In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker], de zoon en erfgenaam van de overleden [naam 1]. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter om aanwijzingen te geven aan de vereffenaar, [verweerder], die is benoemd in de nalatenschap van [naam 1]. De vereffenaar is voornemens om een schikking te treffen in een lopende procedure waarbij [bedrijf 1] betrokken is, maar [verzoeker] is het hier niet mee eens en vreest dat zijn belangen niet voldoende worden behartigd.
De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 7 april 2025 is ontvangen. Tijdens een zitting op 4 augustus 2025 zijn beide partijen en hun gemachtigden aanwezig geweest. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wet geen mogelijkheid biedt voor een belanghebbende om de kantonrechter te verzoeken een vereffenaar aanwijzingen te geven. Artikel 4:210 BW biedt de kantonrechter wel de mogelijkheid om ambtshalve aanwijzingen te geven, maar de kantonrechter ziet in deze zaak geen aanleiding om dit te doen.
De vereffenaar heeft zijn afwegingen toegelicht en aangegeven dat de uitkomst van de procedure onzeker is en dat de kosten voor de procedure al zijn opgelopen tot bijna € 250.000,-. De kantonrechter concludeert dat de vereffenaar op zorgvuldige wijze tot zijn beslissing is gekomen om een schikking aan te gaan. Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen en hij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.