ECLI:NL:RBROT:2025:10041

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11547058 CV EXPL 25-3481
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en kostenvergoeding door Q-Park na ongeoorloofd verlaten van parkeeraccommodatie door middel van treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die op 7 november 2024 de parkeeraccommodatie van Q-Park heeft verlaten zonder het verschuldigde parkeergeld te betalen, door middel van 'treintje rijden'. Q-Park vordert een totaalbedrag van € 510,38, bestaande uit een tarief voor een verloren kaart, schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkent dat hij 'treintje heeft gereden', maar stelt dat hij dit deed onder druk van omstandigheden, omdat zijn vader buiten in de kou stond te wachten. Hij dacht dat hij met een parkeerapp had betaald, maar dit bleek niet het geval te zijn. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde € 503,48 moet betalen, inclusief rente en proceskosten. De kantonrechter oordeelt dat de algemene voorwaarden van Q-Park niet oneerlijk zijn en dat de gedaagde aansprakelijk is voor de kosten die voortvloeien uit zijn handelen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11547058 CV EXPL 25-3481
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. Ch.F.P.M. Spreksel, advocaat te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Q-Park’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 februari 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen mondeling verweer en het schriftelijk verweer, met bijlagen;
  • de repliek, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de mondeling dupliek van [gedaagde].
1.2.
De uitspraak van het vonnis is, na aanhouding op de rol van 11 juli 2025, door de kantonrechter nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?

2.1.
Op 7 november 2024 is [gedaagde] met zijn auto (kenteken [kenteken]) de parkeeraccommodatie ROTTERDAM-de Rotterdam ingereden. Deze parkeeraccommodatie wordt geëxploiteerd en beheerd door Q-Park. [gedaagde] is de parkeeraccommodatie uitgereden door, zonder het verschuldigde parkeergeld te betalen, direct achter een voorganger onder c.q. langs de slagboom te rijden (‘treintje rijden’).
Wat vordert Q-Park en waarom?
2.2.
Q-Park vordert samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 510,38 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit € 70,00 tarief verloren kaart, € 373,81 schadevergoeding en € 66,57 buitengerechtelijke kosten.
2.3.
Q-Park baseert de vordering op het volgende.
[gedaagde] moet op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden het tarief verloren kaart van in dit geval € 70,00 en een schadevergoeding van € 373,81 betalen, omdat hij de parkeeraccommodatie heeft verlaten op een manier die in strijd is met die voorwaarden. [gedaagde] moet volgens Q-Park ook een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten betalen op grond van de wet. Hij is namelijk conform de geldende regels aangemaand om de bedragen alsnog zonder bijkomende kosten te betalen, maar heeft hij dat niet gedaan. De vergoeding is berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en bedraagt € 66,57.
Wat wil [gedaagde] en waarom?
2.4.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Q-Park. Hij erkent dat hij treintje heeft gereden, maar hij heeft nooit de intentie gehad om dit te doen. [gedaagde] dacht dat hij met zijn parkeerapp Easypark de parkeerkosten van het parkeergarage had betaald, maar dit bleek een vergissing te zijn. De slagboom ging niet open. Hij heeft daarover contact gehad met een medewerker van Q-Park, die hem naar een automaat verwees om daar alsnog te betalen. [gedaagde] heeft gevraagd of het mogelijk was om achteraf te betalen, omdat zijn vader van 85 jaar die Alzheimer had buiten in de kou stond te wachten. De medewerker van Q-Park zei dat het niet kon en dat hij zijn auto moest terugzetten op de parkeerplek en eerst moest betalen. De bestuurder die achter [gedaagde] stond te wachten om uit te rijden had zijn verhaal aangehoord en bood aan dat hij als eerste de parkeergarage zou uitrijden, zodat [gedaagde] rustig achter hem aan kon rijden. [gedaagde] voelde zich in het nauw gedreven. [gedaagde] heeft daarom inderdaad de parkeeraccommodatie verlaten door treintje te rijden, maar hij heeft daarmee op geen enkele wijze schade veroorzaakt. De volgende of daaropvolgende dag heeft [gedaagde] de servicedesk gebeld en ook aangeboden om de verschuldigde parkeerkosten alsnog te betalen, vermeerderd met administratiekosten. Die mogelijkheid is door Q-Park niet geboden. [gedaagde] is alleen bereid om de verschuldigde parkeerkosten van € 14,50 te betalen.
De uitkomst
2.5.
[gedaagde] moet € 64,00 aan tarief verloren kaart, € 373,81 aan schadevergoeding en € 65,67 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten betalen aan Q-Park, in totaal dus € 503,48. Die beslissing wordt hierna uitgelegd.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen
2.6.
Vast staat dat [gedaagde] op 7 november 2024 zijn auto heeft geparkeerd op een parkeerfaciliteit van Q-Park. Q-Park stelt dat bij de ingang de geldende tarieven en (toepasselijkheid van) de algemene voorwaarden op een informatiebord staan. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Op een door Q-park overgelegde foto is ook te zien dat er op dat bord staat:
“Toegang en gebruik van Q-park uitsluitend onder toepassing van de Algemene Voorwaarden Parkeren.”Deze mededeling is voldoende duidelijk. Door langs dit bord de parkeerfaciliteit van Q-park in te rijden, heeft [gedaagde] een overeenkomst met Q-park gesloten en de algemene voorwaarden van Q-park geaccepteerd.
Ambtshalve toetsing boetebeding
2.7.
Q-Park stelt dat [gedaagde] in strijd met artikel 5.5 en/of 5.7 van de algemene voorwaarden van Q-Park heeft gehandeld. Op grond van de artikelen 5.5. t/m 5.8 van de toepasselijke voorwaarden vordert Q-Park (aanvullende) schadevergoeding per keer treintje rijden alsmede het geldende tarief verloren kaart van € 70,-.
2.8.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden van Q-park oneerlijke bepalingen staan, zoals bedoeld in Richtlijn 93/13 EG. De kantonrechter moet oneerlijke bepalingen vernietigen. Q-park mag die bepaling dan niet gebruiken en ook geen beroep meer doen op aanvullend recht. [1]
2.9.
De toepasselijke algemene voorwaarden van Q-Park luiden als volgt:
“(…)
5.5.
Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 382,41 (incl. BTW prijspeil 2025). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”
(…)
5.7.
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in dit artikel constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 382,41 (incl. BTW prijspeil 2025). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
2.10.
De kantonrechter vernietigt bovengenoemde bepaling niet. De kantonrechter is van oordeel deze bepaling namelijk niet oneerlijk en licht dit als volgt toe.
2.11.
Bij de beoordeling heeft de kantonrechter in aanmerking hetgeen Q-Park gemotiveerd heeft gesteld over onder meer de beoogde preventieve werking van de schadevergoeding, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de parkeergarage en over de hoogte van de hierdoor door haar geleden schade. Q-Park heeft kosten moeten maken door de noodzakelijke investeringen en verrichte werkzaamheden om treintje rijden te registreren en tegen te gaan. Verder lijdt Q-Park door deze gedraging schade, waaronder omzetderving. Ook vanwege het algemeen belang dient Q-Park treintje rijden tegen te gaan. Treintje rijden lokt kopieergedrag uit. Q-Park ziet zichzelf genoodzaakt treintje rijden een halt toe te roepen. Het ‘treintje rijden’ leidt volgens Q-Park tot gevaarlijke situaties in en buiten de parkeergarage. Voor een voldoende preventieve werking is volgens Q-Park vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is om als voldoende afschrikwekkend te worden ervaren om de treintje rijder te ontmoedigen en om als ‘prikkel tot nakoming’ te fungeren. Deze uitleg over het beding heeft [gedaagde] niet weersproken.
2.12.
De kantonrechter concludeert dat Q-Park een plausibele verklaring heeft gegeven voor het hanteren voor een boetebeding voor “het treintje rijden”. De boete die daarvoor staat, waaronder het tarief verloren kaart en het gevorderde bedrag van € 373,81 als schadevergoeding, komt de kantonrechter niet onredelijk hoog voor.
De verweren van [gedaagde] slagen niet
2.13.
In de conclusie van repliek heeft Q-Park gesteld dat zij de mogelijkheid biedt om achteraf contact op te nemen. Indien [gedaagde] direct na zijn gedraging, of in elk geval kort na 7 november 2024, contact had opgenomen met (de klantenservice van)
Q-Park, was er voor Q-Park geen noodzaak geweest om het dossier op te pakken. Door de zaak op zijn beloop te laten heeft Q-Park kosten gemaakt.
2.14.
[gedaagde] stelt dat hij direct contact met de helpdesk van Q-Park heeft opgenomen. Hij verwijst naar de overgelegde correspondentie tussen partijen. De kantonrechter constateert dat Q-Park per mail van 22 november 2024 [gedaagde] heeft gevraagd om bewijs te leveren dat hij de helpdesk achteraf heeft gebeld. [gedaagde] heeft hiervan geen bewijs overgelegd. Ook in deze procedure is niet gebleken dat [gedaagde] bewijs heeft geleverd dat hij direct (1 of 2 dagen na 7 november 2024) zelf contact met de helpdesk van Q-Park heeft opgenomen. Er is alleen een eerste e-mailbericht van [gedaagde] van 19 november 2024 en niet van een eerdere datum. Dat e-mailbericht heeft [gedaagde] kennelijk geschreven als reactie op een eerder bericht van Q-Park, want [gedaagde] begint zijn e-mail met de zin
“Als je een verhaal schrijft, moet je geen belangrijke feiten moedwillig erbuiten houden”.Het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen.
2.15.
Ook het beroep van [gedaagde] op overmacht gaat niet op. Niet is gebleken dat de situatie van de vader [gedaagde] zo schrijnend was dat [gedaagde] niet gevergd kon worden dat hij de auto terug zou zetten en zou betalen voordat hij de parkeeraccommodatie zou verlaten. De stelling van [gedaagde] dat hij op dat moment niet in het bezit was van een betaalmiddel kan niet tot een andere conclusie leiden. Niet alleen komt die omstandigheid geheel en al voor rekening en risico van [gedaagde] zelf, maar bovendien is die stelling ook weinig aannemelijk. [gedaagde] stelt immers zelf dat hij samen met zijn vader bij [naam restaurant] gegeten heeft. Hij heeft dus de rekening van het restaurant moeten betalen, zodat aangenomen moet worden dat ofwel [gedaagde] ofwel zijn vader op dat moment over een betaalmiddel beschikte, waarmee ook de parkeerkosten afgerekend konden worden.
Het tarief verloren kaart en de schadevergoeding
2.16.
[gedaagde] heeft erkend dat hij ‘treintje heeft gereden’. Het staat daarom ook vast dat [gedaagde] zonder te betalen de parkeeraccommodatie heeft verlaten door middel van “treintje rijden”. Die manier van verlaten van de parkeeraccommodatie is verboden in de algemene voorwaarden en de consequentie van die gedraging is dat de klant het tarief verloren kaart en een schadevergoeding moet betalen aan Q-Park.
2.17.
[gedaagde] moet op basis van de algemene voorwaarden het tarief voor een verloren kaart betalen. De kantonrechter stelt het tarief verloren kaart vast op € 64,00. Dat is 2x het dagtarief dat op het informatiebord van de parkeeraccommodatie is vermeld. Dat blijkt uit de foto die Q-Park heeft overgelegd (productie 2 bij de dagvaarding). De € 70,00 die Q-Park vordert, staat – in tegenstelling tot wat Q-Park stelt – niet op het informatiebord van de parkeeraccommodatie, althans dat blijkt niet uit de foto die Q-Park heeft overgelegd. Voor de verloren kaart is dus enkel € 64,00 toewijsbaar, het meerdere wordt bij gebrek aan een deugdelijke grondslag afgewezen.
2.18.
De gevorderde schadevergoeding van € 373,81 (aanvullende schadevergoeding) op grond van het boetebeding is ook toewijsbaar.
De incassokosten
2.19.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 65,67 toegewezen. Aan alle voorwaarden om een vergoeding voor deze kosten te krijgen is voldaan (artikel 6:96 BW). Wel zijn de buitengerechtelijke incassokosten alleen berekend over het bedrag dat is toegewezen.
De rente
2.20.
De rente wordt toegewezen, omdat Q-Park genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist. De rente is toewijsbaar vanaf 1 december 2024, gezien de ingebrekestelling gedateerd 15 november 2024 (prod. 5 bij dagvaarding)
Q-Park moet de proceskosten betalen
2.21.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Q-Park moet betalen op € 120,78 aan dagvaardingskosten, € 340,00 aan griffierecht, € 270,-aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 135,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 865,78. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.22.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Q-Park dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park te betalen € 503,48 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 437,81 vanaf 1 december 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Q-Park worden begroot op € 865,78;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
821

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68