ECLI:NL:RBROT:2025:10044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/681213 / JE RK 24-1234
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 juli 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, verlengd voor de duur van zes maanden. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzocht heeft om de minderjarige onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige, met zorgen over zijn opvoedomgeving, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. De moeder van de minderjarige is belast met het ouderlijk gezag en woont bij hem. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een van 4 februari 2025, al maatregelen getroffen, maar de samenwerking met de moeder verloopt moeizaam. De kinderrechter heeft de noodzaak van hulpverlening benadrukt, vooral gezien de aanstaande meerderjarigheid van de minderjarige in 2026. De kinderrechter heeft de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) de regie gegeven om de noodzakelijke hulpverlening te organiseren, en heeft de moeder aangespoord om meer openheid te geven en samen te werken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/681213 / JE RK 24-1234
Datum uitspraak: 29 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] ,
advocaat mr. C.W.F. Jansen, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 februari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 27 juni 2025.
1.2.
Op 29 juli 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de Raad, [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger 3] .
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 februari 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 4 augustus 2025. Het overige verzochte werd aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad heeft bij verzoekschrift van 28 mei 2024 verzocht [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Thans dient er over de resterende periode van zes maanden te worden beslist.
3.2.
De Raad heeft het restant van het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad verwijst naar de aanvullende raadsrapportage. Het is de afgelopen tijd een uitdaging geweest om met de moeder in gesprek te raken. Het is de Raad niet gelukt om met Anti Pesto in contact te komen. Het proces is daarnaast aanzienlijk vertraagd omdat de moeder steeds elk verzoek vanuit de Raad met haar advocaat wil bespreken. De school van [minderjarige] heeft aangegeven dat hij goed op zijn plek zit. De moeder ziet dit anders. Onlangs is er bij [minderjarige] een IQ-test afgenomen. De resultaten hiervan zijn echter nog niet bekend, omdat de moeder hiervoor geen toestemming geeft. De moeder wil dat een andere organisatie [minderjarige] test. [minderjarige] begeeft zich nog steeds in zorgelijke situaties en hij heeft passende hulp nodig. Hulpverlening binnen het vrijwillig kader is hierbij ontoereikend gebleken.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft zich ter zitting bij het standpunt van de Raad aangesloten. Sinds de start van de ondertoezichtstelling verloopt de samenwerking met de moeder moeizaam. Het lukt de GI niet, of met veel moeite, om een gesprek in te plannen met de moeder en/of [minderjarige] . De GI heeft de zorgen met de moeder besproken en aangegeven dat er echt zicht moet komen op de thuissituatie van [minderjarige] alvorens er passende hulp ingezet kan worden. Bij ASVZ is er vanaf juni 2025 een wachtlijst van negen maanden en daarom heeft de GI ingezet op hulpverlening vanuit Jeugdprofs. De GI heeft bij hen een intakegesprek ingepland voor de inzet van opvoedondersteuning en een jongerencoach voor [minderjarige] , maar ook dit komt moeilijk van de grond. Inmiddels heeft de GI een vooraankondiging van een schriftelijke aanwijzing naar de moeder verstuurd. Hierin is staat dat er van de moeder verwacht wordt dat zij meewerkt aan de hulp die geboden wordt en dat zij toestemming geeft om de IQ-test resultaten van [minderjarige] te laten uitwerken. De moeder wil dat er een nieuwe IQ-test bij [minderjarige] wordt afgenomen door een andere organisatie. Daarnaast is de moeder van mening dat de school van [minderjarige] niet goed bij hem aansluit. De moeder vindt het praktijkcollege passender, terwijl de school heeft aangegeven dat [minderjarige] bij hen goed op zijn plek zit. [minderjarige] is een lieve jongen maar is tegelijkertijd extra kwetsbaar en beïnvloedbaar vanwege zijn LVB-problematiek. Alles bij elkaar concludeert de GI dat het in het afgelopen half jaar niet is gelukt om (voldoende) stappen te maken.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het restant van het verzoek van de Raad. De moeder wil voorop stellen dat de wachtlijstproblematiek niet aan de moeder te wijten is, wachtlijsten zijn er nu eenmaal. In het verlengde van de wachtlijstproblematiek vraagt de moeder zich af hoeveel de inzet van de hulpverlening nu nog gaat bieden omdat [minderjarige] over een jaar 18 jaar zal zijn. Daarnaast brengt de moeder – bij monde van haar advocaat – naar voren dat het de moeder haar goed recht is om met haar advocaat te overleggen. De moeder heeft zichzelf en haar huis de afgelopen tijd voor de GI opengesteld en is naar alle afspraken gekomen. Dat de moeder niet verschenen is voor het intake gesprek had een goede reden. De moeder was namelijk met [minderjarige] in het ziekenhuis en heeft de GI hierover bericht. Daarnaast heeft de moeder de hulpverlening kennis laten maken met Anti Pesto, zij bieden één op één coaching en zijn goed in contact met de school van [minderjarige] . De moeder heeft geen vertrouwen in de hulpverleningsorganisaties die de GI voorstelt. De hulp vanuit Anti Pesto volstaat en sluit goed aan bij [minderjarige] . Anti Pesto heeft gerapporteerd aan de Raad en sindsdien worden er steeds meer zaken bij gehaald. Via de school van [minderjarige] is er een IQ-test bij hem afgenomen. De uitkomsten zijn de moeder niet bekend en de moeder zou graag zien dat een externe organisatie [minderjarige] ’s IQ-test. Dit heeft de moeder ook bij de GI aangegeven en het is de taak van de GI om dit te regelen. Daarnaast heeft [minderjarige] aangegeven niets meer te leren op zijn huidige school. School schat [minderjarige] heel laag in. De moeder is daarom van mening dat het HPC centrum voor praktijkonderwijs goed bij [minderjarige] zou aansluiten. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 4 februari waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden is uitgesproken omdat het vanaf het begin al niet duidelijk was of een ondertoezichtstelling echt nodig was. De moeder zit er bovenop, is erg betrokken bij [minderjarige] en heeft alles onder controle. De verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom niet nodig. Er is bovendien geen sprake van een concrete bedreiging.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er nog onveranderd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . De zorgen liggen in zijn opvoedomgeving, zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling en zijn sociale contacten. Daarom moet er zicht komen op de thuissituatie (de opvoedomgeving) en ontwikkeling van [minderjarige] . Omdat dit in het vrijwillig kader onvoldoende lukte, is [minderjarige] bij beschikking van 4 februari 2025 onder toezicht gesteld. Het gerechtshof Den Haag heeft deze beschikking van de rechtbank op 18 juni 2025 bekrachtigd.
5.3.
In de afgelopen periode heeft de Raad aanvullend onderzoek gedaan en heeft de GI de regie gekregen om te handelen in het belang van [minderjarige] . De samenwerking tussen de moeder en de GI verloopt echter moeizaam en zij verschillen van mening over wat het beste is voor [minderjarige] . Verder is het de Raad en de GI in de afgelopen periode niet gelukt om met Anti Pesto in contact te komen. Hierdoor is het nog altijd niet duidelijk welke hulp Anti Pesto precies biedt en of deze aansluit bij wat [minderjarige] nodig heeft en of die hulp voldoende is. Daarnaast heeft de moeder tot op heden weinig openheid van zaken gegeven over de thuissituatie en is zij afhoudend geweest met het toelaten van de hulpverlening. Het is begrijpelijk dat zij overleg wil met haar advocaat, maar het is in de praktijk niet werkend dat als de GI met haar of met [minderjarige] in gesprek wil, de moeder eerst willen overleggen met haar advocaat. Onderdeel van een ondertoezichtstelling is dat de GI gesprekken voert met de betrokkenen, in dit geval (ten minste) met de moeder en [minderjarige] . Het lijkt er dan toch op dat vooral door de houding van de moeder de noodzakelijke hulp voor [minderjarige] de afgelopen periode niet van de grond is gekomen. Ook heeft de GI nog altijd geen zicht op de thuissituatie. En zoals de moeder zelf al aan heeft gegeven, de tijd begint te dringen voor [minderjarige] , omdat hij volgend jaar 18 jaar wordt. Het is dus zaak dat er wordt doorgepakt.
5.4.
Het is positief dat er in de afgelopen periode al een IQ-onderzoek is gedaan bij [minderjarige] . De moeder heeft echter aangevoerd dat zij wil dat het IQ van [minderjarige] door een externe organisatie getest wordt dan wel dat de uitkomst van dat onderzoek door een derde partij wordt uitgewerkt. De kinderrechter wil partijen meegeven dat het voor [minderjarige] belangrijk is dat duidelijk wordt wat hij wel en niet kan op cognitief gebied, zodat duidelijk wordt naar welke school hij het beste kan gaan. Het kan zijn dat de moeder daarover geen twijfels heeft - zij heeft al een andere school voor [minderjarige] voor ogen -, maar de (huidige) school denkt er anders over. Het zou niet in het belang van [minderjarige] zijn als hij wordt overgeplaatst naar een andere school, als vervolgens blijkt dat dit (ook) geen goede school voor hem is. Daarnaast wil de GI hulpverlening van Jeugdprofs inzetten. Dit is een professionele organisatie en als zij op korte termijn opvoedondersteuning en een jongerencoach kunnen bieden, lijkt dat de kinderrechter een kans om aan te grijpen, zodat er vooruitgang kan worden geboekt, in die zin dat de GI zicht kan krijgen op de thuissituatie en zicht op de begeleiding van [minderjarige] en wat hij eventueel verder nodig heeft. Met Anti Pesto lukt dat niet en net als de GI heeft de kinderrechter haar twijfels of de hulp van Anti Pesto voor [minderjarige] voldoende is.
5.5.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de ondertoezichtstelling voor de resterende duur wordt verlengd. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden verlengen, te weten tot 4 februari 2026. De GI dient betrokken te blijven om de noodzakelijke hulpverlening op te starten en de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen. Het is aan de GI om daarin de regie te voeren. Daarnaast is het voor [minderjarige] van belang dat de moeder meewerkt, zich (verder) openstelt richting de GI en zich inzet voor de hulpverlening.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, te weten tot 4 februari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025, in aanwezigheid van S.L. Bulte als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.