ECLI:NL:RBROT:2025:10045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/701713 / JE RK 25-1260
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling en verbeterde relatie met de moeder

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 juli 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige opgeheven. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2009, die onder toezicht stond van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn, gezien de positieve ontwikkeling van de minderjarige en de verbeterde relatie met zijn moeder. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, was niet aanwezig tijdens de zitting, maar de kinderrechter heeft vastgesteld dat zij correct was opgeroepen. De minderjarige heeft tijdens een kindgesprek met de kinderrechter aangegeven dat zijn contact met de moeder is verbeterd en dat hij achter de beëindiging van de ondertoezichtstelling staat. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de minderjarige aan te melden voor een kamertrainingscentrum, zodat de positieve ontwikkelingen kunnen worden voortgezet. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701713 / JE RK 25-1260
Datum uitspraak: 29 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een opheffing ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,
gevestigd te [plaats] , hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 19 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezige heeft daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [zorggroep] , [locatie] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 november 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 november 2025. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij diezelfde beschikking de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 13 november 2025.

3.Het (gewijzigde) verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op te heffen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting haar verzoek gewijzigd in die zin dat er nu verzocht wordt om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] per 12 augustus 2025 op te heffen.
3.3.
De GI heeft het (gewijzigde) verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In februari 2025 is duidelijk geworden dat [minderjarige] niet meer terug naar huis kan. [minderjarige] zal verder opgroeien op een groep of op een kamertrainingscentrum, waarvoor de GI hem zal aanmelden. De relatie tussen [minderjarige] en de moeder zal er altijd een blijven van aantrekken en afstoten. Op dit moment is [minderjarige] bijna dagelijks bij de moeder. De moeder is rustiger en ook [minderjarige] weet zich beter een houding te geven. Er is goed contact tussen de moeder, [minderjarige] en de hulpverleners en daarom is het gedwongen kader niet langer nodig. [minderjarige] is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Waar eerder sprake was van een ernstig beschadigde jongen wordt nu een zelfstandige jong volwassene gezien. De GI betreurt dat de moeder niet ter zitting is verschenen. Ook zij verdient complimenten en heeft zich de afgelopen tijd ontwikkeld tot een beschikbare moeder voor [minderjarige] . De ondertoezichtstelling van het zusje van [minderjarige] wordt met toestemming van de Raad voor de Kinderbescherming per 12 augustus 2025 beëindigd. De GI wenst daarom ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige] per 12 augustus te beëindigen, waarna de hulpverlening in het vrijwillig kader door kan lopen.

4.De mening van [minderjarige]

heeft in het kindgesprek met de kinderrechter aangegeven dat zijn contact met de moeder in de afgelopen tijd is verbeterd en stabieler is geworden. [minderjarige] werkt hard en heeft fijn contact met zijn vrienden. [minderjarige] staat achter de beëindiging van de ondertoezichtstelling. [minderjarige] heeft er vertrouwen in dat het contact tussen hem, de moeder en de hulpverlening goed genoeg is om toekomstige problemen aan te kunnen pakken. [minderjarige] geeft aan dat zijn moeder ook achter het verzoek van de GI staat.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:261 juncto artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een ondertoezichtstelling opheffen indien de wettelijke gronden niet langer worden vervuld. De kinderrechter kan dit doen op verzoek van de GI of een met het gezag belaste ouder of minderjarige van twaalf jaar of ouder.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn. Daarom zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 12 augustus 2025 worden opgeheven. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
Het gaat goed met [minderjarige] . Hij ontwikkelt zich goed bij [zorggroep] en combineert zijn werk als hovenier met een opleiding. [minderjarige] en de moeder zijn goed in contact met de hulpverlening en staan open voor hulp. [minderjarige] heeft een mooie groei doorgemaakt. Hij kan zijn gevoelens benoemen en is zelfstandig. Bij [zorggroep] heeft [minderjarige] structuur en duidelijkheid en dat doet hem goed. De moeder heeft dagelijks contact met [minderjarige] en hun relatie is verbeterd en stabiel. De moeder is het ermee eens dat [minderjarige] niet meer thuis komt wonen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en voor zover die bedreiging er nog is, kan die worden weggenomen of verminderd met hulp in het vrijwillig kader. De kinderrechter kan derhalve instemmen met het verzoek om de ondertoezichtstelling op te heffen met ingang van 12 augustus 2025.
5.4.
De kinderrechter geeft [minderjarige] en de moeder een groot compliment mee voor dat wat zij de afgelopen periode samen hebben bereikt. De kinderrechter wenst voor [minderjarige] dat de positieve ontwikkelingen door zullen blijven gaan en heeft er vertrouwen in dat hij, al dan niet met hulp van zijn moeder of een begeleider, de gewenste of noodzakelijke hulpverlening in het vervolg zelfstandig kan aanvragen. Het is van belang dat [minderjarige] zijn verblijf bij [zorggroep] voortzet en de adviezen opvolgt over een vervolgplaatsing. De kinderrechter vraagt de GI expliciet [minderjarige] aan te melden voor een kamertrainingscentrum (of meerdere centra, indien nodig), voor 12 augustus a.s., voor zover dat nog niet is gebeurd. Nu de ondertoezichtstelling van [minderjarige] per 12 augustus a.s. wordt beëindigd, betekent dit ook dat zijn machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder per 12 augustus 2025 niet meer nodig is en dan zal eindigen.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op met ingang van 12 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van S.L. Bulte als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.