met de afspraak in de schikkingsovereenkomst dat na afronding van de werkzaamheden nog een algehele eindinspectie zou plaatsvinden waar beide partijen bij aanwezig zijn, leidt tot de conclusie dat [gedaagde01] het bedrag van € 2.000,00 niet hoefde te betalen als er geen eindinspectie zou plaatsvinden én de werkzaamheden volgens [gedaagde01] niet geheel conform afspraak of ondeugdelijk zijn verricht.
4.4.
Vast staat dat er geen eindinspectie of formele oplevering in de woning van [gedaagde01] heeft plaatsgevonden. Daarnaast stelt [gedaagde01] zich op het standpunt dat [eiser01] niet alle afgesproken werkzaamheden deugdelijk heeft verricht en afgerond. [gedaagde01] heeft op de zitting voorbeelden genoemd van werk dat volgens hem niet is afgerond of niet goed is gedaan. [eiser01] heeft op zijn beurt niet (voldoende) onderbouwd dat hij die afgesproken werkzaamheden wel naar behoren heeft verricht, dan wel dat bepaalde tekortkomingen voor rekening en risico van [gedaagde01] zouden moeten komen. Daarom kan er in rechte niet van worden uitgegaan dat [eiser01] alle afgesproken werkzaamheden naar behoren heeft verricht.
4.5.
Eén en ander leidt tot het oordeel dat [eiser01] geen aanspraak kan maken op het bedrag van € 2.000,00 of een deel daarvan. Er is dan ook geen sprake van een toewijsbaar bedrag aan hoofdsom.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.6.
De nevenvorderingen delen in het lot van afwijzing.
proceskosten
4.7.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv).
De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 660,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,00) en € 132,00 aan nakosten. Dit is totaal € 792,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 792,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
757