ECLI:NL:RBROT:2025:10010

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/700430 / KG ZA 25-496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over opheffing executoriaal beslag en naleving afspraken

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, betreft het een burengeschil tussen eiseres en gedaagden, die al jarenlang in conflict zijn over verschillende kwesties. Eiseres heeft een kort geding aangespannen om het executoriale beslag dat door gedaagden is gelegd op haar woning op te heffen. Dit beslag is gelegd naar aanleiding van een vonnis van 5 augustus 2024, waarin aan eiseres verschillende verboden en geboden zijn opgelegd, waaronder het verbod om gedaagden aan te spreken en het benaderen van haar woning via een bepaalde straat. Gedaagden hebben gesteld dat eiseres deze verboden heeft overtreden, wat heeft geleid tot de eis van dwangsommen en het leggen van beslag.

De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 21 juli 2025 geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres de opgelegde dwangsommen heeft verbeurd, en heeft het beslag opgeheven. De rechter heeft vastgesteld dat er een impasse is ontstaan tussen partijen, waarbij beide partijen elkaar beschuldigen van overtredingen van gemaakte afspraken. De rechter heeft besloten om gedaagden te verbieden om in strijd met de gemaakte afspraken te handelen, met een dwangsom als sanctie. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is bedoeld om de onhoudbare situatie tussen de buren te verhelpen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/700430 / KG ZA 25-496
Vonnis in kort geding van 21 juli 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 juni 2025
  • de akte vermeerdering van eis
  • 12 producties van [eiseres]
  • een usb-stick met producties van [gedaagden]
  • de mondelinge behandeling gehouden op 7 juli 2025
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagden]

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagden] zijn buren. Tussen hen woedt al jarenlang een burenruzie.
2.2.
Partijen hebben verschillende juridische procedures tegen elkaar gevoerd.
Eén van die procedures leidde - tijdens een mondelinge behandeling in hoger beroep bij het hof Den Haag - op 25 januari 2023 tot een proces-verbaal, waarin partijen (en de partner van [eiseres]) afspraken hebben gemaakt. Volgens [gedaagden] kwam [eiseres] de gemaakte afspraken niet na. Daarom zijn [gedaagden] later in 2023 en in 2024 kort gedingen bij de voorzieningenrechter in deze rechtbank gestart. In het eerste kort geding is op 13 november 2023 een vonnis gewezen, waarin aan [eiseres] vier verboden en één gebod zijn opgelegd. Aan die verboden en dat gebod is geen dwangsom verbonden. In het tweede kort geding is op 5 augustus 2024 een vonnis gewezen. Daarin zijn in conventie aan [eiseres] één verbod en één gebod opgelegd en aan [gedaagden] in reconventie twee verboden, waaraan dwangsommen zijn verbonden.
2.3.
In het proces-verbaal van 25 januari 2023 hebben partijen onder meer het volgende afgesproken:
“(…)
4. Partijen zullen geen camera's hebben die de tuin en woning van de ander kunnen filmen. Camera's op de begane grond die alleen de eigen tuin of woning filmen zijn toegestaan. [eiseres] heeft een camera op het dak die haar zonnepanelen filmt. Zij zal ervoor zorg dragen dat die camera niet de achtertuin van [gedaagde 1] zal filmen. Zij zal de camera dus ook niet draaien. [gedaagde 1] heeft een camera tegen de achtergevel gericht op de uitbouw. Ook die camera zal niet tuin of woning van [eiseres] filmen.
5. Partijen zullen ook met telefoons geen beelden van elkaar maken of laten maken.
(…)”.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 5 augustus 2024 (o.a.) in conventie het volgende overwogen en beslist:
“(…)
Ingrijpen in de situatie is nu noodzakelijk
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter partijen gevraagd wat voor hen de waarde is van de afspraken die zij op 23 januari 2023 hebben gemaakt. Hoewel de beide partijen daarop antwoordden dat zij zich aan de afspraken houden, blijkt het tegendeel uit de ingediende filmpjes en foto's. Daarbij moet wel een kanttekening worden geplaatst. [gedaagden] hebben namelijk uitgelegd dat zij [eiseres] filmen, omdat [eiseres] de gemaakte afspraken overtreedt en [gedaagden] daar bewijs van willen hebben. Dat is niet onbegrijpelijk. Tegelijkertijd heeft [eiseres] gezegd dat de camera’s een "trigger" voor haar zijn, omdat zij zich bespied voelt en aangetast in haar privacy. De camera's werken voor haar als een rode lap op een stier.
3.5.
Partijen houden elkaar dus in een wurggreep door vooral naar elkaar te wijzen en, naar het zich laat aanzien, vooral niet als eerste te willen stoppen. [gedaagden] willen [eiseres] (blijven) filmen, omdat [eiseres] de gemaakte afspraken overtreedt. En [eiseres] overtreedt de gemaakte afspraken, omdat [gedaagden] haar filmen en zij zich daardoor bespied voelt. Verder pest/provoceert [eiseres] door tijdens de rituele zonnegroet te gebaren in de richting van (de woning van) [gedaagden] en door haar scooter midden op de stoep (bijna voor de woning van [gedaagden]) te plaatsen en leggen [gedaagden] op alle slakken zout door ook filmpjes van gedragingen van [eiseres] die duidelijk niet onrechtmatig en/of in strijd met de gemaakte afspraken zijn in het geding te brengen. Kortom, er is geen sprake van een gezonde burenrelatie en de situatie dreigt te escaleren. Aan deze situatie moet zo snel mogelijk een einde komen en daarom is het noodzakelijk om nu in te grijpen in het - op grond van de op 23 januari 2023 gemaakte afspraken - onrechtmatige gedrag van partijen.
Twee verboden en één gebod voor [eiseres], onder druk van een dwangsom
3.6.
De voorzieningenrechter verbiedt [eiseres] om [gedaagden] aan te spreken, aan te roepen en uit te schelden en voorwerpen in de richting van (de voortuin van) de woning van [gedaagden] te gooien. Verder gebiedt de voorzieningenrechter [eiseres] om haar woning uitsluitend te benaderen vanuit de [straatnaam], omdat [eiseres] dat - in weerwil van de op 23 januari 2023 gemaakte afspraken - niet altijd doet. Als [eiseres] zich niet aan de verboden en/of het gebod houdt, moet zij een dwangsom van € 250,00 per keer met een maximum van € 25.000,00 aan [gedaagden] betalen.
(…)
in conventie
4.1.
verbiedt [eiseres] om [gedaagden] aan te spreken, aan te roepen en uit te schelden en voorwerpen in de richting van (de voortuin van) de woning van [gedaagden] te gooien;
4.2.
gebiedt [eiseres] om haar woning uitsluitend te benaderen vanuit de [straatnaam];
4.3.
veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagden] een dwangsom te betalen van € 250,00 per keer dat zij (één van) de verboden onder 4.1. of het gebod onder 4.2. overtreedt, met dien verstande dat [eiseres] maximaal € 25.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
4.6.
wijst al het andere af;
(…)”.
2.5.
Het vonnis van 5 augustus 2024 is op 12 september 2024 aan [eiseres] betekend.
2.6.
Omdat [eiseres] volgens [gedaagden] het aan haar opgelegde ver- en gebod overtreedt, hebben [gedaagden] bij exploot van 17 februari 2025 dwangsommen aangezegd ten bedrage van € 25.000,-, waarvoor op 28 maart 2025 executoriaal beslag is gelegd op het aan [eiseres] toebehorende deel van de woning aan [adres].

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
het executoriale beslag op te heffen, dan wel [gedaagden] te veroordelen om binnen 48 uur na het ten dezen te wijzen vonnis dat beslag op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van € 100.000,-;
[gedaagden] te gebieden de executie van het executoriale beslag te staken en gestaakt
te houden, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, met een maximum van
€ 100.000,-;
3. [gedaagden] te verbieden om in strijd met het proces-verbaal van [23, juist is:] 25 januari 2023 te handelen door [eiseres] niet te filmen op haar privéterrein, dan wel te bepalen dat het [gedaagden] wordt verboden om [eiseres] op haar privéterrein te filmen (punt 4) en dat het [gedaagden] wordt verboden om met hun telefoon beelden van [eiseres] te maken (punt 5), op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding, met een maximum van
€ 50.000,-;
4. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

Eiswijziging

4.1.
[gedaagden] hebben geen expliciet bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering. Aangezien deze eisvermeerdering naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen strijdigheid oplevert met de eisen van een goede procesorde, wordt op deze gewijzigde eis recht gedaan.
Spoedeisendheid
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit voort uit de aard van het gevorderde. [gedaagden] hebben de spoedeisendheid ook niet betwist.
Inhoudelijk
4.3.
Partijen twisten over de vraag of [eiseres] op grond van het vonnis van 5 augustus 2024 dwangsommen heeft verbeurd en, in verband daarmee, of het op 28 maart 2025 gelegde executoriale beslag terecht is gelegd.
4.4.
Het ligt op de weg van [gedaagden] om als beslagleggers aannemelijk te maken dat het beslag terecht is gelegd. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de bodemrechter, als in het executiegeschil een bodemprocedure wordt gevoerd, tot het oordeel komt dat de dwangsommen zijn verbeurd. Dat vraagt om een inschatting van de kans dat [gedaagden] in een eventuele bodemprocedure erin slagen te bewijzen dat [eiseres] niet (volledig) aan de aan haar in het vonnis opgelegde verbod en gebod heeft voldaan. De vraag of dwangsommen zijn verbeurd moet worden beantwoord door de door [eiseres] verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van het verbod en gebod, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dienen het doel en de strekking van het verbod en het gebod tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat deze niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.5.
Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] het vonnis sinds het wijzen daarvan dagelijks overtreden. Ter onderbouwing van die stelling hebben [gedaagden] een usb-stick met 52 voorbeelden - beeldopnamen met geluid - in het geding gebracht. Hoewel het [gedaagden] in het kader van de voldoening aan hun - ook in kort geding geldende - stel- en bewijsplicht had gepast om de filmpjes van een toelichting te voorzien, heeft [eiseres] voldoende inhoudelijk op de filmpjes gereageerd (o.a. gelet op haar producties 8 en 12) om, aan de hand van de in die filmpjes getoonde feitelijke gedragingen van [eiseres], in relatie tot het aan haar in het vonnis van 5 augustus 2024 opgelegde ver- en gebod, over de vraag of en in hoeverre [eiseres] dwangsommen heeft verbeurd en, in verband daarmee, of het beslag terecht is gelegd, te oordelen.
4.6.
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] pas dwangsommen kan hebben verbeurd na de betekening van het vonnis van 5 augustus 2024 aan haar. Het vonnis is op 12 september 2024 aan [eiseres] betekend. Vanaf dat moment zijn de dwangsommen van € 250,- per overtreding gaan lopen. Bij deurwaardersexploot van 17 februari 2025 hebben [gedaagden] de maximale dwangsom van € 25.000,- (exclusief kosten) van [eiseres] opgeëist. Dit betekent dat [eiseres] volgens [gedaagden] in de periode van 12 september 2024 tot en met 17 februari 2025 het vonnis van 5 augustus 2024 100 keer zou hebben overtreden.
4.7.
De voorzieningenrechter heeft de 52 door [gedaagden] overgelegde filmpjes steekproefsgewijs bekeken en heeft geconstateerd dat een deel van de filmpjes niet te openen is, dat [eiseres] op een aantal niet te verstaan is en dat niet op alle bekeken beelden duidelijk is wat er nu precies gebeurt. Het door [gedaagden] overgelegde bewijsmateriaal is hierdoor niet volledig en goed toegankelijk, waardoor niet zonder meer kan worden vastgesteld dat [eiseres] in het tijdsbestek van 12 september 2024 tot en met 17 februari 2025 het maximum aan dwangsommen heeft verbeurd. Dat rechtvaardigt reeds de opheffing van het aldus disproportioneel gelegde executoriale beslag op de woning van [eiseres].
Dat [eiseres] énige dwangsommen heeft verbeurd door het in het vonnis in 4.1 opgelegde verbod te overtreden, is wel aannemelijk. Dit hebben [gedaagden] in voldoende mate gestaafd met o.a. het filmpje van 22 januari 2025 te 07:45 uur. Daarin is te zien dat [eiseres] in de camera van [gedaagden] praat en is te horen wat zij zegt. [eiseres] richt zich in feite rechtstreeks tot [gedaagden], wat valt onder het in het vonnis van 5 augustus 2024 bedoelde verboden ‘aanspreken’. Het doel van het verbod is om de ongezonde burenrelatie te reguleren en escalatie (als gevolg van actie-reactie over en weer) te voorkomen. Daaraan draagt dit (intimiderende en/of beledigende) gedrag van [eiseres] jegens [gedaagden] niet bij. Zoals [eiseres] zelf ook stelt en de voorzieningenrechter in meerdere filmpjes heeft kunnen constateren, spreekt [eiseres] regelmatig tot [gedaagden] via hun camera’s wat in beginsel iedere keer als een overtreding is aan te merken. Hoe vaak precies, en dus voor welk bedrag [eiseres] dwangsommen heeft verbeurd, en of zij het in het vonnis in 4.2 opgelegde gebod ook heeft overtreden, is, gelet op de reikwijdte van dit kort geding, niet inzichtelijk. Daarvoor is nader onderzoek nodig waarvoor deze procedure zich niet leent. Ook deze op dit moment bestaande onduidelijkheid rechtvaardigt opheffing van het executoriaal beslag op de woning van [eiseres].
4.8.
[eiseres] vraagt daarnaast om de executie van het executoriale beslag te staken en gestaakt te houden. Voor zover die vordering met de opheffing van het beslag al niet wordt toegewezen, is deze voor het overige niet toewijsbaar. Immers, uitgangspunt is dat [gedaagden] de bevoegdheid hebben het vonnis in conventie ten uitvoer te leggen. Tot die bevoegdheid behoort ook de executie van uit dat vonnis in conventie voortvloeiende dwangsommen voor zover deze verbeurd zijn, maar nog niet (volledig tot het maximum) zijn geïnd. Uit het hiervoor overwogene blijkt ook dat niet valt uit te sluiten dat [eiseres] aan [gedaagden] een bedrag aan dwangsommen verschuldigd is. In een bodemprocedure moet hierover uitsluitsel worden verkregen.
4.9.
Aannemelijk is dat partijen zich in een aanhoudend proces van actie-reactie bevinden. Zij verkeren in een impasse. De voorzieningenrechter acht het noodzakelijk dat die impasse wordt doorbroken, waartoe partijen zelf niet in staat lijken. De voorzieningenrechter acht het daarom aangewezen om de vordering onder 3 toe te wijzen, nu onbetwist is gebleven en door de voorzieningenrechter ook is geconstateerd dat [gedaagden] (de woning en de tuin van) [eiseres] in strijd met de afspraken van 25 januari 2023 hebben gefilmd. Dit moet ertoe leiden dat aan de ten laste van [gedaagden] onder 4 en 5 in het proces-verbaal van 25 januari 2023 gemaakte afspraken een extra prikkel tot nakoming wordt verbonden in de vorm van een beperkte en gemaximeerde dwangsom. De voorzieningenrechter verwacht dat, als [gedaagden] zich aan deze afspraken houden, dit de machteloosheid die [eiseres] stelt te ervaren als gevolg van het filmen doet verminderen en daarmee de reacties van [eiseres] jegens [gedaagden] doen afnemen tot nihil. De afspraken in 4 en 5 gelden evenzeer voor [eiseres]. De voorzieningenrechter verwacht van [eiseres] dat ook zij zich aan de gemaakte afspraken houdt (waaraan vooralsnog geen dwangsom is verbonden).
Proceskosten
4.10.
Omdat elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen en de situatie waarin partijen zitten het gevolg is van actie-reactie over en weer, worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft het op 28 maart 2025 ten laste van [eiseres] op haar aandeel in de woning aan [adres] (kadastrale aanduiding: [perceel]) gelegde executoriale beslag op,
5.2.
verbiedt [gedaagden] om in strijd met de tussen partijen gemaakte afspraken die in 4 en 5 van het proces-verbaal van 25 januari 2023 zijn opgenomen, te handelen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 25.000,-,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.1734/676