ECLI:NL:RBROT:2024:9962

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
ROT 23/5468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake herbeoordeling kinderopvangtoeslag en de verplichtingen van de Belastingdienst

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 31 mei 2024, wordt de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag van eiseres besproken. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 21 april 2022, waarin werd vastgesteld dat zij niet in aanmerking komt voor een compensatiebedrag van € 30.000,-. Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen niet heeft voldaan aan de verplichtingen om de op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking te stellen en eiseres niet heeft gehoord, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen binnen een termijn van twaalf weken. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat eiseres de benodigde informatie ontvangt om haar standpunt te onderbouwen en dat de Belastingdienst/Toeslagen moet motiveren of eiseres in aanmerking komt voor de herstelmaatregelen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5468

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Procesverloop

1.1.
Eiseres heeft bij Belastingdienst/Toeslagen een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking van 21 april 2022 met kenmerk [naam kenmerk 1] .
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
1.3.
Belastingdienst/Toeslagen heeft op 24 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
1.4
De rechtbank heeft bij brief van 19 december 2023 Belastingdienst/Toeslagen verzocht om alle aan de besluiten van 21 april 2022 (zaaknummer 23/5468) en 17 mei 2023 (zaaknummer 23/7793) ten grondslag liggende stukken naar de rechtbank toe te zenden. Belastingdienst/Toeslagen heeft hierop niet gereageerd.
1.5.
Verweerder heeft op 10 januari 2024 een dwangsombeschikking genomen.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 gezamenlijk met zaaknummer 23/7793 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, mr. S.C. Scheermeijer die heeft waargenomen voor mr. J.F. Cheung en namens Belastingdienst/Toeslagen gemachtigde [naam 2] . Tijdens de zitting heeft Belastingdienst/Toeslagen gemeld dat op 7 februari 2024 een beslissing op bezwaar is genomen en dat deze nog toegestuurd zal worden.
1.7.
Belastingdienst/Toeslagen heeft op 9 februari 2024 de beslissing op bezwaar gedagtekend op 14 februari 2024 (bestreden besluit) waarin het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard, aan de rechtbank toegezonden.
1.8.
Eiseres heeft op 27 februari 2024 met een beroepschrift op het bestreden besluit gereageerd. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.
Bij bericht van 21 maart 2024 heeft verweerder verwezen naar zijn verweerschrift van
24 augustus 2023 en het bestreden besluit.
1.9.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Aanvraag herbeoordeling recht op kinderopvangtoeslag en afwijzing Catshuisregeling
2.1.
Eiseres heeft zich bij Belastingdienst/Toeslagen gemeld voor een herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Bij besluit van 21 april 2022 heeft Belastingdienst/ Toeslagen bepaald dat op basis van de zogenaamde lichte toets eiseres niet in aanmerking komt voor een minimaal compensatiebedrag van € 30.000,-, maar dat pas later een definitief besluit ten aanzien van de compensatie zal worden genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit op 8 februari 2023 bezwaar gemaakt.
2.2.
Eiseres heeft Belastingdienst/Toeslagen op 28 juni 2023 in gebreke gesteld en na de ontvangst daarvan door Belastingdienst/Toeslagen zijn meer dan twee weken verstreken, waarna eiseres het beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend.
Afwijzing vergoeding na integrale toets
3. Bij besluit van 17 mei 2023 met kenmerk [naam kenmerk 2] heeft Belastingdienst/Toeslagen besloten dat uit de integrale beoordeling blijkt dat eiseres geen gedupeerde is en daarom ook geen recht op compensatie heeft. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Beslissing op bezwaar Catshuisregeling
4. Belastingdienst/Toeslagen heeft bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres inzake de Catshuisregeling niet-ontvankelijk verklaard. Belastingdienst/Toeslagen stelt zich op het standpunt dat bij de integrale beoordeling in het besluit van 17 mei 2023 ook de onderdelen van de eerste toets inzake de Catshuisregeling opnieuw zijn beoordeeld. Eiseres is geen gedupeerde en heeft daarom geen recht op compensatie. Eiseres kan met een beoordeling van het bezwaar tegen de eerste toets niet bereiken dat zij alsnog als gedupeerde wordt aangemerkt. Bij de beoordeling in bezwaar bekijkt Belastingdienst/Toeslagen alleen of de eerste toets goed is uitgevoerd en dat is bij de integrale beoordeling gedaan. Belastingdienst/Toeslagen stelt zich op het standpunt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij haar bezwaar nu er op haar bezwaar is beslist.
5. Eiseres betoogt dat haar het forfaitaire bedrag van € 30.000,- toekomt. Zij voert aan dat zij geen stukken heeft ontvangen van Belastingdienst/Toeslagen en daardoor haar standpunt niet kan onderbouwen noch het bestreden besluit op juistheid kan controleren. Zij voert verder aan dat zij Belastingdienst/Toeslagen niet kan volgen in het standpunt dat door de integrale beoordeling de onderdelen van de eerste toets opnieuw zouden zijn beoordeeld, omdat sprake is van verschillende toetsingskaders.
Toetsingskader
6. Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor de toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000,-. [1] De herstelmaatregelen zijn opgesomd in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht. Een beschikking over het forfaitaire bedrag die is gegeven voor het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wht, wordt vanaf dat tijdstip aangemerkt als gegeven krachtens artikel 2.7 van de Wht. [2]
7. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat toekenning van het forfaitaire bedrag plaatsvindt na een zogenoemde eerste zorgvuldige toets door Belastingdienst/Toeslagen, waarbij niet alle op de zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden worden getoetst, omdat anders een snelle toekenning van het forfaitaire bedrag zou worden belemmerd. [3] In de brief van de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer van 30 april 2021 [4] is het volgende beoordelingsproces opgenomen:
8. De informatie op grond waarvan Belastingdienst/Toeslagen heeft vastgesteld of een aanvrager in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag, maakt onderdeel uit van de op de zaak betrekking hebbende stukken, die voorafgaand aan de hoorzitting aan de belanghebbende ter beschikking moeten worden gesteld. [5] Belastingdienst/Toeslagen moet daarbij toelichten welke gegevensbronnen zijn geraadpleegd. Als de beoordeling van Belastingdienst/Toeslagen (mede) rust op de vaststelling dat geen informatie beschikbaar is over de belanghebbende in een geraadpleegde gegevensbron, dan moet Belastingdienst/Toeslagen die vaststelling onderbouwen, bijvoorbeeld met een schermafbeelding van de resultaten van een zoekopdracht, onder vermelding van de gebruikte zoektermen en -parameters.
9. Belastingdienst/Toeslagen moet op grondslag van het bezwaar het besluit over het forfaitaire bedrag heroverwegen op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van de heroverweging en op basis van het op dat moment geldende recht of beleid. [6]
10. Uit het systeem van de Wht volgt dat de heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag voor een deel kan samenvallen met het (primaire) besluit over de toepassing van een herstelmaatregel. Met het besluit over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is – voor Belastingdienst/Toeslagen – ook de vraag beantwoord of de aanvrager in aanmerking komt voor een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Wht. Evenzo voor het besluit over de opzet/grove schuld (O/GS)-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid van de Wht en de herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wht. De heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag kan echter betrekking hebben op alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen. Voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft, moet Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van iedere in dat artikel genoemde herstelmaatregel motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Een enkele verwijzing naar het besluit over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is dus onvoldoende, als het bezwaar ook betrekking heeft op andere herstelmaatregelen dan die genoemd in artikel 2.7, vierde lid, aanhef en onder a en b, van de Wht.
11. Het voorgaande laat de verplichting van Belastingdienst/Toeslagen tot het ter beschikking stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken onverlet. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 8 is overwogen.
12. Het voor een deel samenvallen van de heroverweging van het besluit over het forfaitaire bedrag met een (primair) besluit over de toepassing van een herstelmaatregel, betekent niet dat de belanghebbende geen belang meer heeft bij het bezwaar tegen het besluit over het forfaitaire bedrag. De uitkomst van dat bezwaar, voor zover dat betrekking heeft op een bepaalde herstelmaatregel, zal veelal het (primaire) besluit over de toepassing van die herstelmaatregel volgen. Bij een besluit tot afwijzing van de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, is het bezwaar tegen de afwijzing van het forfaitaire bedrag dus wat die herstelmaatregel betreft in beginsel ongegrond.
13. Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Belastingdienst/Toeslagen neemt op een aanvraag tot herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag een veelheid aan beschikkingen. Dit volgt voor een deel uit het systeem van de Wht, waarin het besluit over het forfaitaire bedrag, [7] de compensatie en O/GS-tegemoetkoming [8] en de aanvullende compensatie [9] en O/GS-tegemoetkoming [10] afzonderlijke besluiten zijn. Ook de werkwijze van Belastingdienst/Toeslagen draagt hieraan bij, door veelal per herstelmaatregel en per toeslagjaar een afzonderlijk besluit te nemen. Tegen ieder besluit staat rechtsbescherming open en kan in bezwaar, beroep en hoger beroep worden geprocedeerd. Het gevolg is dat het herstel van gedupeerden gefragmenteerd in een veelheid aan procedures aan de orde kan komen, waarbij in de meeste procedures slechts een deelaspect van dat herstel kan worden behandeld, terwijl bedoeld is zo breed en samenhangend mogelijk herstel te bieden. [11]
De rechtbank voorziet en wijst Belastingdienst/Toeslagen en de wetgever er nadrukkelijk op dat op deze wijze een aanvrager niet alleen jarenlang moet wachten op primaire besluiten en beslissingen op bezwaar in de bestuurlijke fase, maar dan nog eens vele jaren verwikkeld kan zijn in allerlei procedures bij de rechtbank en de Afdeling. Dit staat haaks op de doeleinden van de hersteloperatie en komt het herstel van het vertrouwen in de overheid niet ten goede.

Beoordeling

14. Het bestreden besluit komt niet tegemoet aan het beroep van eiseres, zodat het beroep ingevolge artikel 6:20, derde lid, van Awb mede is gericht tegen dit besluit.
15. Belastingdienst/Toeslagen heeft niet de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking gesteld. De rechtbank verwijst naar wat hiervoor onder 8 is overwogen. Eiseres is voorafgaande aan het bestreden besluit ook niet gehoord. Hiermee heeft Belastingdienst/Toeslagen in strijd gehandeld met artikel 7:2 en 7:4 van de Awb. Belastingdienst/Toeslagen heeft ook geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de rechtbank op grond van artikel 8:42 van de Awb om de op de zaak betrekking hebbende stukken over te leggen. Het dossier bestaat enkel uit de besluiten van Belastingdienst/Toeslagen. Op basis van deze stukken kan de rechtbank dus niet vaststellen of Belastingdienst/Toeslagen bij de voorbereiding van het bestreden besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen heeft vergaard, zoals is vereist op grond van artikel 3:2 van de Awb.
16. Belastingdienst/Toeslagen heeft in het bestreden besluit enkel verwezen naar het besluit van 17 mei 2023 over de compensatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Zoals hiervoor onder 10 is overwogen, is dit onvoldoende en moet, voor zover het bezwaar daartoe aanleiding geeft, Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van iedere in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregel motiveren of de aanvrager daarvoor in aanmerking komt. Door enkel te verwijzen naar het besluit over de compensatie heeft Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie

17. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met de verplichting tot het beschikbaar stellen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, de hoorplicht, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. [12] Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Belastingdienst/Toeslagen moet eerst de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres ter beschikking stellen. Vervolgens moet eiseres worden gehoord. Ten slotte moet Belastingdienst/Toeslagen ten aanzien van alle in artikel 2.7, vierde lid, van de Wht genoemde herstelmaatregelen motiveren of eiseres daarvoor in aanmerking komt. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen Belastingdienst/Toeslagen de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
18. Belastingdienst/Toeslagen moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als Belastingdienst/Toeslagen gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Belastingdienst/Toeslagen. In beginsel, ook in de situatie dat Belastingdienst/Toeslagen de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
19. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt Belastingdienst/Toeslagen op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.H.I. Zwaneveld-Butter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 mei 2024.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 2.7, eerste lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
2.Artikel 8.6 van de Wht.
3.Kamerstukken II 2021/22, 36151, nr. 3 (MvT), p. 80.
4.Kamerstukken II 2020/21, 31066, nr. 819, p. 2-3.
5.Artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Zie artikel 7:11, eerste lid, van de Awb en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571.
7.Artikel 2.7, eerste lid, van de Wht.
8.Artikel 2.1, eerste lid en 2.6, eerste lid jo. artikel 6.3, eerste lid, van de Wht.
9.Artikel 2.1, derde lid, van de Wht.
10.Artikel 2.6, derde lid, van de Wht.
11.Kamerstukken II 2021/22, 36151, nr. 3 (MvT), p. 4.
12.Respectievelijk artikel 7:4, 7:2, 3:2 en 7:12 van de Awb.