Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- mevrouw B.S. Koppers-Pronk, curator;
- [naam 1], moeder van verzoeker;
- [naam 2], vader van verzoeker.
2.De beoordeling
weleen verzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid Fw ingediend.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door curator mr. B.S. Koppers-Pronk, had eerder op 30 januari 2024 faillissement aangevraagd. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 werd vastgesteld dat de verzoeker op 17 augustus 2023 een verzoek had ingediend om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek was ingetrokken omdat de benodigde financiële stukken niet tijdig waren aangeleverd. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet, omdat het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en de verzoeker reeds een WSNP-verzoek had ingediend. Hierdoor werd de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De rechtbank merkte op dat de verzoeker na opheffing van het faillissement een nieuw verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen.